STROOMLIJNEN

Duidelijkheid en struktuur.

De Vlaamse administratie is nog jong ; ze kende vooral een aanzienlijke groei toen de bevoegdheden van Vlaanderen op een aantal belangrijke terreinen toenamen na het ondertekenen van de grondwetsherziening van 1988. De overdracht van Onderwijs, Openbare Werken en Verkeer, Binnenlandse Aangelegenheden en het Ekonomisch Beleid hebben meer inhoud gegeven aan de Vlaamse autonomie.

Dit alles bracht ook de oprichting mee van nieuwe instellingen zoals het Vlaams Instituut van het Zelfstandig Ondernemen (VIZO), de Vlaamse Dienst voor Buitenlandse Handel (VDBH), het Instituut voor de bevordering van wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie (IWT), de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Voor vele van deze diensten richtte de Vlaamse regering pararegionalen op, om flexibel te kunnen inspelen op de nieuwe uitdagingen.

Ook wat de direkte overheidssteun betreft, nam de regering Van den Brande 1 een belangrijk initiatief : meer middelen gingen naar infrastruktuur en wetenschappelijk onderzoek, dit ten koste van de direkte subsidies aan bedrijven. Men ontwikkelde een cluster-beleid, dat vooral geschreven werd vanuit een bekommernis om meer in te spelen op de omgevingsfaktoren en het stimuleren van samenwerkingsvormen.

ENGAGEMENT.

Onlangs ontwikkelde de Vlaamse regering een nieuw belangrijk initiatief rond regionaal beleid, dat echter onvoldoende publieke aandacht kreeg. Vanuit de grote bekommernis die in de regio’s leeft, hebben werkgevers, werknemers en politici elkaar de laatste jaren gevonden teneinde nieuwe en eigentijdse samenwerkingsvormen op te starten. Treffende voorbeelden zijn Charter ’99 in Kortrijk, het Strategisch Plan Regio Antwerpen en, in een vroegere faze, het Strategisch Plan van de Kempen.

In al deze gevallen maken de levende krachten uit de regio zelf een analyse van de sterke en de zwakke punten van hun regio, en werken aldus beleidsondersteunend voor de politieke overheden. Het engagement dat vanuit de regio’s opborrelde, is gegroeid vanuit een grote verantwoordelijkheidszin die bij de diverse aktoren leeft ; het is mede ingegeven door de vaststelling dat een koherent en slagvaardig beleid voor de regio vaak ontbrak.

Met de restanten uit de enveloppes van de vroegere impulsgebieden kwamen fondsen vrij, zodat nu een budget voorzien is op de begroting Regionaal Beleid van de Vlaamse regering die hiermee een stimulans geeft. De Vlaamse overheid vraagt dat de lokale aktoren niet alleen de regio definiëren, maar ook een bestuursorgaan samenstellen met daarin de vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganizaties die een zetel hebben in de Sociaal-Ekonomische Raad voor Vlaanderen (SERV), naast vertegenwoordigers uit de politiek. Men voorziet ook een duidelijke terugkoppeling naar het Vlaams beleid, doordat in dit bestuursorgaan eveneens een vertegenwoordiger zetelt van het departement Koördinatie, van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) en van het Subregionaal Tewerkstellingskomitee (STC).

Dit is een vrij unieke formule, die ongetwijfeld positieve impulsen zal geven aan de regio’s waar nu aan strategische planning wordt gedaan. Het is echter duidelijk ook de bedoeling een extra stimulans te geven in regio’s waar een strategische planning ontbreekt. Opvallend is verder dat men, op het niveau van de regio’s waar nu al aan strategische planning wordt gedaan, vrij snel tot analyse en consensus kon komen tussen de SERV-partners op het lokale terrein.

Ingevolge het protokol van de Kamers van Koophandel in Vlaanderen met het Vlaams Ekonomisch Verbond vervullen de Kamers hier een duidelijke lokomotieffunktie. Dit protokol erkent de Kamers namelijk als de regionale vertegenwoordigers van de werkgevers. De partners in een regio, voorgesteld in strategische plannen, zijn immers optimaal representatief omdat zij zeer nauw aansluiten bij wat aan de basis leeft in de regio.

FLEXIBILITEIT.

Bij het tot stand brengen van dit regionaal beleid van de Vlaamse regering zal Vlaanderen gedragen en gestimuleerd moeten worden door een dynamiek die gecreëerd wordt door de verschillende strategische plannen, terwijl de Vlaamse regering en haar administratie sturend en stimulerend meewerken aan de ontwikkeling van deze regio’s. Dit vereist dat ook op het administratieve vlak bruggen worden geslagen.

Zou het daarom niet wenselijk zijn de administratie in dit opzicht beter te stroomlijnen ? De loketten op het lokale vlak van VIZO, VDBH en GOM zijn nu vergunningsdiensten, stedelijke en gemeentelijke opvangcellen die vaak te weinig gekoördineerd of zelfs meestal geïsoleerd werken. De nieuwe Vlaamse minister voor Ekonomie kan hierin duidelijkheid en struktuur brengen. Wij kunnen ons geen beleidsorganen meer veroorloven die elkaar bekonkurreren in plaats van elkaar aan te vullen. Laten we vooral ook de nodige flexibiliteit aan de dag leggen om een vlotte in- en uitstroming van ambtenaren mogelijk te maken tussen departementen en diensten. Business-re-engineering en downsizing zijn sleutelwoorden in een moderne bedrijfsvoering.

Zou het ook niet nuttig zijn dat de Vlaamse regering een organizatorische audit verricht van haar diensten en (vertrekkend van onderuit) een service aanbiedt, gebruik makend van de moderne technologie ? Dit zal aanleiding geven tot een grotere betrokkenheid van de burger ; het zal een inspirerend projekt zijn voor een Vlaanderen dat op zoek is naar een eigen profiel in een turbulente wereld. De Vlaamse administratie is een jonge administratie. Laten we daarom nu deze administratie op een moderne leest schoeien voor een beter bestuur.

LUC LUWEL

Luc Luwel is direkteur-generaal van de Kamer van Koophandel en Nijverheid van Antwerpen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content