Tijd om de taxshelter te herdenken

Philippe Renier

U bent een hardwerkende ondernemer. Op het einde van het jaar hebt u zicht op een mooie winst. Winst betekent helaas ook vennootschapsbelasting betalen. Uw accountant of fiscaal adviseur komt met een lumineus idee: een investering in de taxshelter. U sluit een raamovereenkomst met een door de fiscus erkende taxshelterproducent waarmee uw zuurverdiende winst bijvoorbeeld wordt geïnvesteerd in de audiovisuele sector. In ruil krijgt u een fiscale vrijstelling van zomaar eventjes 421 procent van het geïnvesteerde bedrag. Dat is voldoende om uw vennootschapsbelasting substantieel te reduceren. Dat u daarmee de culturele sector ondersteunt, geeft het geheel een nobel kantje. Het is dus niet onlogisch dat heel ondernemend Vlaanderen wel eens een taxshelterinvestering heeft gedaan.

De taxshelter afschaffen is niet aan de orde. Wel moeten we de investeerder beter beschermen.

Helaas doken in het verleden al pretbedervers op. Zo hielden veel Vlaamse investeerders een pijnlijke kater over aan de Corsan-affaire, toen bleek dat door gesjoemel geen eindattesten werden toegekend. De investeerders verloren hun vrijstelling en moesten alsnog de vennootschapsbelasting met intresten en boetes betalen. De wetgeving werd in ijltempo gewijzigd om de risico’s voor de investeerders maximaal te beperken.

Afgelopen weekend was het weer raak. Geert Allaert van de Music Hall-groep nam de vlucht vooruit en meldde aan de verzamelde pers dat de federale overheidsdienst Financiën geen eindattesten voor de taxshelter had toegekend voor zijn musicals, waarvoor hij minstens 10 miljoen euro had opgehaald. Weg was de fiscale vrijstelling voor de investeerders. In de marge meldde menig kritische journalist dat de Bijzondere Belastinginspectie ook met een onderzoek naar fiscale fraude bezig is. Daarop had Geert Allaert geen commentaar. De pers spreekt van een zwaarwichtig dossier. Veelbelovend klinkt het allemaal niet.

Maar geen nood, de rechtbank in Brussel zou Geert Allaert – naar eigen zeggen – wel gelijk geven. Het zal wel zijn: de investeerder heeft dan al lang afgehaakt, want het aanvechten van de weigeringsbeslissing van de taxsheltercel betekent dat de investeerder gedwongen wordt mee te procederen met de producent. En we weten allemaal hoelang het duurt alvorens het hof van beroep van Brussel een uitspraak doet.

Geert Allaert schermt nog met “een verzekering” die de investeerders zal vergoeden. Met het stinkende fraudegeurtje is het niet zo zeker dat een verzekering de schade zal willen vergoeden. En dus zijn wederom de investeerders de dupe.

Misschien is het tijd om het systeem van de taxshelter andermaal te herdenken? De culturele sector heeft de taxsheltergelden broodnodig. Het systeem afschaffen is dus niet aan de orde. Wel moeten we de investeerder beter beschermen. Dat kan met kleine ingrepen die de rechtszekerheid vergroten. Een idee zou zijn dat de investeerders hun gelden niet langer aan de producent doorstorten, maar wel aan de taxsheltercel. De producent moet dan de gelden gaan halen bij die cel, die meteen de aanvraag tot subsidiëring controleert, en toekent of weigert. De producent doet voor 50 procent aan voorfinanciering met eigen middelen, de subsidie krijgt hij dan rechtstreeks van de taxsheltercel. In de plaats van een controle post factum, is er een controle vooraf.

Dat systeem is niet nieuw: de subsidieregeling van VLAIO voor ontwikkelingsprojecten werkt net zo. Eerst een gestoffeerd dossier indienen, pas dan worden subsidies toegekend. Voldoet de producent niet aan de norm, dan wordt de investeerder terugbetaald door de taxsheltercel. Mogelijk verliest de investeerder wel zijn rendement, maar op zijn minst is hij zijn centen niet kwijt en heeft hij geen gedoe meer achteraf. Parlement en minister van Financiën: aan het werk!

De auteur is partner bij Renier & Ketels.tax

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content