U krijgt er 200 paar ogen bij in het buitenland

Het leek er nooit van te komen, maar na twee jaar sleutelen aan het concept staat de opvolger van Export Vlaanderen – Flanders Investment & Trade – voor u klaar. Een gesprek over meer bedrijfsvriendelijke dynamiek (“ja, we staan dichter bij de bedrijven”), return on investment (“een terechte, maar moeilijke vraag”), en verwarring in het buitenland (“neen, als iedereen zich aan de afspraken houdt”). Kunnen gedelegeerd bestuurder Koen Allaert en Pascal Walrave van de afdeling ‘investeren’ u overtuigen?

Wordt Flanders Investment & Trade (een op het succesvolle UK Trade & Investment geïnspireerd concept) de duizendpoot, snelle netmakelaar en elektronische schakelkast waar bedrijven met buitenlandse groeiambities gegarandeerd toegevoegde waarde vinden?

Na de splitsing van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel en een simpele Vlaamse doorslag ervan (van BDBH naar VDBH), gevolgd door Export Vlaanderen (wat niet meer bleek te zijn dan een oppoetsbeurt) zou een meer bedrijfsvriendelijke dynamiek moeten ontstaan uit de samenvoeging van de vroegere Dienst Investeren in Vlaanderen (DIV) met Export Vlaanderen en hun respectieve buitenlandse netwerken. Dat zeggen Koen Allaert en Pascal Walrave van Flanders Investment & Trade.

De twee heren komen zelf uit de privé (Alcatel en Déca-thlon), maar moeten roeien met de riemen die ze hebben: ook het Flanders Investment & Trade-scenario lag grotendeels op voorhand vast. Want uitgetekend vanuit politieke oogmerken en niet noodzakelijk vanuit de concrete behoeften van de bedrijfswereld. Na de regionalisering van de BDBH was er nooit een ernstige denkoefening om een organisatie uit te bouwen die er niet alleen zou zijn in dienst van de bedrijven, maar ook gestuurddoor ondernemers, bankiers, managementscholen of zakenadvocaten – naar het voorbeeld van de Catalaanse, Finse, Oostenrijkse of Québecse exportpromotiediensten. Er werd gewoon voortgeborduurd op het ambtenarenapparaat dat de BDBH was. Nu en dan werd er wat bijgeschaafd.

Is het nieuwe Flanders Investment & Trade gekneed om proactief te anticiperen op nieuwe tendensen in de wereldmarkt? Koen Allaert vindt van wel: “Flanders Investment & Trade staat dichter bij de bedrijven dan de VDBH of Export Vlaanderen.” Ook het Vlaamse investeringsluik profiteert, volgens Pascal Walrave, van de meerwaarde die de fusie meebrengt. “DIV was al meer op privé-leest geschoeid en deed bijvoorbeeld aan uitbesteding; Export Vlaanderen werkte met ambtenarenstatuten en deed meer zelf in huis. Uit de synergie van de twee culturen ontstaat een nieuwe dynamiek”.

KOEN ALLAERT (GEDELEGEERD BESTUURDER). “Dat zal tegen eind dit jaar het geval zijn voor de productmanagers die we gaan aanwerven. Het worden mensen die specifieke bedrijfssectoren zeer goed kennen en zowel de binnendienst als ons buitenlands netwerk continu zullen informeren over nieuwe evoluties in de markt. Vele DIV’ers waren al contractuele medewerkers, vaak met bedrijfservaring. Dat geldt ook voor onze tachtig Vlev‘s of Vlaamse economische vertegenwoordigers in het buitenland en hun lokale medewerkers. Alles samen zijn dat 200 mensen die meestal uit de privé-sector komen. Voor alle diensten van Flanders Investment & Trade in binnen- en buitenland samen komen we op een percentage van 70 % contractuele medewerkers, tegenover 30 % statutaire ambtenaren op een totaal van 357 personeelsleden. Gelet op de leeftijdspiramide is vernieuwing mogelijk door natuurlijke afvloeiing.”

