Telecomwet vrijwel zeker naar volgende regering

De regering mist eens te meer een deadline voor de omzetting van Europese richtlijnen.

De vervroeging van de verkiezingen schuift vrijwel zeker de goedkeuring van de Wet E-communicatie naar de volgende legislatuur. De wet moet een aantal Europese richtlijnen omzetten en had tegen 25 juli 2003 van kracht moeten worden. Hij schaft onder meer het huidige vergunningensysteem voor openbare netwerken, spraaktelefonie en mobilofonie af, en vervangt het door een eenvoudige voorafgaande kennisgeving aan de telecomregulator.

Met het bewijs van die kennisgeving in de hand zou de aspirant-netwerkuitbater dan binnen de drie weken de nodige nummers moeten krijgen en meteen (onder zekere voorwaarden) radiofrequenties mogen gebruiken. Onder de nieuwe wet zou het met andere woorden aanzienlijk gemakkelijker worden om een telecomnetwerk op te zetten.

Er is ook vastgelegd dat de telecomregulator in de toekomst veel fijner ‘relevante markten’ zal kunnen afbakenen, waarbinnen dan de operatoren met een ‘aanmerkelijke macht’ en de overeenkomstige bijzondere verplichtingen kunnen worden aangeduid. “Overal in Europa is er vertraging met die omzetting. We proberen dat er in deze regeerperiode nog door te krijgen, zonder belofte,” zegt Walter Baert, woordvoerder van minister van Telecommunicatie RikDaems ( VLD).

Verschillende specialisten achten de kans miniem. Het voorontwerp Wet E-communicatie ligt momenteel bij de regeringsleden, en moet nog naar de ministerraad, de Europese Commissie, de Raad van State, opnieuw de ministerraad en pas dan naar het parlement – en dat allemaal vóór 7 april.

De deelregeringen kunnen de deadline wél nog halen. De nieuwe Europese telecomrichtlijnen van maart 2002 regelen immers het transport van alle elektronische signalen over netwerken, of het nu kabel-, telefonie- of radionetwerken zijn, ongeacht de inhoud. Daardoor zijn er in België dankzij de staatshervorming niet minder dan vijf overheden over die materie bevoegd: de federale overheid (bevoegd voor telecom), de Vlaamse, Franse en Duitstalige gemeenschap (bevoegd voor omroep) en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest als een geval apart onder de federale minister voor wetenschapsbeleid.

Tussen de vijf niveaus is er nooit een samenwerkingsakkoord gesloten over de elektronische communicatie, zodat elke overheid nu bezig is haar eigen stukje van de Europese richtlijnen om te zetten, zonder zich in de praktijk om de overige te bekommeren. Het voorontwerp van de (federale) Wet E-communicatie houdt daar rekening mee door eenvoudig te vermelden dat ze “geen afbreuk doet aan de bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten,” stippen juristen David Stevens, PeggyValcke en Caroline Uyttendaele van het Interdisciplinair Centrum voor Recht en Informatica (Icri, KU Leuven) aan in het februarinummer van Computerrecht.

Vanzelfsprekend komen er ook vijf instanties om de respectieve regelgevingen te controleren en op hun beurt de ‘relevante markten’ af te lijnen en de spelers met ‘aanmerkelijke macht’ te identificeren. Aan Vlaamse kant wordt de regulator vermoedelijk het Vlaams Commissariaat voor de Media. Om de zaken nog verder te compliceren, moeten er volgens de Europese richtlijnen ook nog beroepsinstanties voorzien worden tegen de beslissingen van de vijf regulatoren. E-communicatierecht blijft een vak met toekomst in België.

B.L. [{ssquf}]

Het voorontwerp moet nog naar de ministerraad, de Europese Commissie, de Raad van State, opnieuw de ministerraad en het parlement – en dat allemaal vóór 7 april.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content