Terug naar de tekentafel

De Vlaamse werkgeversorganisaties Voka en Unizo pleitten een maand geleden voor een nieuw sociaal overleg, dat anticipeert op de overdracht van bevoegdheden naar de deelstaten. Het Verbond van Belgische Ondernemers en de sectorfederaties reageerden als door een wesp gestoken. Intussen zijn de plooien gladgestreken. Maar het ziet er wel naar uit dat Voka zijn positie versterkt.

Als het gaat om de grote principes zoals de concurrentiekracht of het automatisch indexeringssysteem staan de werkgeversorganisaties op één lijn. Maar de voorbije weken woedde wel een koude oorlog tussen het VBO en sectorfederaties als Comeos of Agoria enerzijds en de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka anderzijds. De reden was een oproep van Voka, Unizo, Boerenbond en de socialprofitfederatie Verso.

Dat kwartet pleitte op 7 juni voor een vernieuwd model van sociaal overleg, dat inspeelt op de belangrijke overdracht van bevoegdheden naar de deelstaten zoals bepaald in de zesde staatshervorming. Daardoor worden de deelstaten bevoegd voor beleidsmateries die verband houden met de arbeidsmarkt (doelgroepenbeleid, controle werkzoekenden…) en sociale bescherming. Dat betekent ook dat het gewicht van het regionale so- ciaal overleg zal toenemen. Voka en co benadrukten dat het niet de bedoeling was zich tegenover het federale sociaal overleg – de zogenaamde Groep van 10 – te plaatsen, laat staan in te breken in dat gremium. Maar de geest was uit de fles.

Die donderdagnamiddag stuurde het VBO, gesteund door de sectorale federaties, een persbericht de wereld in. Dat stelde dat de oproep van Voka, Unizo en co enkel gelezen kon worden als een aanval op de ‘centrale bargaining unit‘ in het sociaal overleg, namelijk de sectoren. De sectoren verklaarden dat voorafgaandelijk niet gepraat was over de oproep van Voka en co.

Die reactie veroorzaakte aan Vlaamse kant heel wat wrevel. De dinsdagavond voor de oproep werd gelanceerd, was er immers een gesprek geweest tussen de top van het VBO en Voka-voorzitter Luc De Bruyckere. Iedereen wist dus wat eraan zat te komen. De kritiek van de sectorfederaties en het VBO ergerde ook heel wat individuele bedrijfsleiders.

Intussen had de socialistische vakbond ABVV zeer negatief gereageerd op de Vlaamse oproep. Het ABVV vreesde dat Voka, Unizo, de Boerenbond en Verso de overdracht van bevoegdheden zouden gebruiken om tot een ontmanteling van de nationale arbeidsmarkt en sociale zekerheid te komen. Een vrees die het VBO niet deelde, maar de federale werkgeversorganisatie kwam plots wel in de groep van de negativisten terecht.

Niet van nul

Wou het VBO het debat niet aangaan omdat het bang was na de volgende staatshervorming een stuk van zijn eigen relevantie te verliezen? Is tussen het VBO en Voka een machtsstrijd in de maak voor het marktleiderschap aan werkgeverskant?

Zo’n vaart lijkt het niet te lopen. Intussen voeren de werkgeversorganisaties wel degelijk gesprekken om het sociaal overleg voor te bereiden naar aanleiding van de zesde staatshervorming. “Goed wetende dat er daarna nog een zevende zit aan te komen”, zegt de topman van een Vlaamse werkgeversorganisatie. “We praten nu om tot een geïntegreerd so-ciaal overleg te komen. We willen een kader creëren dat rekening houdt met de nieuwe sociaaleconomische verhoudingen tussen de federale overheid en de deelstaten. Het probleem is dat die so-ciaaleconomische bevoegdheden niet op één niveau geconcentreerd zijn. Daarom is constant overleg nodig. Na de oproep waren er spanningen, maar de plooien zijn gladgestreken. We moeten niet denken in termen van macht en territoriumdrift.”

Tegen het najaar, wanneer het interprofessioneel overleg begint, moet duidelijk worden wat dat geïntegreerde so-ciaal overleg precies inhoudt. Maar het ziet ernaar uit dat de communicatie tussen de werkgeversorganisaties op verschillende niveaus versterkt wordt.

Het aantal werkgeversorganisaties zal weliswaar niet verminderen. De Belgische ondernemerswereld blijft dus een ingewikkeld kluwen (zie Patronaal landschap met kafkaiaanse trekjes). Jo Libeer, gedelegeerd bestuurder van Voka zegt daarover: “Ik ben op dat vlak de zoon van Jean Van Marcke en Paul Buysse. Beiden hebben al halverwege de jaren ’90 voorstellen geformuleerd voor een beter werkend werkgeverslandschap. Uiteindelijk is daar de integratie tussen het VEV en de Kamers van Koophandel uit voortgekomen. Maar de tijd van fusies is voorbij. Nu staan we voor een periode waarin overleg belangrijk is.”

Het VBO, Voka en co beginnen de hertekening van het werkgeverslandschap niet van nul. Ook nu is er al overleg tussen de Vlaamse en de federale werkgevers. In de aanloop naar de interprofessionele onderhandelingen steken Voka en het VBO steevast de koppen bij elkaar. Daarnaast ontmoeten de voorzitters van het federale VBO, het Vlaamse Voka, het Waalse UWE en het Brusselse Beci elkaar maandelijks in het zogenoemde contactcomité. Bovendien zetelen leden van de werkgeversorganisaties in elkaars raad van bestuur. Zo is Voka-voorzitter Luc De Bruyckere lid van het directiecomité van het VBO, net als Michel Delbaere, die De Bruyckere in het najaar opvolgt.

