Titanenstrijd

Zijn de dollar en de euro de reuzen van de toekomst ?

Zelfs op de wisselmarkten worden de aloude tradities niet meer gerespecteerd. Wanneer de rente stijgt of een land een overschot op de betalingsbalans heeft, dan betekent dat tegenwoordig niet meer dat de munt zal aantrekken. Vaak heeft irrationeel gedrag de overhand op zuivere financiële logica. Valutahandelaren blijven maar anticiperen. Steeds vaker neemt men zelfs zijn toevlucht tot technische analyse om de toekomstige wisselkoersevoluties te bepalen. En de particulier, die wil uiteraard antwoorden. Komt de eenheidsmunt er nu eigenlijk ? En wanneer dan, en met wie ? Wat gebeurt er met de dollar (USD), de yen (JPY) of het pond (GBP) ?

EURO-CONSENSUS.

Vooruitzichten zijn geen zekerheden. Maar toch blijkt er in de Belgische financiële wereld een zekere consensus te bestaan rond de essentiële vragen met betrekking tot de euro. Zo zijn de zes grote banken die we hebben ondervraagd ( BBL, Gemeentekrediet, ASLK, Generale Bank, Kredietbank en Paribas-België, zie tabel) er bijna 100 % van overtuigd dat ze op de voorziene datum de start van de euro zullen kunnen vieren. Op 1 januari 1999 dus. Nauwelijks enkele jaren geleden bestond daarover nog enige twijfel, maar die lijkt nu verdwenen.

Misschien overdreven optimistisch, gezien de problemen tussen de Duitse mark (DEM) de referentiemunt in Europa en de andere valuta van het Oude Continent. Getuige daarvan de moeilijke terugkeer (op 25 november 1996) van de Italiaanse lire (ITL) binnen het wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair Systeem (EMS).

De lire had het EMS in 1992 verlaten, na zware speculatie-aanvallen. Voor haar uittrede mocht de munt binnen een band van 6 % boven en onder de spilkoers (centrale koers) tegenover de andere munten fluctueren. De meeste andere deviezen mochten binnen een engere band schommelen (2,25 %). Maar in augustus 1993 werden de landen van de Europese Unie er door een monetaire crisis toe gedwongen om de schommelingsmarges van de munten tot 15 % te verruimen, om zo speculaties tegen te gaan.

STABILITEIT ?

Over de voorwaarden voor de comeback van de ITL werd heftig gediscussieerd er werd bijna zeventien uur onderhandeld binnen het Europees Monetair Comité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de ministeries van Financiën en de centrale banken van de vijftien landen van de Europese Unie. Uiteindelijk werden de Europese partners het eens over een centrale pariteit van 990 ITL voor een DEM, of 20,8337 Belgische frank (BEF) voor 1000 ITL. Een koers die door de markten redelijk werd bevonden aangezien de ITL sindsdien rond dat niveau wordt verhandeld. De Italiaanse minister van Financiën, Carlo Ciampi, was verheugd om de terugkeer van zijn land in een “cultuur van stabiliteit”.

Ietwat voorbarig misschien, zolang de Italiaanse munt het imago van een intrinsiek zwakke munt met zich meesleept. En zo’n imago verander je niet van de ene dag op de andere. Kredietbank, bijvoorbeeld, geeft de ITL niet meer dan 25 % kans om vanaf 1999 aan de euro deel te nemen. En zodra duidelijker wordt dat Italië geen deel zal uitmaken van de kopgroep van de Economische en Monetaire Unie (EMU), komt de ITL lichtjes onder druk. Zo zou het renteverschil op lange termijn (tien jaar) tussen de ITL en de DEM tot 3 % kunnen stijgen, denkt KB. De bank voegt eraan toe dat er niet de minste monetaire versoepeling in zicht is, aangezien de inflatie in 1997 waarschijnlijk niet onder 3 % zal zakken (en dat is het doel van de centrale bank).

OP Z’N FRANS.

