Tijd is geld waard

Vroeger, voor de bouw van de Brusselse Beurs, waren het vooral de welgestelde bezoekers van de vroegmarkt, in de huidige, trendy Dansaert- en Ortsstraat, die bij huize De Greef over de vloer kwamen. Met de Beurs kwam ook het beurspubliek. Nu viert De Greef zijn 150ste verjaardag.

Hij ziet er goed uit, voor zijn 150 jaar, dat mag gezegd. Tijd heeft op hem geen vat gehad; nieuwigheden heeft deze enige juwelier-juweelzetter-horlogemaker die ons land rijk is, nooit geschuwd. Het prestigieuze huis De Greef is al zes generaties lang in handen van dezelfde familie, ook al is de naam van de huidige zaakvoerders – Wittmann – enigszins misleidend. Nochtans waren ze vroeger met meer, de exclusieve juweliersbedrijven. Maar erg gewaardeerde collega’s – o.a. de gerenommeerde Wolfers – werden verkocht. Anderen zagen pas later het levenslicht, zoals Leysen bijvoorbeeld. De Greef is altijd invoerder van horloges geweest, en maakte er ook enkele zelf.

Huis De Greef

kan prat gaan op zijn heden en verleden. Het is het enige juweliersbedrijf in België dat juweelhorloges – de Ultimo Watch – aankleedde voor Omega, die andere horlogemaker die trouwens precies even oud is als De Greef. Vandaag zijn het Jacques (31) en Arnaud (29) Wittmann die ervoor zorgen dat het klokje van De Greef blijft tikken. Het aanbod van De Greef is erg uiteenlopend: u kunt er tijd kopen voor een paar duizenden franken, maar wenst u een exclusief juweel aan de pols, dan is er ook voor zes miljoen frank wat wils. Paul Wittmann, dat is de vader van Jacques en Arnaud, is technicus van opleiding. Een studie die wellicht ook aan de basis ligt van zijn andere passie: het repareren of zeg maar restaureren van oldtimers, nog zo’n toppunt van mechaniek. Het was in de jaren ’60 – Paul Wittmann was toen 23 jaar – dat hij zijn intrede deed bij de familie De Greef, horlogemaker-juwelier, met winkel en atelier in de Boterstraat, op een steenworp van de Brusselse Grote Markt. In 1973 werd hij beheerder van De Greef. Maar daarvoor had hij in een dochteronderneming van het huis gewerkt, Artibijoux genaamd. Hier werkten een dertigtal juweelzetters die met behulp van zware persmachines de mooiste dingen maakten. “Zo’n machine woog om en bij de 100 ton. Dat is nu onvoorstelbaar, maar alle initialen en inkervingen werden ermee gemaakt. O ja, die machines waren onmisbaar. Vergeet niet dat in die tijd een dikke, zware zegelring het meest voorkomende communiecadeau was.”

Paul Wittmann bezit zelf maar twee horloges: een Jaeger-Lecoultre, en een stalen Omega die hij van zijn ouders kreeg voor zijn 20ste verjaardag, en die hij nu al 47 jaar draagt.

Het was tijd om te gaan, dacht de maker van tijd en uur, en hij droeg zijn verantwoordelijkheden over aan beide zoons, Jacques en Arnaud, die daarmee de zesde generatie van het familiebedrijf inluiden. En die staat er intussen alweer zeven jaar aan het roer. Hun achtergrond is veelzeggend: Arnaud leerde het juweliersvak in Londen, broer Jacques ontdekte alle kneepjes van het bedrijfsbeheer in de Verenigde Staten.

In 1848

stichtte Prosper De Greef het bekende horlogehuis, dat toen eigenlijk voornamelijk zilveren en nikkelen zakhorloges verkocht. “Zelden ging er een gouden exemplaar over de toonbank”, verklaart Paul Wittmann. “In de tweede helft van de negentiende eeuw kostte goud een fortuin. Om u een idee te geven: de prijs van een gouden horloge was vergelijkbaar met die van een arbeiderswoning.” Toch bleef het niet lang bij horloges. Al vlug weerklonk de vraag naar meer, bijkomend zilverwerk. “Kruisjes, kettinkjes, armbanden… De mensen die naar de vroegmarkt kwamen, daar waren veel welgestelde lui bij. Ja, en daar liepen ze dan, een klein karretje in de hand, met heel veel interesse in wat wij te bieden hadden. Natuurlijk kwamen er ook mensen vanuit de omgeving naar het centrum van Brussel. Uit Halle, Vilvoorde en noem maar op. Onze winkel opende toen al om zeven uur zijn deuren. Ja, dat waren uitstekende klanten. Daarbij komt dat de hele Boterstraat één en al juwelierszaak was. Wij waren niet de enigen, de straat op zich was al een trekpleister.”