Het ziet er wel naar uit dat Voka een belangrijkere rol krijgt in het intensievere en efficiëntere overleg dat uit de gesprekken moet komen. De Vlaamse werkgevers willen de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) vroeger bij het sociaal overleg betrekken. Nu blijft de rol van de SERV beperkt tot advies geven aan het einde van de rit. De SERV moet meer een overlegorgaan worden, waar echte Vlaamse sociale akkoorden worden afgesloten en aan agendasetting wordt gedaan, ook in de richting van de Vlaamse regering. Eigenlijk wordt de SERV dan een Vlaamse Groep van 10. Dat verklaart ook de aanvankelijke vrees van de sectoren dat ze opzij zouden worden geschoven. Zij zijn niet vertegenwoordigd in de SERV. Maar de gesprekken tussen Voka en de sectoren zouden die vrees hebben weggewerkt. In elk geval zou een SERV als Vlaamse Groep van 10 een overwinning van Voka betekenen. Het VBO boet dan aan invloed in.

Vage grenzen

Behalve de staatshervorming zullen overigens nog sociaaleconomische wijzigingen een impact hebben op de positie van de werkgeversorganisaties. Tien jaar geleden al vroeg Trends zich af of het VBO in 2020 nog zou bestaan. Anno 2012 kunnen we daar nog altijd geen sluitend antwoord op geven. Vandaag, 19 juli, treedt Pieter Timmermans aan als nieuwe gedelegeerd bestuurder van het VBO. De werkgeversorganisatie zal er in elk geval anders uitzien dan onder zijn voorgangers Rudi Thomaes en Tony Vandeputte. Zoals gezegd zal het gewicht van Voka toenemen. Iemand als Pieter Timmermans weet dat dat de rol van het VBO zal beïnvloeden.

De kern van het sociaal overleg, de loononderhandelingen, speelt zich nog altijd af op interprofessioneel en sectoraal niveau. De rol van de paritaire comités daarin blijft cruciaal. Al zal ook hun ster beginnen te tanen. Ten eerste is er het debat over het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden. Over een jaar moet dat dossier definitief afgerond zijn. Door dat eenheidsstatuut zal de rol van de paritaire comités – die gebaseerd zijn op het onderscheid tussen arbeiders en bedienden – wijzigen. Een tweede element is dat de grenzen tussen de sectoren vervagen. Fedustria verenigt de bedrijven uit de Belgische textiel-, hout- en meubelindustrie. De band tussen die sectoren is niet altijd duidelijk. Eigenlijk is Agoria als technologiefederatie niet meer dan het zeer sectorgebonden Fabrimetal van vroeger. En zijn bedrijven als Barco, Bekaert of Umicore in één specifieke categorie onder te brengen? Ook de grens tussen chemie-, farma- en biotechbedrijven is vervaagd. Bedrijven overschrijden de sectorgrenzen en dat zal gevolgen hebben voor het sociaal overleg. Arbeidsmarktspecialisten pleiten er al lang voor het woud van de vele paritaire comités te rooien.

Europese trend

Bovendien is er in heel Europa een trend naar decentraal overleg, op bedrijfsniveau. De Europese Commissie vraagt al een hele tijd om de loononderhandelingen in de ondernemingen meer gewicht te geven en het bedrijven gemakkelijker te maken loonakkoorden af te sluiten onder de sectorale norm. Dat past in een beleid dat gericht is op meer jobcreatie via een flexibeler arbeidsmarkt.

En ook hier zijn de perspectieven voor Voka beter dan voor het VBO. De leden van het VBO zijn eigenlijk de federaties, bij Voka zijn het individuele bedrijven. Wie met ondernemers praat, merkt dat ze het VBO daarom als een wat afstandelijke organisatie beschouwen. Voka werkt trouwens in verschillende richtingen: het blijft een bedrijvenvereniging, maar het wil ook de samenwerking met de Vlaamse sectorfederaties versterken en verdiepen. Tegelijk wil Voka intensiever samenwerken met Unizo om de belangen van hun leden te behartigen. De onenigheid over dossiers als Uplace hebben de relaties tussen Voka en de kmo-organisatie Unizo niet aangetast. Beide hebben eenzelfde visie op de arbeidsmarkt en het loonbeleid en beide blijven pleiten voor een confederaal België, ook op sociaaleconomisch niveau.

Unizo is de voorbije jaren overigens ook meer en meer actief geworden op het terrein van het VBO. Het is allang niet meer de klassieke zelfstandigenorganisatie. Al gaat het ook hier om een wisselwerking. Het VBO is zeker nietalleen meer de organisatie van de grote bedrijven. Via de sectorfederaties zijn 50.000 ondernemingen aangesloten bij het VBO, waarvan de helft kmo’s.

ALAIN MOUTON, ILLUSTRATIE JENS CLAESSENS

Met de staatshervorming zal het gewicht van het regionale sociaal overleg toenemen.

In heel Europa is er een trend naar decentraal overleg, op bedrijfsniveau.

“We moeten niet denken in termen van macht en territoriumdrift”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content