Terwijl de ITL weer toenadering zocht tot de DEM, kwam binnen de Franse politiek een tegengesteld debat op gang. “Is een devaluatie van de Franse frank (FRF) nodig ?”, blokletterde het weekblad L’Express. In het artikel stelde men een plan van oud-president Valéry Giscard d’Estaing voor om de Franse economie uit het slop te halen. Ook binnen de huidige regeringsmeerderheid werd zijn idee overgenomen en de invloed op de koers van de FRF tegenover de DEM bleef niet uit. Sinds de muntcrisis van zomer ’93 hoefde de FRF nauwelijks gebruik te maken van zijn verruimde fluctueringsmarge. Integendeel : de munt keerde zelfs terug binnen de enge marges van voor augustus 1993 en wordt verhandeld tegen een koers die niet zoveel van de spilkoers van 3,3539 FRF afwijkt.

Voor Giscard is het meer dan wenselijk dat de euro een rond aantal FRF telt. Hij stelt een wisselkoers van 7 FRF voor 1 euro voorop, en dat komt aan de huidige marktvoorwaarden trouwens overeen met 1 USD voor ongeveer 5,50 FRF. Hij raadt de regering ook aan om de verhouding 1 ecu = 7 FRF zo snel mogelijk vast te leggen. Er is al beslist dat de overgang van de ecu die eigenlijk een muntkorf is naar de euro continu zal verlopen, tegen een koers van 1 voor 1.

Volgens de oud-president zouden de nieuwe pariteiten van de FRF binnen een termijn van zes à negen maanden een gevoelige stijging van de economische groei veroorzaken. “1 euro = 7 FRF en Frankrijk stapt in goede conditie de monetaire unie binnen,” zo vat Valéry Giscard d’Estaing het samen. Het probleem is dat het plan-Giscard overeenstemt met een feitelijke devaluatie en dat verwerpt de huidige regering van Alain Juppé categoriek.

Men houdt de koers van een “sterke FRF” dus aan en voor het ogenblik blijken de markten het met dit beleid eens te zijn. Daardoor kon de Banque de France de voorzichtige ontspanning van de rentetarieven verderzetten. Op lange termijn, aldus het Gemeentekrediet, zou het renteverschil tussen Frankrijk en Duitsland dat nu nul is groter kunnen worden. Volgens het Gemeentekrediet zouden de tekenen van een herneming van de economische activiteit in Frankrijk minder uitgesproken zijn dan in Duitsland. Toch ziet de bank de Franse munt tussen 3,37 en 3,38 FRF per DEM schommelen (en dat is nu 3,38).

BASISAS.

Ondanks de polemiek rond de pariteit van de FRF, behouden de analisten hun vertrouwen in de FRF en de grote Belgische banken beschouwen de Frans-Duitse tandem als de basisas van de toekomstige eenheidsmunt. De overige munten van de “harde kern”, de gulden (NLG), Belgische-Luxemburgse frank (BEF/LUF) en de Oostenrijkse schilling (ATS), noemen ze unaniem als de munten die zeker aan de eerste euro-golf zullen deelnemen. Hoewel België niet voldoet aan de convergentiecriteria van het Verdrag van Maastricht in verband met de overheidsschuld. Deze valuta hebben veel kans om in de eenheidsmunt te stappen tegen een koers die dicht bij hun huidige spilkoers aanleunt.

Van nu tot 1999, en ondanks mogelijke, tijdelijke spanningen, verwachten toch maar weinig voorspellers een constante wisselkoers van deze valuta tegenover de DEM. Ook de rente (op korte en lange termijn) in deze landen zou binnen een enge marge ten opzichte van de Duitse interestvoeten moeten evolueren. Een van de criteria die het Verdrag van Maastricht oplegt, is trouwens dat de nominale rente op lange termijn het voorgaande jaar het gemiddelde van de nominale langetermijnrenten in de drie landen met de laagste inflatie niet meer dan 2 % mag overschrijden.

POLITIEKE WIL.

Twee minder gekende deviezen worden door de Belgische banken vaak aangehaald als deelnemers aan de euro vanaf 1999. Het gaat om het Ierse pond (IEP) en de Finse mark (FIM). In beide gevallen is er duidelijk een sterke politieke wil om zich goed in de pan-Europese beweging te verankeren. Op 14 oktober 1996 sloot de FIM zich bij de EMS tegen een spilkoers van 6,78 BEF per FIM.

