Topzwaar

De pogingen om een nieuwe Europese Commissie samen te stellen, gaan met de aandacht lopen, maar op de Europese top in Berlijn hopen de regeringsleiders en staatshoofden van de vijftien lidstaten vandaag, 25 maart, tot een akkoord te komen over het budget van de Europese Unie tot 2006 en, moeilijkst van al, over een nieuwe verdeelsleutel voor de bijdragen van de leden. België, totnogtoe netto-ontvanger, zal straks allicht meer moeten betalen, voor een Europa dat minder naar zijn zin is.

Nooit heeft er boven een bijeenkomst van de staats- en regeringsleiders uit de Europese Unie (EU) zoveel onzekerheid gehangen als bij de topconferentie gisteren en vandaag in Berlijn. De voorziene agendapunten over de financiering – op zich voldoende om er een “historische” vergadering van te maken – zijn de voorbije twee weken volledig in de schaduw gesteld door het ontslag van Europees Commissievoorzitter Jacques Santer en zijn voltallige ploeg van commissarissen, nadat een “comité der wijzen” had uitgehaald naar frauduleuze praktijken en mismanagement door enkelen onder hen.

Gelet op de gebeurtenissen

van de voorbije dagen zullen de Europese premiers en de Franse president zich met meer dan speciale aandacht buigen over de rubriek “administratiekosten” in de Europese uitgaven. Die was in 1997 (meest recent beschikbare cijfers) goed voor 3,7 miljard ecu op een totaal Europees budget van 75,213 miljard ecu. De Commissie krijgt steeds meer taken te vervullen, maar heeft te weinig personeel om ze zelf uit te voeren, zegt ze. Als ze taken uitbesteedt, heeft ze vaak niet de nodige controle op wat de dure “onderaannemers” precies uitrichten. Ook het “rapport der wijzen” over de aantijgingen van fraude en slecht beheer, wijst erop dat vele problemen het gevolg zijn van een gebrek aan middelen. Dit terwijl het Duitse voorzitterschap juist meer dan 3000 banen zou willen schrappen, zo benadrukte Commissievoorzitter Jacques Santer in zijn repliek op het rapport.

De Luxemburgse premier en minister van Financiën Jean-Claude Juncker opperde op het jongste Beneluxoverleg ook al dat de middelen voor de “administratie” van de EU verhoogd moeten worden. België en Nederland denken daar ongeveer hetzelfde over. Kleine landen zijn over het algemeen supporters van de “supranationale” Commissie.

“Ich will mein Geld zurück”

De discussie behelst echter veel meer dan de kosten voor de Europese administratie. Met de geplande uitbreiding van de EU naar Oost-Europa moest de financiering dringend opnieuw bekeken worden. De Europese Commissie tekende de grote lijnen van de uitbreiding en de financiële gevolgen ervan uit in een document dat de naam Agenda 2000 meekreeg. Maar niemand was bereid meer geld te geven. Sterker nog, sommige landen, waaronder Duitsland en Nederland, wilden zelfs hun bijdrage verminderen, omdat ze veel meer betalen aan de Unie dan ze ervan terugkrijgen (zie tabel ” Kosten en baten van de EU“) – hun retoriek roept herinneringen op aan het “I want my money back” van Margaret Thatcher. Dus moeten herschikkingen binnen de bestaande uitgaven zorgen voor de nodige budgettaire armslag. Tegelijk echter dreigen een aantal zuiderse EU-landen de geplande uitbreiding van de Unie naar het Oosten te blokkeren, indien zij (naar eigen smaak) te weinig geld uit Brussel zouden krijgen.

De herschikkingen

zoals die uit voorbereidende discussies en uit voorstellen van de Commissie naar voren komen, zullen (onder meer) de Belgische bijdrage doen groeien. Totnogtoe was België een “netto-ontvanger”: in ’97 bijvoorbeeld leverde Europa ons land zo’n 1712 miljard ecu (of 68,4 miljard frank) op. Enkel indien de administratieve uitgaven (waarvan België 2,2 miljard ecu, of meer dan 60% opstrijkt) en de uitgaven voor de verschillende Europese instellingen niet mee in rekening worden genomen, is België een “nettobijdrager” (ten belope van 1137,6 miljoen ecu).

Gelet op de eisen van andere lidstaten kan het haast niet anders dan dat het Europese-financiënplaatje er voor België minder leuk gaat uitzien. Er zijn trouwens nog meer redenen om ongelukkig te zijn. Maar voor we die aansnijden, moeten we dieper ingaan op de wijze waarop het EU-budget wordt gefinancierd.