“Het zwaartepunt van Flanders Investment & Trade ligt in het buitenland. Om de continuïteit in het binnenland te waarborgen, werken we hier met ambtenaren. Maar tegelijk werken we deels volgens de regels van de privé-sector. Zo introduceerden we het principe van accountmanagement: in de provincies zetten we mensen in die vertrouwd zijn met het bedrijfsleven en verantwoordelijk worden voor de trajectbegeleiding van een bedrijf dat met een exportvraag naar ons toekomt. Dit is een heel nieuwe benadering. De klant staat centraal, de accountmanager – juister, de adviseur internationaal ondernemen – is naar klanten toe verantwoordelijk voor een portefeuille van bedrijven.”

PASCAL WALRAVE (HOOFD AFDELING INVESTEREN). “Exporteren en investeren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Terwijl vroeger onze beide netwerken hetzij focusten op investeren, hetzij zochten naar afzetmarkten, functioneert heel ons netwerk voortaan als één geheel onder de noemer ‘internationaal ondernemen’. Naast dat fijnmazige buitenlandse netwerk hebben we antennes in de provincies om deze behoeften beter te begrijpen. Behalve voor hun exportplannen zullen bedrijven ook begeleid worden bij investeringsplannen in, zeg maar, Maleisië of Brazilië. Terwijl Vlev’s ook in omgekeerde richting buitenlandse investeerders naar Vlaanderen lokken of adviseren wanneer ze partnerships willen aangaan met onze KMO’s. Hetzelfde kan voor bijvoorbeeld licentieovereenkomsten. DIV had kantoren in de Verenigde Staten, Singapore en Japan. We krijgen er in één klap tachtig antennes bij.”

Vlev’ers zijn niet vertrouwd met alle producten of marktniches. Sommige exportdiensten sluiten contracten met door hen erkende lokale en geselecteerde consultancybedrijven. Voor een vooraf genegotieerde prijs kunnen bedrijven daar dan terecht. Is dat iets voor jullie?

ALLAERT. “Flanders Investment & Trade is geen consultancybedrijf. Als overheidsorganisatie is dat niet onze opdracht. Het ligt ook delicaat, want naar welk advocatenkantoor moet je doorverwijzen? We zijn gehouden aan neutraliteit. De Vlev’s zijn het aanspreekpunt, zij kunnen hun netwerk aanspreken en doorverwijzen.”

Met vooraf duidelijke afspraken is het neutraliteitsbeginsel toch gewaarborgd? Ook in Vlaanderen zouden jullie taken kunnen uitbesteden aan privé-organisaties die in een prestatieverhouding staan met uw organisatie?

ALLAERT. “Klopt, maar dan rekenen we op samenwerking met sectorfederaties zoals Agoria, Fedichem en zo meer. Dat gebeurt al, maar die samenwerking werd nog niet geformaliseerd in convenanten. Zo is Imec voor micro-elektronica de aangewezen partner; voor transport is dat het Vlaams Instituut voor Logistiek. In die zin hebben we partners waar we voor meer gespecialiseerd advies naar doorverwijzen.”

Jullie productmanagers specialiseren in bepaalde sectoren. Daarvoor zou een kostprijs kunnen worden aangerekend, wat bovenop de overheidsdotatie eigen inkomsten zou genereren?

WALRAVE. “Wij claimen niet product- of sectorspecialisten te zijn. Onze productmanagers meten de trends in bepaalde sectoren, zonder daarin experts te zijn. Maar het is een optie die bekeken kan worden. Vooral wanneer we een filter zijn door bedrijven te begeleiden en te wijzen op opportuniteiten in bepaalde markten, zowel voor export als voor investeringen. Het kan echter nooit de bedoeling zijn om een commerciële instelling te worden.”

Hoe meten jullie de ‘return on investment’ van jullie jaardotatie van 38 miljoen euro?

