Tricolore laadpalen

Powerdale wacht op de doorbraak van de elektrische auto, maar zit niet stil. Het Brusselse bedrijf maakt 100 procent Belgische laadpalen.

Het ontwerp van de CarPlug gebeurt in Sint-Genesius-Rode, de printplaten komen van het Luikse Mecalec, de elektrische kasten van Celprom uit Vorst en de palen zelf van Ascolia uit Sint-Pieters-Leeuw. De laadpalen van het jonge, Brusselse bedrijf Powerdale zijn een echt Belgisch product, tot fierheid van stichter Hugues Dhaeyer. “Ik ben ervan overtuigd dat elektrische mobiliteit een lokale markt is. Maar ik ben niet blind. Als de Fransen Franse palen willen, krijgen ze die. Dan stel ik onze plannen ter beschikking om daar te produceren.”

De laadpalen kunnen een autobatterij opladen tegen 100 kilometer per uur. Neem dat gerust letterlijk: in een uur tanken ze genoeg elektriciteit bij om ongeveer 100 kilometer te rijden. Intussen heeft Powerdale al 450 laadpalen verkocht: 350 van het eerste model, en nog eens 100 van zijn nieuwe model.

Grote markt

Het marktpotentieel is echter veel groter. De automobielfederatie Febiac verwacht dat tegen 2020 al 1 procent van de wagens volledig elektrisch is, en 10 procent plug-in hybride. Op een vloot van grofweg 5 miljoen wagens komt dat neer op 55.000 wagens die oplaadmogelijkheden nodig hebben, naar rato van ongeveer twee per wagen: één voor thuis, één op het werk. “We geloven meer in die aanpak dan in één met hoofdzakelijk openbare oplaadinfrastructuur. Je moet een elektrische wagen veeleer vergelijken met je gsm dan met een benzine- of dieselauto: die laad je niet onderweg op, maar thuis of op het werk.”

Bovendien is de markt niet beperkt tot België. Als Powerdale ook de automarkten in Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Italië kan aanboren, stijgt de potentiële verkoop exponentieel. Voor dit jaar kijkt het vooral naar Frankrijk en Nederland.

Samenwerking

Om die groei mogelijk te maken, gingen Dhaeyer en zijn partners Olivier Piraux en Alain De Cat in zee met GDF Suez New Ventures (zie Investeren in innovatie). Dat heeft nu een derde van de aandelen in handen, de drie oprichters elk 22,2 procent. “Daardoor krijgen we toegang tot een netwerk van verkopers die onze producten aanbieden. Zelf hebben we twee mensen in dienst om producten te installeren, via GDF-Suez-dochter Cofely zijn dat er nu een pak meer.”

Dat Powerdale en Electrabel elkaar vonden, is geen toeval. De Cat werkte vijftien jaar voor Siemens, maar ook zeven jaar voor Tractebel. Piraux was vijftien jaar bij Electrabel aan de slag en Dhaeyer werkte als Accenture-consultant meerdere jaren voor Electrabel, alvorens in 2003 Powerdale op te richten.

Elektronische communicatie

In de klantenportefeuille prijken namen als ING, Siemens, BASF, het Ghelamco-stadion en de bakkerijproductengroep Puratos. Het bedrijf begon met elektronische monitoringdiensten, die anno 2014 ongeveer 60 procent van de zowat 1,8 miljoen euro omzet uitmaakten. “Daar leveren we zowel de soft- als de hardware. We registreren het verbruik en sturen die data naar de klant of één van onze servers.”

Die elektronische communicatie is cruciaal, betoogt Dhaeyer: “Het draait niet alleen om monitoring of laadpalen, maar ook om het IT-platform erachter en de diensten die je daarmee kan ontwikkelen: demand side management bijvoorbeeld, het aanpassen van je verbruik aan de stroomprijzen op de markt.”

“Nu spreken we van dag- en nachttarieven”, vult Hendrik Van Asbroeck van GDF Suez New Ventures aan. “Op termijn worden dat misschien zon- en geen zon-, of wind- en geen windtarieven. De elektrische transitie zal gaan over stuur bare dingen, en daar speelt de intelligente CarPlug perfect op in.”

De tak elektromobiliteit (laadpalen) staat intussen in voor 30 procent, het saldo komt van consulting en de verkoop van licenties. Dhaeyer: “Onze eerste laadpalen produceerden we op verzoek van Electrabel voor het Autosalon van 2012. Op termijn moeten die goed zijn voor de helft van de omzet, al zijn de marges er voorlopig minder goed.”

LUC HUYSMANS, FOTOGRAFIE THOMAS DE BOEVER

“Elektrische mobiliteit is een lokale markt”