Uw oude dag begint vandaag

Groepsverzekeringen, bedrijfsleidersverzekeringen, de 80%ûregel… Vaak worden ze gebruikt om hun fiscale kwaliteiten. Dat is jammer, want als ze gebruikt zouden worden om hun typische kenmerken, zijn ze veel rijker dan louter fiscale besparingssystemen.Een overzicht.

Een overzicht.

Van Doorslaar is niet ontevreden, maar vraagt zich toch af hoe het verder moet. De werkdagen van 14 uren, zijn vrouw en kinderen die ook wel eens wat aandacht willen… Hij besluit te doen wat zijn boekhouder al jaren wil: een audit van zijn structuur laten opmaken. Niet alleen een financieel-boekhoudkundig plan, maar vooral een toekomstplan met visie.

Vandaag liggen de kaarten als volgt. Als Marc zou overlijden, is de zaak commercieel onthoofd en is het zeer de vraag wie hem kan opvolgen. En als hij de zaak op termijn wil overdragen of verkopen, dan moet hij het een en ander herschikken.

Stap voor stap

Het eerste wat Marc moet doen, is een plan opmaken en de meest dringende problemen eerst oplossen. Chronologisch levert dat dit to-do-lijstje op.

1. Afzekeren invaliditeitsproblematiek (cashflowbenadering)

2. Afzekeren overlijdensproblematiek (cashflowbenadering)

3. Noodscenario’s opmaken en documenteren (vermogensbenadering)

4. Opvolgingsproblematiek voorbereiden (vermogensbenadering)

5. Pensioen veiligstellen (cashflowbenadering)

Marcs probleem heeft twee dimensies: cashflow en vermogen. Qua cashflow kijken we vooral naar de inkomsten- en uitgavenpositie. Is er met andere woorden genoeg inkomen om de uitgavenbehoefte te dekken? Dit is de klassieke benadering van risico’s.

Minstens zo belangrijk is het uitwerken van de vermogensbenadering. Daarbij wordt de structuur van het vermogen na één of andere gebeurtenis (stopzetting van de activiteit, pensioen) of sinister (overlijden, invaliditeit) geanalyseerd. Bestaat er een noodplan voor het geval zich een sinister voltrekt op het niveau van de controle en het bestuur van het vermogen?

In de situatie van Marc Van Doorslaar zijn zowel de invaliditeits- als de overlijdensproblematiek op cashflowvlak voldoende afgezekerd. De dekkingen op het vlak van overlijden en invaliditeit die voorzien zijn in de groepsverzekering, en het opgebouwde vermogen in de privé-sfeer, zorgen ervoor dat zijn echtgenote niet in de kou blijft staan.

Een ander punt is echter de structuur die zich aandient op het ogenblik dat hij een ongeluk krijgt of zou overlijden.

Noodscenario’s opmaken en documenteren

Van Doorslaar moet dringend de belangrijkste parameters van het bedrijf in kaart brengen en documenteren, zodat iemand daarmee de zaak kan voortzetten zonder zijn aanwezigheid. Dat is uiteraard geen evidente opdracht. Ze moet uitmonden in een strikt confidentieel rapport, dat de “cockpit”gegevens van het bedrijf bevat.

Zo’n cockpitrapport schrijven _ een moreel zakelijk testament _ vergt wel enige tijd en reflectie. Er vallen immers enkele moeilijke vragen te beantwoorden. In geval van overlijden of invaliditeit, kan of wil Jean-Paul dan het aandelenpakket van Marc overnemen en tegen welke prijs? Of blijft de echtgenote van Marc het aandelenpakket aanhouden, maar hoe staat Jean-Paul daar tegenover? Als Jean-Paul het pakket wil overnemen, hoe gaat hij de prijs betalen? En wie kan Marc opvolgen in zijn functie? Moet er een interimmanager worden aangetrokken en is er een voldoende provisie indien Marc plots wegvalt om die manager te kunnen binnenhalen?

Zolang er geen scenario (moreel testament) is uitgeschreven, hangt de problematiek van het wegvallen van Marc als een zwaard van Damocles boven de onderneming. Ook in geval van stopzetting van de zaak (tussen nu en tien jaar) zijn er nog wel wat onbeantwoorde vragen. Gaat een van de kinderen in de zaak komen? Wordt de zaak aan een derde verkocht? Tegen welke prijs? Hoeveel moeten Marc en Jean-Paul minimaal krijgen om hun pensioen veilig te stellen? Marc en Jean-Paul moeten dus concreet hun visie op papier zetten en een traject met diverse exits voorzien.

Op korte termijn kunnen Marc en Jean-Paul ontvettingsmechanismen voor de zaak uitwerken. Met andere woorden: de zaak via fiscaalvriendelijke technieken van overtollige liquiditeiten bevrijden. Een van de klassieke technieken daarbij is het opzetten van een pensioenbelofte, al dan niet extern gefinancierd. Concreet bedoelen we hiermee een pensioenkapitaal binnen de beperking van de 80%-regel.

Door voorgaande modelmatige aanpak is een te voorzien pensioenkapitaal in feite een resultante, en niet langer een doel. Te vaak beperkt men het verhaal van een aanvullend pensioenkapitaal voor de bedrijfsleider echter tot de fiscale aftrekbaarheid van de premies en de befaamde 80%-regel. De vorige fasen worden al te makkelijk overgeslagen.