ALLAERT. “Dat is een terechte, maar moeilijke vraag. Die return is een kwestie van tegemoetkomen aan de vragen van de bedrijven. Om daaraan te beantwoorden, hebben we een rigoureus stappenplan uitgewerkt waarbij het bedrijfsleven actief betrokken wordt. Zij bepalen mee welke handelsmissies, internationale handelsbeurzen of seminaries belangrijk zijn. Dat gaat als volgt: eerst worden tijdens een jaarlijkse ‘regio strategievergadering’ in januari/februari met alle Vlev’s uit de regio, de area manager en investeringsprospectoren uit Brussel de prioriteiten voor de volgende drie jaar geïdentificeerd. Daar is dus input vanuit die verschillende landen – we hebben de wereld immers ingedeeld in een tiental geografische regio’s die elk een regiocoördinator hebben. Uit die regionale inbreng wordt een eerste actieprogramma voor die specifieke regio samengesteld.

“De tweede stap gebeurt in Brussel. De regionale actieprogramma’s worden herbekeken met alle regiocoördinatoren en daaruit ontstaat het Actieprogramma. Dat document gaat vervolgens naar alle sectorfederaties, Unizo, Voka, de kenniscentra en zo meer. Binnen de maand volgt dan de derde stap: met al die betrokken partijen houden we werkvergaderingen en brainstorming, waaruit het definitieve actieprogramma voortkomt. Er wordt dus degelijk rekening gehouden met evoluties in de markten en met de verwachtingen van onze bedrijven.”

Ook met criteria zoals het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen, geïnvesteerde bedragen of exportvolumes?

WALRAVE. “De impact van een investering is doorgaans een langetermijngegeven. Tewerkstelling is ook niet altijd het enige, relevante criterium. Want moeten we alleen nog Carrefours of logistieke bedrijven naar Vlaanderen lokken en geen biobedrijfjes met een handvol werknemers? We mikken op vijf sleutelsectoren: automotive, life sciences, chemie, logistiek en telecom/IT. Inderdaad, vrij traditionele sectoren, maar we focussen op beloftevolle subsectoren. Dus voor automotive niet in hoofdzaak op de autobouwers, maar op toeleveranciers, op speciale niches in textiel of nieuwe materialen en op plantengenetica en zo meer voor life sciences. Kortom, het Vlaanderen van morgen, daar mikken we op.

“De directe buitenlandse investeringen zijn in heel West-Europa gedaald tot nauwelijks één derde van wat ze waren in 2000. Dat vertaalt zich in een verscherpte concurrentie. We zien wel meer dossiers, maar het gaat om kleinere bedragen dan vroeger. Door benchmarking met vergelijkbare landen als Nederland en Ierland proberen we ons voortdurend te evalueren en te verbeteren.”

Behalve het financiële centrum Londen, doen ook Denemarken en Zweden het uitzonderlijk goed. Wij hebben Imec, het belangrijkste centrum voor micro-elektronica van Europa, en toch ging Intel naar Ierland. Waarom?

WALRAVE. “De fiscaliteit van Ierland gaf de doorslag. Met de notionele interest en fiscale rulings hebben we weer betere kaarten in de hand. Invest in Sweden is inderdaad dé referentie in Europa. Dat komt omdat zij al lang doen wat wij nu gaan doen: samenwerken, synergie ontwikkelen tussen hun exportpromotie en hun investeringsprospectie. Niet voor niets volgen ook Nederland, Italië en onze Waalse collega’s van Awex die weg. De twee polen van internationaal ondernemen samenbrengen onder één koepel, dat is Flanders Trade & Investment nu ook.”

Drie gewesten en economische diplomatie op het federale niveau. Voor kandidaat-investeerders uit het buitenland blijft het toch onoverzichtelijk en chaotisch: geen ‘one stop’-loket?

ALLAERT. “We moeten dat niet overdrijven. Wie vanuit China, India of de VS in Europa wil investeren, is niet geïnteresseerd in Vlaanderen als dusdanig. Het komt er voor Flanders Investment & Trade op aan om die investeerder ervan te overtuigen dat Vlaanderen voordeliger is dan Frankfurt, Londen of Parijs. Nadien speelt ook nog de competitie tussen provincies en steden. Elk heeft daar zijn rol te spelen. We mogen de kennis van buitenlandse investeerders niet onderschatten. Er zijn zoveel informatiebronnen, doorgaans weten ze wat de belangrijkste verschillen zijn tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Ze hebben al een eerste oriëntatie voordat ze bij ons aankloppen. We zitten zelden met de drie gewesten op eenzelfde dossier.”