Deze aansluiting werd voorafgegaan door een monetaire convergentieperiode waarin de Finse basisrente van 6 % in september 1995 naar 3 % werd teruggebracht. Hetzelfde niveau als de Duitse reporente, het belangrijkste herfinancieringsmiddel van de banken bij de Bundesbank. Ook voor de langetermijnrenten was de convergentie met Duitsland spectaculair. Maar volgens KB zou het Finse lidmaatschap van de EMU begin 1998 in beraad kunnen worden gehouden omdat het land wat laat tot het EMS is toegetreden.

De kans dat de Deensekroon (DKK) vanaf 1999 aan de euro zal kunnen deelnemen, is vrij klein. Hoewel het land inderdaad aan de convergentiecriteria voldoet, stelt een speciale clausule dat over de toetreding tot de muntunie een referendum zal worden gehouden. En voorlopig zijn er nog geen plannen voor een dergelijk referendum. De DKK is onlangs nog tot een hoge koers van 3,84 DKK per DM gestegen. Het Gemeentekrediet rekent voor de komende maanden nog op een lichte stijging van de DKK, tot zowat 3,83 DKK per DEM. Toch bestaat er weinig kans dat het renteverschil met Duitsland verkleint, zegt het Gemeentekrediet nog.

BRITTEN UITGESLOTEN.

Het is eigenlijk niet realistisch te geloven dat het pond (GBP) tot de monetaire unie zal toetreden, zegt Nicolas Knight zonder aarzelen. Hij is “global strategist” aan het Nomura Research Institute. Maar dat wil ook niet zeggen dat het GBP in de toekomst bijzonder onder druk zal komen te staan. Volgens Knight is de Britse economie vandaag veel competitiever en heel wat stabieler dan vroeger. En daar kan het GBP alleen voordeel bij hebben. Naar het voorbeeld van Denemarken beschikt ook Groot-Brittannië over een speciale clausule waardoor de bevolking ervoor kan kiezen om niet tot de EMU toe te treden.

Volgens sommige experts zou een eerder linkse regering voor toetreding tot de euro kunnen zijn, in tegenstelling tot de huidige conservatieve regering. In die veronderstelling zullen de andere lidstaten van de EU waarschijnlijk eisen dat de wisselkoers voor de toetreding ergens tussen 2,45 en 2,50 DEM per GBP (tegenover ongeveer 2,55 nu) wordt gelegd, menen de experts. Als het GBP niet zou toetreden, hoeft de waarde van de munt niet automatisch te dalen. De Belgische bankiers zijn over deze vraag zeer verdeeld : zij noemen een vork tussen 47,4 BEF en 53,50 BEF over twaalf maanden (tegenover ongeveer 52 BEF op dit ogenblik).

SPANJE EN PORTUGAL : ONZEKER.

In dit overzicht van de Europese valuta mogen we de twee munten van het Iberische schiereiland niet vergeten : de Spaanse peseta (ESP) en de Portugese escudo (PTE). Het Gemeentekrediet merkt op dat de evolutie van deze valuta de komende maanden een sterke invloed zal ondervinden van momenten van optimisme en pessimisme over de totstandkoming van de EMU en de toetreding van de Iberische landen. BBL meent toch dat deze twee deviezen vanaf 1999 aan de euro zullen deelnemen. Voor KB, daarentegen, hebben de perifere landen (rond de “harde kern”) op het vlak van prijsstabiliteit nog een lange weg af te leggen. Nog volgens KB is de kans dat de EMU met een grote kopgroep van start gaat, heel wat kleiner dan de financiële markten nu hopen. Binnen het EMS kunnen dus spanningen ontstaan. Spanningen die voor de harde kern waarschijnlijk van voorbijgaande aard zullen zijn, maar voor de perifere landen misschien langer zullen aanhouden.

WISPELTURIG AMERIKA.