Ruim honderd jaar geleden was huis De Greef jarenlang de exclusieve horlogeleverancier van de Belgische Spoorwegmaatschappij. Klokvaste treinuren, op de seconde juist, dat was het streefdoel. Precieze horloges en uurwerken waren de vereiste. Met de chaos die er dezer dagen in de Belgische stations heerst, blijkt dit alvast – hopelijk niet voorgoed – tot de verleden tijd te behoren.

Natuurlijk

telt huis De Greef een groot aantal bekende namen onder zijn cliënteel, maar zoals het een prestigieus huis betaamt, wordt discretie gegarandeerd. Toch enkele toegevingen, de éne al vager dan de andere. De horloges van huis De Greef tikken aan de pols of in de zak van meerdere prinsen en prinsessen, van de Libische hofhouding tot de Perzische high society, Jacques Brel droeg er één, de acteur Jean-Pierre Loriot meet zijn tijd aan een horloge van De Greef, verscheidene ministers komen tijdig op hun afspraken dankzij dit huis, en noem maar op.

“Maar je maakt ook onwaarschijnlijke dingen mee. Zo zijn we vijf jaar dag en nacht in de weer geweest voor een vooraanstaande dame. De alleringewikkeldste ringen bestelde ze, niet altijd even mooi trouwens, en ik herinner me een horlogeband waarop een precieuze bloem prijkte, en een edelsteen uit emerald. Met een druk op een knopje verdween het uurwerk onder de smaragd. Drukte je op een ander knopje, dan ontvouwden de bloemblaadjes zich. Haar man was klerk, hij verzorgde de gas- en elektriciteit in het Brussels Noordstation… Maar hij reed wel met een dikke Chevrolet.”

Paul Wittmann schat dat meer dan de helft van de Belgische verzamelaars klant zijn bij De Greef. De acteur Michel Simon, die erotische horloges verzamelde, is er ook over de vloer geweest. Tot pakweg 15 jaar geleden werd het omzetcijfer vooral bepaald door de verkoop van juwelen (60%), gevolgd door die van horloges. Nu is de situatie precies omgekeerd. “Communiefeesten, dat zijn nog altijd hoogdagen voor de juwelier. Maar er is een duidelijke evolutie. Wie nu zijn communie doet, die krijgt ofwel een hoogtechnologische mountainbike, ofwel een degelijk horloge. Zegelringen behoren voorgoed tot de verleden tijd”, legt Paul Wittmann uit. Geen wonder dat De Greef met Zwitserse merken werkt, zoals Omega, Longines, enzovoort. “Wie voor de eerste wereldoorlog naar een horloge vroeg, die vroeg haast automatisch naar één van Zwitserse makelij. Officiershorloges noemden ze dat. De meeste bestonden uit staal. En een aantal uit goud, want in die jaren was de goudprijs al bijzonder sterk gedaald (52.000 frank per kilo na de tweede wereldoorlog). Einde jaren ’70 steeg de goudprijs weer, tot 820.000 frank per kilo, tegen zo’n 360.000 frank vandaag de dag. O ja, en natuurlijk is er een verschil tussen een juwelier en een juweelzetter. De juwelier koopt, verwerkt en verkoopt goud. Maar een juweelzetter, die zet er edelstenen in, maakt pareltjes van ringen, armbanden, enzovoort”, aldus Paul Wittmann.

“De cliënteel is de laatste 20 jaar erg veranderd”, vertelt hij nog. “Vroeger liet een vrouw zich een horloge of een mooi juweel cadeau doen. Mannen waren de schenkers, vrouwen veelal de ontvangers. Dat gaat nu echter niet meer op. Veel vrouwen gaan uit werken, verdienen zelf hun geld, en kopen zich ook zelf zulke mooie en unieke stukken. Alhoewel ik niet wil overdrijven. Als het aantal mannen en vrouwen die huis De Greef bezoeken, ongeveer gelijk is, is het toch veelal de man die zijn portefeuille tevoorschijn haalt.”

Prijs

en kwaliteit. Het zijn twee vaste waarden binnen elk goed functionerend bedrijf. Maar een bijkomende, nog belangrijkere waarde, dat is de dienstverlening. En in het juweliersvak situeert zich die voornamelijk rond de knowhow op het gebied van herstellingen. Bij De Greef gebeurt negen tienden van de reparaties ter plaatse, in het eigen atelier. Een dure dienstverlening: “De verkoop van horloges levert ons uiteraard veel meer op. Want nazicht, onderhoud en reparatie, daar verdien je niet veel aan. Maar het zijn onmisbare wijzers in de horlogewereld en daar houden wij aan.”

