Universiteiten tellen de centen

Universiteiten hebben het niet altijd even gemakkelijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Het nieuwe financieringssysteem voor het hoger onderwijs kan voor ademruimte zorgen, maar dreigt de kwaliteit aan te tasten.

Hebben universiteiten financiële problemen?

Sommige universiteiten zitten inderdaad krap bij kas. De universiteit van Antwerpen heeft bijvoorbeeld een put van 4,5 miljoen euro, tenminste wat de werkingsmiddelen betreft. Wanneer de andere inkomsten, bestemd voor onderwijs en onderzoek, er worden bijgeteld, is er geen probleem. Toch moet de Universiteit Antwerpen de hand op de knip houden. Andere universiteiten zijn eveneens voorzichtig. De VUB moest de voorbije vijf jaar besparen en de Universiteit Gent kreeg via een aangepaste financiering de broodnodige financiële ademruimte. Dat alles wil niet zeggen dat onze universiteiten ondergefinancierd zijn. De voorbije jaren is er een pak meer geld naar hoger onderwijs gevloeid. In 2004 was dat 2,1 miljard euro, in 2009 is dat opgelopen tot 2,6 miljard euro.

Kunnen universiteiten hun geld vrij besteden?

Niet echt. De structuur van de financiering blijkt een probleem te zijn. De middelen die ze toegestopt krijgen, moeten voor specifieke doeleinden worden gebruikt. Geld voor onderzoek kan niet zomaar worden gebruikt om het tekort op de post werkingsmiddelen op te vangen. Het gaat om veel geld, want het aandeel van het deelbudget voor onderzoek aan de universiteiten in het totale budget voor de universiteiten is 45 %. Verschillende onderzoeken (onder andere van de Brussels-Europese denktank Bruegel) hebben aangetoond dat het gebrek aan autonomie de efficiënte werking van de universiteiten belemmert. Uit diezelfde onderzoeken blijkt ook dat er best wat meer geld in onderwijs wordt gestopt. In Europa bedraagt de publieke en private investering in hoger onderwijs 1,3 % van het bbp, tegen 3,3, % in de VS. Eigenlijk moet er voor het hoger onderwijs een extra investering komen van 1 % van het bbp op jaarbasis. Maar in sterke mate steunen op investeringen uit de privésector is niet echt een Europese traditie. In het nieuwe financieringsmodel voor het Vlaamse hoger onderwijs blijft de basisfinanciering een publieke verantwoordelijkheid.

Brengt het nieuwe financieringssysteem soelaas?

Het nieuwe financieringssysteem voor het Vlaamse hoger onderwijs zorgt voor een kleine revolutie. Voor een deel wordt gekozen voor outputfinanciering. Dat wil zeggen dat een deel van de middelen niet langer wordt toegekend op basis van het aantal inschrijvingen, maar ook op basis van het aantal uitgereikte diploma’s. Ook voor onderzoek worden de middelen gekoppeld aan het aantal doctoraten dat wordt toegekend en het aantal publicaties in wetenschappelijke tijdschriften. Dat veroorzaakt bezorgdheid bij kleinere instellingen, omdat zij minder onderzoekswerk verrichten dan de grote spelers.

Critici zijn ook bang dat universiteiten gemakkelijker diploma’s zullen toekennen om zo op de nodige middelen te kunnen rekenen. Zeker universiteiten die krap bij kas zitten (Hasselt, Antwerpen, …) zouden moeilijk aan die verleiding kunnen weerstaan. De ondertussen ontslagen VUB-hoogleraar Frank Thevissen waarschuwde er de voorbije maanden al voor dat sommige instellingen de reputatie zullen krijgen gemakkelijker diploma’s toe te kennen dan andere. Dat zou de kansen op de arbeidsmarkt van sommige afgestudeerden beknotten en hen verplichten een voortgezette opleiding te volgen aan in sterke mate door de privésector gefinancierde instellingen (type Vlerick Leuven Gent Management School). Enkel kapitaalkrachtige studenten zouden zo via een extra diploma meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (sp.a) weerlegt die kritiek en verwijst naar evaluatiesystemen die de kwaliteit van het hoger onderwijs moeten blijven garanderen. (T)

Door Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content