De eigen middelen van de EU

De financiering van de Europese Unie is sinds het ontstaan van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in 1957 vaak bijgestuurd. Reeds in 1962, bij de invoering van het Europese landbouwbeleid, groeide de behoefte aan geld zeer sterk. De Europese Commissie stelde voor dat de EG naast de bijdragen van de lidstaten ook “eigen middelen” zou krijgen, door de douaneheffingen op producten die van buiten de EEG werden ingevoerd en de heffingen die werden toegepast op de landbouwproducten van derde landen door te schuiven naar de Europese kas. President de Gaulle van Frankrijk lag echter dwars omdat hij de EEG zag als een club van soevereine staten en gekant was tegen een “supranationaal” Europa. Pas in 1970 kreeg de EG “eigen middelen”. Naast de landbouw- en douanerechten zou de Gemeenschap ook een deel van de nationale BTW-inkomsten krijgen. Als bleek dat er dan nog te weinig geld was, zou de leemte worden opgevuld met nationale bijdragen. In 1980 werden de uitgaven van de EG voor het eerst helemaal gefinancierd uit eigen middelen.

Halfweg de jaren tachtig

zat de EG in slechte papieren. De toetreding van een aantal armere landen deed de uitgaven voor regionaal beleid stijgen, de douane- en landbouwheffingen daalden als gevolg van de Gatt-afspraken over de vrijmaking van de wereldhandel, de landbouwuitgaven rezen de pan uit. In 1980 werd afgesproken de BTW-bijdrage op te trekken van 1 tot 1,4 procent.

In 1988 zorgde het Akkoord van Brussel ervoor dat de Gemeenschap niet langer afhankelijk zou zijn van de toevallige evolutie van de inkomsten, maar dat alles gestuurd zou worden vanuit de behoeften. Er zou telkens een plafond voor de uitgaven worden vastgesteld. Dat werd bepaald als een percentage van het BNP van de EG. Voor 1988 werd het plafond vastgesteld op 1,15 procent en het zou geleidelijk stijgen. Om ervoor te zorgen dat een eventuele leemte tussen de nodige uitgaven en de inkomsten opgevuld zou worden, werd een aanvullende inkomstenbron gecreëerd: een bijdrage van de lidstaten, berekend op hun BNP. Om de landbouwuitgaven onder controle te krijgen werd het landbouwrichtsnoer uitgewerkt: de groei van de landbouwuitgaven mag nooit meer bedragen dan 74 procent van de groei van het BNP van de EG. Verder werden de middelen voor de structuurfondsen, die vooral bedoeld zijn om de kloof tussen rijke en armere landen en regio’s te verkleinen, tussen 1987 en 1993 verdubbeld.

In december 1992 werd onder druk van de armere lidstaten de financiering van de EG op de top van Edinburgh verder bijgeschaafd. De economisch zwakkere landen klaagden er immers over dat het systeem om een deel van de BTW naar Europa door te schuiven hen benadeelde. In armere landen wordt in verhouding een groter stuk van het BNP aan consumptie besteed dan in rijke landen, waar een groter deel gespaard en geïnvesteerd wordt. Om tegemoet te komen aan de wensen van de klagers werd beslist het deel van de BTW dat moet worden afgestaan geleidelijk te verminderen tot 1 procent in 1999 en de grondslag van de BTW-heffing te beperken. Tegelijk zou het maximumplafond van de uitgaven opgetrokken worden tot 1,21 procent met de bedoeling dat dit geleidelijk zou stijgen tot 1,27 procent in 1999.

Om de vermindering

van de BTW-inkomsten te compenseren, zouden de BNP-bijdragen stijgen. Er werd dus meer last gelegd op de schouders van de rijke landen, maar omdat de uitgaven van de Gemeenschap de hele tijd een flink eind onder het plafond gehouden werden, bleef de “schade” voor de meer welvarende staten erg beperkt. Voor 1999 bedragen de uitgaven slecht 1,1 procent van het BNP van de EU.

Inkomstenzijde dooreengehaald

Een van de belangrijkste punten in de discussie vandaag is de invoering van een algemeen correctiemechanisme dat de lasten zou verlichten voor die lidstaten waarvan de nettobijdrage (wat een land meer in de Europese kas stopt dan het onder de vorm van steun en beleidsuitgaven terugkrijgt) boven een bepaald percentage van hun BNP zou uitstijgen. Waarschijnlijk wordt de grens gelegd op 0,35 procent. Het correctiemechanisme dat sinds 1984 de Britse bijdrage beperkt, zou lichtjes worden aangepast en door dat algemene correctiemechanisme worden opgeslorpt. Zo’n regeling stelt de Britse premier in staat thuis te gaan vertellen dat er aan de ” rebate” niet geraakt is. En ook Duitsland kan dan tevreden zijn: zijn nettobijdrage (zie tabel “Kosten en baten”) zal niet eeuwig blijven groeien. Daar was het Berlijn uiteindelijk om te doen.

