Triomf van de civiele staat

De dag dat de Bastille bestormd werd, schreef Lodewijk XVI in zijn dagboek ‘ne rien’, niets dus. Vandaag wordt dit non-event als een keerpunt beschouwd. Historische gebeurtenissen op het moment dat ze plaatsvinden, kunnen niet altijd gevat worden. Eerder dan een startschot, zijn dergelijke momenten vaak symptomatisch voor een verschuiving die al aan het plaatsvinden is.

Ergens was zaterdag 15 februari 2003 zo’n moment. Met vele duizenden werd die dag door verschillende Europese steden tegen de oorlog in Irak betoogd. Deze optochten moeten vooral begrepen worden als een illustratie van een Europese houding van vele jaren, benadrukt de Amerikaanse historicus James Shee-han in Where have all the soldiers gone? The Transformation of Modern. “Anders dan bij de anti-Vietnam-betogingen, waren Iraakse vlaggen noch portretten van Saddam Hoessein te zien. (…) Dit was een betoging tegen oorlog als dusdanig.” Tien dagen na deze betogingen verscheen Of Paradise and Power: America and Europe in the New World Order, een spraakmakend boek van Robert Kagan. De rode draad hierin is dat Europa en de VS een totaal verschillende benadering van het fenomeen macht hebben. Amerikanen durven hun strijdkrachten te gebruiken als politiek instrument, Europa niet. Of beter: niet meer. Niet toevallig verwijst Sheehan uitdrukkelijk naar dit boek.

Dit tijdsgewricht is uniek en om dit te vatten, moeten we het in een context van verschillende eeuwen durven te bekijken. De negentiende eeuw, het is een eerste vaststelling van Sheehan, was relatief rustig. In de periode 1815-1914 werden ‘maar’ vijf oorlogen op het Europese continent uitgevochten, beduidend minder dan in het tijdsvak 1648-1789 toen het er 48 waren. Cijfers bedriegen echter, want wat zou komen had niemand durven te voorspellen. Het was de tijd van steeds groter wordende legers en verhoogde vuurkracht. Maar in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog was de interactie tussen strijdkrachten en burgerlijke samenleving ook erg intens. In een geest van patriottisme stond de bevolking massaal achter de eigen soldaten. Het resultaat van dit alles was een nooit geziene slachtpartij.

Het Europa dat uit de ruïnes van de Tweede Wereldoorlog ontstond, was oorlogsmoe. De civiele staat, zoals Sheehan schrijft, kreeg gestalte. Genesteld onder de Amerikaanse militaire paraplu, werd de klemtoon gelegd op handel, welvaart en sociale stabiliteit. Terwijl staten zich in het verleden vooral toespitsten op het zich handhaven op het internationale schaakbord, stond voortaan het welzijn van de eigen burgers centraal. Niet toevallig werd in die jaren de welvaartsstaat een feit. Ook het Europese eenmakingsproces kwam op de rails te staan, en de dekolonisatie werd een realiteit. “Europeanen hadden niet langer de mogelijkheden of de wil om rijken te behouden, ze waren ook niet langer geporteerd om de wereld te domineren.”

Europa geniet de langste periode zonder oorlog op haar grondgebied ooit. Een positieve zaak, maar in de roes kan men zich beter schrap zetten voor het ontwaken. “Waar zijn die sociale hervormingen goed voor als straks de kozakken voor de deur staan?”, vroeg een Duits politicus zich eind negentiende eeuw af.

JOHN SHEEHAN, WHERE HAVE ALL THE SOLDIERS GONE? THE TRANSFORMATION OF MODERN EUROPE, NEW YORK, HOUGHTON MIFFLIN, 2009, 304 BLZ, 20 EURO

MVD

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content