Concrete aanpak

Hoe gaan we concreet tewerk? De eerste twee risico’s (invaliditeit en overlijden) zijn vandaag verzekerd via een groepsverzekeringscontract. Het is logisch om dit via de onderneming te doen, zodat Marc niet eerst inkomen uit de vennootschap moet halen om de premie daarmee te betalen. De premies zijn immers binnen de vennootschap aftrekbaar. De vraag is of dit via een bedrijfsleidersverzekering, dan wel via een individuele groepsverzekering moet gebeuren. Het verschil tussen beide vehikels vindt u in tabel 1.

Het lijkt ons in dit geval wel aangewezen om voor Marc voor een groepsverzekeringscontract te kiezen. Temeer omdat die problematiek sterk persoonsgebonden is. Die groepsverzekering voorziet in eerste instantie in een afdekking bij overlijden en invaliditeit. Als hij dat wil, kan Marc ook al een aanvullende dekking voor het pensioen voorzien, maar dat is voorlopig geen must. Verder zullen we zien dat we ook nog over andere mechanismen terzake beschikken.

Voorts moet er een kapitaal worden gevormd voor de structurele problematiek (uitkoopmogelijkheid voor Jean-Paul en salarisprovisie voor de interimmanager). Daarvoor kan hij een bedrijfsleidersverzekering gebruiken. Het is immers de vennootschap die behoefte heeft aan die middelen. De onderneming gaat, met andere woorden, een overlijdensdekking aan op het hoofd van Marc om een voldoende groot kapitaal _ bijvoorbeeld zeven miljoen frank, te voorzien. Aangezien dit kapitaal voor de vennootschap een uitzonderlijke opbrengst wordt, moet een brutobedrag worden verzekerd. Dat betekent dat het verzekerde kapitaal verhoogd wordt met het vennootschapstarief (40,17%).

Bedrijfsleidersverzekering

De bedrijfsleidersverzekering is een individuele verzekeringspolis die de vennootschap in haar eigen voordeel afsluit, maar op het hoofd van de bedrijfsleider (zie tabel 1). De onderneming verzekert zich zo tegen de schade die ontstaat door het overlijden of pensioen van haar bedrijfsleider.

In de praktijk bestaat een bedrijfsleidersverzekering meestal uit twee aparte contracten. In het eerste contract (de individuele pensioenovereenkomst) verbindt de vennootschap er zich toe een pensioen uit te keren aan de bedrijfsleider bij zijn pensionering, of aan de begunstigde die in het contract werd aangeduid in geval van overlijden van de bedrijfsleider. Een tweede contract is een verzekeringspolis die wordt gesloten tussen de vennootschap enerzijds en een externe verzekeringsmaatschappij anderzijds. De vennootschap besteedt met andere woorden de verplichting die ze heeft aangegaan in de eerste overeenkomst uit aan de verzekeringsmaatschappij, om wanneer het feit zich voltrekt (overlijden of pensionering) over de benodigde middelen te kunnen beschikken. In functie van de beloofde dekkingen wordt de benodigde premie door de verzekeringsmaatschappij bepaald.

Bij een bedrijfsleidersverzekering is de onderneming dus zowel verzekeringsnemer als begunstigde. De betrokken bedrijfsleider is enkel de verzekerde en staat qua uitkering nooit rechtstreeks in verband met de verzekeringsmaatschappij. Hij kan bijgevolg nooit juridisch eigenaar zijn van het verzekeringscontract. De uitkering van de dekking van de bedrijfsleider vloeit dan ook niet voort uit de verzekeringsovereenkomst (tweede contract) maar wel uit de onderlinge overeenkomst (eerste contract) die werd afgesloten tussen de vennootschap en de bedrijfsleider.

Meteen liggen dan ook de twee grootste nadelen van de bedrijfsleidersverzekering bloot. De verzekeringspolis is eigendom van de vennootschap en is bijgevolg ook onderworpen aan het risico van de onderneming. Daarnaast gebeurt de uitkering van de kapitalen naar de bedrijfsleider niet als gevolg van een verzekeringsovereenkomst. De winstdeelname is bijgevolg eveneens belastbaar aan eindfiscaliteit _ in tegenstelling tot de groepsverzekering, waar de winstdeelname is vrijgesteld (zie tabel 2).

Voor pensioenopbouw of overlijdensdekking is daarom het gebruik van een groepsverzekeringscontract te verkiezen boven een contract van bedrijfsleidersverzekering.

De bedrijfsleidersverzekering behoudt echter haar nut wanneer er geen pensioenbelofte aan gekoppeld is, maar gebruikt wordt om de onderneming te beschermen. Er wordt met andere woorden geen pensioenovereenkomst gemaakt met de bedrijfsleider, want het is de onderneming die noodzaak heeft aan de uitgekeerde kapitalen (bijvoorbeeld om over liquiditeiten te beschikken om een interimmanager aan te trekken).

Een tweede argument: een bedrijfsleidersverzekering is een financieringsvehikel van de individuele pensioenbeloften. Lange tijd bestond over deze organisatievorm fiscale onduidelijkheid, tot de minister van Financiën in zijn antwoord op een parlementaire vraag groen licht gaf voor de fiscale aftrekbaarheid van deze pensioenvorm.

Kortom, Marc kan op verschillende manieren zijn probleem aanpakken, en dat vergt een afweging van verschillende mogelijkheden. Instrumenten als de groepsverzekering of bedrijfsleidersverzekering louter aangrijpen om op korte termijn (fiscaal) te winnen, kan misschien aantrekkelijk zijn. Maar het lost zelden een probleem fundamenteel op.

Jo Stremersch

De auteur is directeur van het Instituut voor Persoonlijke Financiële Planning (IPFP).

Al te vaak denkt men bij een aanvullend pensioenkapitaal voor de bedrijfsleider louter aan de fiscale aftrekbaarheid van de premies en de befaamde 80%-regel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content