Tussen Coluche en consultancy

Antoine Moreno Freelancejournalist

Twee decennia geleden vestigde Michel Dumont zich in Parijs. Als managementconsultant maakte hij zich beetje bij beetje de cultuur van zijn tweede vaderland eigen.

De 46-jarige Michel Dumont is de stichter van 6-24 Consulting, een bureau voor strategisch advies. Hij is tegelijk vicevoorzitter van de Belgisch-Luxemburgse Kamer van Koophandel in Parijs én voorzitter van de raad van bestuur van Bronze Industriel, met een omzet van 80 miljoen euro Frans marktleider op het gebied van speciale legeringen op basis van koper.

Dumont is getrouwd met een Française en is vader van twee kinderen die allebei in Frankrijk zijn geboren. Hij ontvangt ons in zijn kantoor in het 16de arrondissement, verscholen in een schitterend beschermd gebouw dat werd ontworpen door Hector Guimard, de paus van de art nouveau.

MICHEL DUMONT (6-24 CONSULTING). “Ik studeerde Economische Wetenschappen aan de Facultés Notre-Dame de la Paix in Namen, omdat de laatste twee jaren daar waren toegespitst op bedrijfsbeheer. In die tijd was dat een van de schaarse plekken in België waar het businessaspect op een zeer concrete wijze werd behandeld. Tijdens het laatste jaar moesten we een stage van zes maanden in het buitenland lopen. Mijn professor Strategie, Raymond Collard, heeft me toen de weg gewezen naar Booz Allen Hamilton, een consultancyfirma die tegenwoordig duizenden medewerkers telt en waarvan het Franse hoofdkwartier in Parijs gevestigd is. Ik ben voor zes maanden naar daar vertrokken, ik ben er zeven jaar gebleven.”

Hebt u zich snel kunnen aanpassen?

DUMONT. “We zaten in de jaren tachtig, het was omzeggens nog het Frankrijk van Coluche. Als Belg werd je met een zekere… camaraderie bekeken en het was helemaal niet evident om een verblijfsvergunning te krijgen. Bij B-A-H werd ik omringd door mensen die talloze MBA-diploma’s hadden of uit een van de Franse grandes écoles kwamen. Ik had géén Frans diploma en dat was in zekere zin wel een handicap. Of men vroeg mij of ik Leuven gedaan had! ( lacht) Maar op professioneel vlak was het wel een buitengewone ervaring.”

Was het ambitie die u België heeft doen verlaten?

DUMONT. “Toen ik begon, waren er nog niet zoveel consultants actief. In Frankrijk zullen er niet meer dan 300 strategisch adviseurs zijn geweest, in België zo’n vijftigtal. Die aantallen zijn intussen vertienvoudigd. Het was een opkomend beroep en Frankrijk was, wegens zijn uitgestrektheid en de rijkdom van zijn markt, in mijn ogen erg aantrekkelijk. Dat gold des te meer voor Parijs, de economische hoofdstad van een nog altijd zeer gecentraliseerd land. De helft van de ondernemingen in de CAC 40 heeft zijn hoofdkwartier in Parijs, dat zegt genoeg denk ik.”

Na zeven jaar bent u niettemin teruggekeerd naar België?

DUMONT. “Ik ben zes maand lang komen wonen en werken in Brussel, maar dat was moeilijk. Ik had me veel beter geïntegreerd in Parijs dan ik dacht. Assimilatie gebeurt vaak onbewust. Die korte terugkeer naar België heeft me wel toegelaten om de maat te nemen van een aantal verschillen. Zo was ik het bestaan van de communautaire twisten helemaal vergeten. Hoe het mogelijk is dat de Belgen, die in alle sectoren zo competent zijn, er niet in slagen om een akkoord te bereiken over een gemeenschappelijk werkschema? Ik begrijp het nog steeds niet. En nu, twintig jaar na mijn vertrek, moet ik vaststellen dat er nog altijd niets is veranderd.

“Het andere aspect is pragmatischer: ik vond het Belgische belastingsysteem nadeliger dan in Frankrijk, zo’n 20 % wat de directe belastingen betreft. Een staat die enerzijds beleidsmakers opleidt en hen anderzijds aanzet om het land te verlaten, vind ik al te contradictoir.”

Hoe kijken de Franse bedrijven aan tegen België?

DUMONT. “Voor een directeur van een Franse kmo behoort België noch Zwitserland tot de internationale markt, zij worden begrepen in de Franse markt. Er is een zeker verwantschapseffect en dat heeft waarschijnlijk te maken met de Franse taal. Een van onze huidige klanten, een Franse fabrikant van speelgoed, is ervan overtuigd dat een product dat is ontworpen voor de Franse markt, noodzakelijkerwijze ook goed is voor de Belgische.”

U hebt er eerder al naar verwezen, Frankrijk draagt ook de reputatie mee van de grote handels- en ambtenarenscholen. Wat hebben die meer te bieden?

DUMONT. “Ik denk dat het onderwijssysteem in België geleidelijker verloopt. Daar neemt men ‘zijn plaats’ in aan de uitgang, terwijl dat in de Franse ‘grandes écoles’ aan de ingang gebeurt via een uiterst selectief toelatingssysteem. Al die scholen zijn en blijven de elite van de elite in Frankrijk. Ze brengen intelligentsia van zeer hoog niveau voort, zoveel is duidelijk. Maar buiten Parijs, waar de meeste kmo’s gevestigd zijn, is er vraag naar een ander soort competentie, naar meer pragmatische kennis, kortom naar mensen op het terrein. In Parijs is het uiteraard nog altijd veel prestigieuzer om een topkader te zijn in een grote maatschappij dan directeur van een eigen onderneming.”

U bent ook vicevoorzitter van de Belgisch-Luxemburgse Kamer van Koophandel in Parijs. Wat betekent dat voor u?

DUMONT. “De kamer organiseert ontmoetingen en debatten met allerlei actoren uit het Belgische politieke en economische milieu. Ik heb nooit speciaal een Belgo-Belgisch netwerk onderhouden in Parijs, maar die functie – een eretitel moet ik zeggen – laat me toe om rechtstreeks in contact te blijven met mijn land.”

In hoeverre voelt u zich Fransman?

DUMONT. “In 1998 heb ik de overwinning van het Franse elftal in de wereldbeker voetbal gevierd op de Champs-Elysées ( lacht). En neen, ik heb me daar helemaal niet slecht bij gevoeld.”

Antoine Moreno

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content