Op de tweede verdieping van de winkel ligt het atelier, waar men voortdurend in de weer is met het ontwerpen van juwelen, van A tot Z. Arnaud Wittmann: “Soms vertrekken we aan de hand van een bestaand juweel, dat we aanpassen of veranderen, al naargelang van de wensen van de klant. Maar het kan ook best zijn dat het ontwerp bij ons gemaakt wordt. Wij proberen onze klanten exclusieve stukken voor te stellen. Sommige vrouwen willen de zekerheid dat hun juweel werkelijk uniek is. Dat zij de enigen zijn die het dragen…”

Huis De Greef mag dan ook wel de reputatie hebben van een gerenommeerd horlogemaker: echt veel horloges heeft dit huis niet zelf gemaakt. Drie om precies te zijn. Het allereerste, in goud, werd gemaakt door de stichter van het huis, Prosper De Greef, de twee andere zijn van de hand van de horlogemaker van het huis en dateren uit 1982. Een van die laatste twee werd aan een museum in Sydney, Australië, verkocht. Het andere werd gekocht door een klant, die verkocht het, en onlangs kocht De Greef het terug bij Sotheby’s. Inmiddels werd het weer aan een trouwe klant en verzamelaar verkocht…

De Wittmanns

zijn zelf geen verwoede verzamelaars. Nochtans hebben ze in de loop der jaren een kleine winkelcollectie bij elkaar gebracht. Een van de juweeltjes uit deze collectie is het Patek Philippe-horloge dat de gravin van Vlaanderen, verloofde van prins Filip van België, aan haar toekomstige echtgenoot ten geschenke gaf: één van de allereerste horloges met een vernuftige mechaniek.

Volgens Paul Wittmann heeft De Greef altijd een brede prijzenpolitiek gevoerd. “Wij gaan ervan uit dat iedereen klant kan zijn. Zowel de minister als diens chauffeur. Beiden verdienen dezelfde attitude, dezelfde dienstverlening.” Natuurlijk hoeven beiden niet hetzelfde merk te (kunnen) kopen. Want De Greef verkoopt zowel het peperdure merk Patek Philippe als het meer toegankelijke merk Bucherer.

De juwelierswinkel, zoals die er nu uitziet, is het resultaat van verbouwingen, geleid door de bekende Belgische architect Jacques Dupuis. Het was Paul Wittmanns vader, Jean, en diens oom Marcel, die in de jaren ’50 aan de architect de opdracht gaven. Tussen haakjes: grootmoeder Augusta heeft er zich nooit bij kunnen neerleggen, vond de verbouwingen doodzonde. Jean en Marcel Wittmann toonden bovendien een ruime interesse in de kunst, dus niet alleen in de hedendaagse architectuur. Zij verzamelden schilderwerken van moderne kunstenaars en waren persoonlijk bevriend met René Magritte en Paul Delvaux. De liefde voor de kunst zit trouwens nog altijd bij de Wittmanns in het bloed. Pauls vrouw speelt virtuoos piano, is in de ban van het ambachtelijk boekbinden en doet verwoed aan patchwork. Zijn beide zonen geven zich maar al te graag over aan de schilderkunst.

De komst

van de kredietkaart heeft naar Arnauds gevoel een ontegensprekelijke invloed uitgeoefend op het cliënteel. Klanten zijn minder trouw aan hun huizen, “omdat zo’n stuk plastic natuurlijk makkelijk verplaatsbaar is. Je hoeft niet meer met uitpuilende portefeuilles op straat te komen. Mensen kunnen nu kopen waar ze willen. Dat heeft nadelen, maar uiteraard ook voordelen. Want die kredietkaart is ook de reden van een nieuw cliënteel: met name buitenlanders.”

Horloges en juwelen zijn voorwerpen met een gevoelswaarde: je ziet iets wat je bevalt, eender waar. En voor wie het zich kan permitteren biedt de kredietkaart meteen een antwoord op dat gevoel. En voilà: het gegeerde is meteen bezit. Toch houden Jacques en Arnaud sterk aan hun reputatie van huis van vertrouwen. De dienstverlening, ook na de aankoop. Herstellingen gebeuren zoveel mogelijk in huis, in een aantal specifieke gevallen gaat het horloge terug naar Zwitserland (wachttijd: vier weken, in tegenstelling tot zes of zeven elders).

“Onze dienstverlening behoort tot de allerbeste in België. Ons personeel gaat minstens twee weken per jaar naar Zwitserland om er bij Patek Philippe te werken, en op de hoogte te blijven van de allernieuwste ontwikkelingen. Wie tijd verkoopt, die moet bij de tijd blijven, nietwaar”, benadrukt Jacques Wittmann.

De meeste klanten van huize De Greef komen uit Brussel en omgeving (60%), een kleine 20% komt uit de rest van België en de overige 20% van het omzetcijfer wordt bepaald door kopers van buitenaf, dat wil zeggen door buitenlanders.

Huis De Greef prijkt ongetwijfeld aan de top; ook wat betreft het aantal verkochte stukken van hoogstaande, exclusieve makelij. Een jaarlijks verkoopcijfer van 80 à 90 horloges van Patek Philippe, dat zijn al uitstekende toppen. Van een minder duur merk als Bucherer gaan op een goed jaar gemiddeld zo’n 300 stuks over de toonbank. De Greef is geen supermarkt; dagelijks komen er niet meer dan 10 à 15 personen over de vloer, en die kopen natuurlijk niet eens allemaal.

SERGE VANMAERCKE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content