Tijd voor een groot onderhoud

Adrian Wooldridge columnist van The Economist

Nu Volkswagen van zijn sokkel getuimeld is, staat het Duitse bedrijfsleven weer met beide voeten op de grond.

Duitsland kan prat gaan op sommige van de beste grote bedrijven ter wereld, van BMW tot Siemens. Het herbergt ook zowat 1300 middelgrote ondernemingen die wereldwijd een dominante positie hebben in niches als wieltjes voor ziekenhuisbedden (Tente) en ovens (Rational). Duitsland is dynamischer dan de rest van continentaal Europa. Zijn werkloosheidsgraad daalde van 11,7 procent in 2005 tot 6,7 procent in 2014.

Duitslands succes heeft een groeiende groep bewonderaars in het leven geroepen. In sommige gevallen is dat geloof verworden tot verering. In 2016 daalt Duitsland weer op aarde neer. De terugval begon in 2015 toen bekend raakte dat Volkswagen, de grootste onderneming in Duitsland en de op Toyota na grootste autobouwer in de wereld, software gebruikt om de Amerikaanse emissienormen te omzeilen. De problemen worden nog groter in 2016 omdat Amerikaanse advocaten de zeldzame gave hebben om van een crisis een catastrofe te maken en omdat de affaire wijst op diepere bezorgdheid over het Duitse model.

Het uitstootschandaal legt de vinger op twee structurele problemen bij Volkswagen: zijn corporate-governancesysteem en zijn bedrijfscultuur. De onderneming wordt gecontroleerd door machtige clans: de families Porsche en Piëch, de vakbonden en de regering van Nedersaksen. Die bekvechten met de regelmaat van een klok. Intern wordt de onderneming gedomineerd door machtige ingenieurs die de milieubeschermers verachten en elkaar indekken.

Volkswagen is een extreem voorbeeld van meer algemene problemen. Het systeem van medezeggenschap, dat de vakbonden een zeg geeft in de raden van bestuur, wentelt macht af op een heleboel groepen. De systemen van leerlingschap en levenslange werkgelegenheid zorgen ervoor dat de managers allemaal uit hetzelfde hout gesneden zijn. In goede tijden zijn dat deugden. Zelfverzekerde managers kunnen uitstekende producten voortbrengen. Medezeggenschap kan sociale harmonie produceren. Maar vertrouwen kan collusie worden en zelfvertrouwen arrogantie — gebreken die aan het licht kunnen komen in moeilijker tijden.

En de tijden worden inderdaad moeilijker. Duitse ondernemingen maakten handig gebruik van de instorting van de Sovjet-Unie om uit te breiden naar Oost-Europa en Rusland en ze bezorgden China de machines die het nodig had voor zijn fabrieken en de luxewagens voor de bazen van die fabrieken. Maar Rusland verkeert in recessie en de Chinese groei vertraagt en verschuift naar een minder investeringsintensief model.

De druk op de export dwingt Duitsland een aantal dieper liggende problemen aan te pakken. De energiekosten liggen er 37 procent boven die in de rest van Europa en zijn dubbel zo hoog als in de Verenigde Staten. Dat is het gevolg van een groen beleid en de weigering om capaciteit toe te voegen. Duitsland heeft bovendien een van de laagste geboortecijfers in Europa en met 45 jaar de hoogste gemiddelde leeftijd. Het land dreigt tegen het einde van het decennium meer dan een miljoen ingenieurs, wiskundigen, computertechnici en wetenschappers te verliezen omdat de babyboomers met pensioen gaan. Duitsland slaagt er traditioneel ook niet in om hooggekwalificeerde arbeidskrachten aan te trekken.

Sommigen vinden dat zijn bereidheid om honderdduizenden vluchtelingen uit het Midden-Oosten in de armen te sluiten precies de opkikker is die het land nodig heeft. Er bestaat echter geen enkele garantie dat die vluchtelingen de nodige mix van bekwaamheden aanbrengen.

Terug naar school

Duitsland behoudt natuurlijk enorm sterke punten en het heeft bewezen dat het verandering aankan. Zijn beste ondernemingen zijn al jarenlang bezig met zich aan te passen. Sennheider, dat koptelefoons en microfoons produceert, is overgegaan op een nieuwe generatie Sennheisers, Andreas en Daniel, die het belang benadrukken van “globaal te zijn in alles wat we doen”. Ze willen leren van innovatieve klanten in heel de wereld: de Japanners zijn vooral veeleisend op het gebied van geluid, de Amerikanen op modegebied.

Maar de Duitse politieke klasse is op haar lauweren blijven rusten na de radicale hervormingen van de arbeidsmarkt onder Gerhard Schröder in 2003. In plaats van die hervormingsgeest voort te zetten, heeft Angela Merkel gas teruggenomen door een minimumloon en hogere pensioenen in te voeren. Het Duitse bedrijfsleven geraakte gewend aan de almaar toenemende vraag vanuit China. In 2016 moet Duitsland beslissen: heeft het nog altijd de wil om uit zijn problemen te leren en zijn model een onderhoudsbeurt te geven, zoals het deed in 2003?

De auteur is Schumpeter-columnist van The Economist.

Adrian Wooldridge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content