Worden dossiers eventueel doorgeschoven naar Wallonië en omgekeerd?

WALRAVE. “Elk gewest vecht voor zijn boterham, maar als een investeerder niet toehapt, wordt gewezen op mogelijkheden in onze andere gewesten. Een samenwerkingsakkoord daarover tussen de drie gewesten wordt in september geformaliseerd. En zolang de ambassades en consulaten zich bezighouden met federale bevoegdheden – fiscaliteit, sociale zekerheid, winstrepatriëring, rechtszekerheid van hun investering en toegang tot het grondgebied – komt dat ook Flanders Trade & Investment ten goede.”

Dus geen protocollaire ruzies meer in het buitenland over welke minister de show mag stelen? Stoort het u dat het Agentschap voor de Buitenlandse Handel door ondernemers omschreven wordt als het reisagentschap van prins Filip?

ALLAERT (lacht). “Sommige afspraken worden spijtig genoeg niet altijd nageleefd. Er zouden geen incidenten zijn als iedereen zich aan de afspraken houdt. Ik denk dat men dat nu beseft. Het Agentschap coördineert, Flanders Investment & Trade organiseert. Voorts is er een vlotte samenwerking tussen het Agentschap en de gewestelijke diensten voor de verspreiding van de marktinformatie naar de bedrijven.”

Bedrijven met vestigingen in de drie gewesten weten niet waar ze ‘thuishoren’.

WALRAVE. “Je moet dat allemaal niet op de spits drijven. Deze bedrijven verkopen in het buitenland in de eerste plaats een product. En voor missies schrijven ze zich in waar ze denken de beste service te krijgen.”

U had geen inspraak in de samenstelling van de nieuwe raad van bestuur. Wat komen de vakbonden en de NGO Kauri daarin doen? En hoe onafhankelijk van politieke schoonmoeders kunt u de koers bepalen?

ALLAERT. “Ikzelf had geen inspraak, de organisatie wel. Een decreet van de Vlaamse regering bepaalt de samenstelling, die beperkt is gebleven tot twaalf bestuurders en daar ben ik er één van. De Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen duidt de vertegenwoordigers aan van de werkgevers en de werknemers. Op de vijf zitjes die de Vlaamse regering aanwijst, gaan er drie naar bedrijfsleiders: de nieuwe voorzitter Christ’l Joris (Etap Lighting), Martine Reynaers (Reynaers Aluminium) en Dirk Cornelis (Ganda Ham). Zes van de twaalf bestuurders komen uit de bedrijfswereld. De NGO Kauri waakt over aspecten van ethisch ondernemen. Flanders Investment & Trade is een extern verzelfstandigd agentschap met een eigen raad van bestuur die een hoge graad van autonomie heeft. Uiteraard binnen de krijtlijnen van de beleidsnota van de Vlaamse regering. Afspraken met de minister zullen worden bekrachtigd in een beheersovereenkomst.”

Minister Fientje Moerman (VLD) laat uw dienst door het Rekenhof doorlichten wegens vermeende misbruiken met belastinggeld. Hoever staat dat onderzoek?

ALLAERT. “Dat onderzoek verloopt in alle sereniteit, het gaat vooral over zaken uit het verleden. We verwachten het verslag van het Rekenhof, dat zich toespitst op financiële en personeelsaangelegenheden, tegen oktober. Iets vroeger zou het verslag van een interne Vlaamse audit over meer factuele aantijgingen – los van het eerste onderzoek – bekend moeten zijn. Ik verwacht dat zal blijken dat we met de veranderingen bij Flanders Investment & Trade op de goede weg zijn.”

Erik Bruyland en Piet Depuydt

“Sommige afspraken worden spijtig genoeg niet altijd nageleefd. Er zouden geen incidenten zijn als iedereen zich aan de afspraken houdt.”

“Het bedrijfsleven bepaalt mee welke handelsmissies, internationale handelsbeurzen of seminaries belangrijk zijn.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content