UIT DE DRAAIKOLK

Ooit was ENI uit Aartselaar gespecialiseerd in scheepselektriciteit. Met veel gezond verstand bleef het uit de draaikolk rond de zinkende Vlaamse scheepsbouw.

“Het eerste faillissement van de Boelwerf heeft ons 35 miljoen frank gekost,” begint Luc De Winter, bestuurder-directeur-generaal van ENI. “Bij het tweede faillissement hadden wij onze voorzorgen genomen : stap voor stap werken en factureren. Uiteraard leden wij wel een omzetverlies van 10 % of 250 miljoen frank. Maar wij waren al jaren aan het diversifiëren. Was Boelwerf vijf jaar eerder over de kop gegaan, hadden wij dit misschien niet overleefd. De 150 mensen die in de afdeling scheepselektriciteit werkten (op een totaal van 800) konden wij op twintig man na opvangen in andere delen van het bedrijf.”

ENI staat nu voor Elektrische Nijverheidsinstallaties, maar diende vroeger gelezen te worden als L’Electro-Navale & Industrielle. Alexis Thys begon met ENI in 1926. Na de Tweede Wereldoorlog ontgroeide het bedrijf de familiale structuren en kwam in de schoot van de Generale Maatschappij terecht. Vermits scheepselektrische uitrustingen de core business uitmaakten, is het niet verwonderlijk dat ENI ondergebracht werd bij CMB. “Wij hebben de bloei van Cockerill Yards en Boel meegemaakt. Maar toen begon de neergang van de scheepsbouw. Wij wilden nog wel in deze sector aanwezig blijven, maar zonder risico’s te nemen. Vanaf het midden van de jaren ’80 zijn wij ons meer op industriële activiteiten gaan richten,” aldus De Winter. “Vandaar dat ENI ondergebracht werd bij Acec en sedert 1988 bij Fabricom, een onderdeel van Tractebel. Op wat onderhoudsopdrachten voor de Zeemacht na is er van de afdeling scheepselektriciteit geen sprake meer.”

ENI specialiseert zich nu in installaties voor industriële gebouwen, openbare werken (elektrische systemen voor sluizen, tunnels…) en industriële elektronica voor de chemische en petrochemische industrie. Ook gebouwenbewaking, brandbeveiliging en meet- en regeltechniek komen aan bod. “Veel succes hebben wij momenteel met Altest, een testsysteem voor de automobielindustrie,” legt De Winter uit. “Hiermee kunnen na de assemblage de elektronica, de bekabeling, de motor en de remmen van een auto getest worden. Dat doen wij onder meer voor GM, Citroën, Peugeot, Volvo en Renault.”

Internationaal werken is er niet veel meer bij. “Hoewel wij onlangs nog voor Procter & Gamble in China waren. Maar deze opdrachten zijn enkel rendabel als de klant voorrang geeft aan snelheid en kwaliteit, en niet aan prijs,” stelt De Winter. “Voor ons komt het er nu op aan onze groei te consolideren. Onze omzet bedroeg vorig jaar 2,5 miljard frank, met een winst van 21 miljoen. De cijfers voor 1995 gaan in dezelfde richting. Standhouden op een industriële markt is nu al een hele prestatie.”

LUC DE WINTER (ENI) Standhouden op een industriële markt is nu al een hele prestatie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content