Van de Amerikaanse dollar (USD) zijn de markten al geruime tijd heel wat volatiliteit gewend. De Belgische bankiers voorzien dat de dollar over twaalf maanden grosso modo tussen 29 en 32 BEF waard zal zijn, tegenover ongeveer 32 BEF nu. Ook tegenover de yen (JPY) zien de analisten het groene biljet (over het algemeen) eerder dalen, tot zo’n 100-115 JPY per USD tegenover 115 JPY nu. Eigenlijk heeft de Amerikaanse munt te lijden onder de vertraging van de economische activiteit en de gematigde evolutie van de inflatie. De Federal Reserve de Fed is de centrale bank in de Verenigde Staten wordt er niet toe aangezet om haar rentetarieven op te trekken. De rente op de Fed funds, die het belangrijkste werkinstrument van het monetair beleid van de Fed zijn, blijft op 5,25 % hangen.

In de toekomst verwacht de BBL niet dat het monetair beleid in de Verenigde Staten nog verder zal worden verstrakt. Maar, voegt men eraan toe, de verwachting dat de rente zal worden verhoogd, kan de munt tijdelijk ondersteunen. De bank is bijgevolg van oordeel dat een koersstijging van de USD de komende maanden eerder als een verkoopkans moet worden gezien.

Kredietbank komt met een heel ander scenario : de bank denkt dat een monetaire verstrakking mogelijk blijft, en begin 1997 zou plaatsvinden. Dit strengere, monetaire beleid zal waarschijnlijk volstaan om nieuwe inflatievrees de kop in te drukken. Op die manier zullen de rentetarieven nadien niet meer stijgen. De USD zal maar weinig steun ondervinden van het “aangeschroefde” monetair beleid en zal rond het huidige niveau blijven schommelen. Deze zwakkere steun, als gevolg van de rentetarieven en de verzwakking van de activiteiten, zullen in de tweede helft van 1997 voor een depreciatie van de USD zorgen, voorspelt KB.

EVENWICHTSOEFENING.

Het Gemeentekrediet komt tot dezelfde voorspelling, maar brengt andere argumenten aan. Vooreerst is het Gemeentekrediet bezorgd over de evolutie van de handelsbalans. De verbetering tijdens de periode 1988-1993 was slechts van voorbijgaande aard en vandaag zitten we weer op hetzelfde (lage) niveau als in 1985. Mocht de economische vertraging in Amerika bovendien aanhouden, dan zou het handelsconflict weer op het voorplan kunnen raken. De Amerikanen zouden misschien niet aan de verleiding kunnen weerstaan om de groei van hun economie te versterken via een poging om de invoer te verminderen en de uitvoer op te drijven. En de USD zou dan misschien het gelag moeten betalen, zegt het Gemeentekrediet.

Een zwakke “greenback” zou de Europese export geen zorgen baren. Alles is een kwestie van evenwicht, op monetair vlak nog meer dan op andere gebieden. Enerzijds ziet de Bundesbank de DEM niet graag sterker worden, om geen nieuwe spanningen te veroorzaken binnen het EMS. Anderzijds staan de Duitsers op een strikte navolging van de convergentiecriteria en zouden ze categoriek weigeren om borg te staan voor een “gesoldeerde” euro, die minder sterk zou kunnen uitvallen dan hun dure DEM.

Het is trouwens om die reden dat onze Duitse buren er zo op aandringen dat er een “stabiliteitspact” zou worden afgesloten tussen de Europese partners. Zo’n pact zou de landen een sanctie kunnen opleggen wanneer ze een laks beleid (inzake openbare financiën) zouden gaan voeren eens de monetaire unie van start is gegaan. Ongetwijfeld wordt de onderhandelingsronde van 1998 waarbij de staten worden aangeduid die aan de Maastricht-normen voldoen (een politieke beslissing), een historische episode in de grote Europese monetaire saga. En die aflevering mogen we onder geen beding missen. Ook al omdat de staats- en regeringshoofden tegelijkertijd de verhoudingen zullen bepalen tussen de valuta die deelnemen aan de euro en de uitgesloten valuta (EMS bis ?).

PHILIPPE TOMBERG

Bepaalde deviezen zullen zeker aan de euro deelnemen, andere misschien. Maar over sommige munten zijn de meningen duidelijk verdeeld…

De Belgische bankiers voorzien dat de dollar over twaalf maanden grosso modo tussen 29 en 32 BEF waard zal zijn, tegenover ongeveer 32 BEF nu.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content