Langs de uitgavenkant

komt er in Berlijn waarschijnlijk een akkoord uit de bus om de uitgaven op het huidige peil, dus 1,1 procent van het Europese BNP te houden. Het min of meer irrelevant geworden plafond zou op 1,27 procent blijven.

Een en ander houdt in dat de landbouwuitgaven (die met 40,5 miljard euro een kleine helft van het huidige EU-budget opsouperen) beperkt dienen te worden. Eerder deze maand is met gekwalificeerde meerderheid (zonder Frankrijk, Nederland en Portugal) een voorakkoord bereikt, dat echter maar telt voor zover op de top over “alles” een overeenkomst wordt bereikt. En er zijn nog netelige problemen te regelen onder andere in verband met de cofinanciering van de directe inkomenssteun aan de landbouwers: de idee is om een kwart daarvan voortaan niet meer door de EU maar door de lidstaten zelf te laten betalen. Daar zijn met name Frankrijk en Spanje erg tegen gekant, omdat zij bij zo’n gedeeltelijke “hernationalisering” van het beleid de grootste verliezers zijn: het zou hen om en bij het half miljard euro kosten. België zou er z’n voordeel mee doen: een “besparing” van 130,9 miljoen euro, geld dat anders naar de EU-kas zou vloeien. Ons land draagt immers voor 3,9% bij tot het EU-budget, maar haalt slechts 2,5% van de landbouwuitgaven binnen. Duitsland zou bij zo’n regeling zelfs een 700 miljoen euro winnen!

De top moet ook

een beslissing treffen over de som die ter beschikking wordt gesteld van de Structuurfondsen. Waarschijnlijk komt er voor de Fondsen een bedrag in de buurt van 200 miljard euro uit de bus en wordt de maximale steun die een land kan ontvangen beperkt tot een zeker percentage van zijn BBP. Voor België is het vooral zaak ervoor te zorgen dat de geleidelijke vermindering van de steun aan Henegouwen zo zacht mogelijk verloopt.

België niet blij

Voor België houdt een beperking van de lasten voor een aantal andere lidstaten (via het correctiemechanisme) in dat de eigen bijdrage niet anders kan dan stijgen. Ons land is ook niet gelukkig met de verwachte vervanging vanaf 2002 van de BTW-bijdrage door een BNP-bijdrage. Samen met Italië en Finland, wordt België een van de grootste slachtoffers van deze wijziging. De Belgische regering rekende uit dat dit bijvoorbeeld voor 1999 meeruitgaven van 5 miljard euro zou meebrengen. Het budgettaire probleem zou later nog groter worden mede omdat de douane- en landbouwrechten als gevolg van de komende onderhandelingen in het raam van de WHO (Wereldhandelsorganisatie) waarschijnlijk verder zullen dalen. Daarom hoopt België dat de vergoeding die het krijgt om de rechten te innen (momenteel tien procent van de geïnde sommen) wordt opgetrokken. Daardoor zouden de extra lasten ten minste gedeeltelijk gecompenseerd worden.

België heeft niet alleen

reserves omwille van de financiële gevolgen van de verschuivingen, ook de politieke implicaties staan Brussel niet helemaal aan. Als goede Europeanen vrezen de Belgen immers dat het stabiliseren van de uitgaven een rem zet op de verdere Europese integratie. Europa kan maar moeilijk uitgroeien tot een federale structuur als er niet meer geld ter beschikking wordt gesteld van het “federale” niveau dan de huidige povere 1 procent van het Europese BNP.

De te verwachten dalende inkomsten uit de douane- en landbouwrechten en de verschuiving van BTW naar bijdragen op basis van het BNP houden in dat de financiële autonomie van de EU verzwakt. In plaats van te kunnen steunen op een eigen inkomen moet Europa leven met het zakgeld dat zijn krenterige ouders het willen toestoppen. Het supranationale karakter van de EU dreigt daardoor sterk te verwateren, de grotere landen zullen sterker op het beleid gaan drukken, en dat is slecht nieuws voor de kleinere landen.

Marie-Anne WILSSENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content