Strijd om een heilige koe

Heeft minister van Economische Zaken Charles Picqué een bom gelegd onder de index? Sinds de rel van vorige week over het al dan niet opnemen van het kijk- en luistergeld stijgt de kritiek op het indexsysteem. De huidige automatische loonindexering lijkt niet langer houdbaar. Maar bestaan er alternatieven?

“Wat ik in de Indexcommissie heb meegemaakt, is wetenschappelijk niet echt bevredigend te noemen,” zegt Anton Barten, emeritus hoogleraar economie aan de KU Leuven. Een eufemisme dat kan tellen.

Barten maakte in de jaren negentig als academicus deel uit van de Indexcommissie. Dat comité, waarin ook werkgevers en werknemers zetelen, heeft als taak het indexcijfer van de consumptieprijzen vast te leggen. “Discussies over het opnemen van bepaalde producten of diensten in de index leidden toen steevast tot de klassieke spanningen: zodra het opnemen van een product in de korf zou leiden tot een stijging van de index waren de vakbonden ervoor gewonnen, maar bleven de werkgevers het been stijf houden. Dat ging soms over de meest belachelijke producten. Zo stelde men ooit de vraag of bepaalde zeer specifieke treinkaartjes wel in de index moesten worden opgenomen. Het probleem is dat er te veel wordt gefocust op de index als instrument om lonen en sociale uitkeringen aan te passen.” Barten vindt het gewoon onmogelijk om in zuiver economische termen een sereen debat te voeren over de rol van de index.

De index is een heilige koe geworden. Kritiek uiten is moeilijk. Nochtans hebben tegenstanders van de automatische koppeling van de lonen aan de index van de consumptieprijzen de voorbije weken geregeld het systeem aangevallen. Jef Roos, voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond (VEV), gaf de voorzet tijdens de VEV-nieuwjaarsreceptie: “De automatische loonindexering is niet houdbaar in België. We vormen de uitzondering in een steeds globaler werkend euroland.”

Ook Kris Peeters, gedelegeerd bestuurder van Unizo, liet vorige maand in een interview met Trends kritische geluiden horen: “Het is evident dat België in euroland de uitzondering vormt met zijn automatische loonindexering. Moet dat nog? Is er geen volwassener systeem in de onderhandelingen op te nemen?” Een citaat dat zijn actualiteit behoudt nu minister van Economische Zaken Charles Picqué (PS) vorige week besliste om, tegen het advies van de administratie in, geen rekening te houden met de afschaffing van het kijk- en luistergeld voor het indexcijfer van januari. Het resultaat was dat de spilindex van de overheid in januari werd overschreden. Geen toeval volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO): “Niet alleen blijft België het laatste land ter wereld waar prijsverhogingen automatisch in de lonen worden doorgerekend. Bovendien wordt de manier waarop die prijsschommelingen in de index zijn verrekend, ook nog eens afhankelijk van de gebeurtenissen gewijzigd, zodat indexoverschrijdingen al te vaak voorkomen.”

De werkgeversorganisatie waarschuwt voor de gevolgen: deze loonkostenverhogende maatregelen tasten de concurrentiekracht van de Belgische ondernemingen aan. “En intussen is de geloofwaardigheid van het indexmechanisme aangetast,” zegt VBO-econoom Edward Roosens. “Vergeet niet dat de werkgevers met hun voorstellen om het kijk- en luistergeld niet langer in de index op te nemen niet alleen stonden. Wij kregen in de Indexcommissie de steun van Unizo, van de academicus én van de administratie. Bij een stemming van zes tegen twee volgde de minister toch het advies van de minderheid, zijnde de vakbonden.”

Werkt loonindexering inflatoir?

De aanzwellende kritiek betekent nog niet dat het systeem van de automatische loonindexering dood is, verre van. België kent op het vlak van loonindexering een lange traditie. Al in 1920 werden de lonen in de mijnbouw aan de pas opgestelde index van de consumptieprijzen gekoppeld. Het systeem vond langzaam uitbreiding en vanaf 1948 kon men spreken van een veralgemeende toepassing.

De indexering mag dan al door de jaren heen zeer goed hebben standgehouden, een even grote constante is dat ze voor ideologische spanningen heeft gezorgd tussen enerzijds werkgevers en anderzijds werknemers. Volgens de werkgevers tast het systeem de concurrentiekracht van de ondernemingen aan. Voor de vakbonden blijft de indexering een onaantastbaar monument, want een garantie voor het behoud van de koopkracht. Een middel bij uitstek ook om de sociale vrede te bewaren.

Tegenstanders beschouwen het mechanisme als een oorzaak van een galopperende inflatie. Hun redenering: het Belgische indexeringsmechanisme berust alleen op de inflatiecijfers die in het recente verleden zijn opgemeten, terwijl het buitenland eerder gebruikmaakt van de te verwachten inflatiecijfers. Door het uitblijven van automatische indexeringen in het buitenland zullen de werkelijke lonen na een prijsstijging minder snel stijgen dan voorzien. Gevolg is dat de brutomarges van de ondernemingen niet onder druk komen te staan. Het Belgische systeem daarentegen leidt tot de bekende loon-prijsspiraal: loonstijgingen zorgen voor prijsstijgingen, die op hun beurt weer tot loonstijgingen leiden. Een van de logische gevolgen daarvan is de starheid van de loonondergrenzen. Andere landen werken anticipatief. Het criterium daar is de verwachte inflatie en de productiviteitsontwikkelingen.

Maar ook de voorstanders proberen het gelijk aan hun kant te krijgen: zonder loonindexering zullen de werknemers bij elke loononderhandeling de inflatie opnemen in hun looneisen (de zogenaamde pre-indexering). Het is die pre-indexering die tot een hogere inflatie zou leiden. België werkt echter met een post-indexeringsmechanisme: gebaseerd op de inflatie van het verleden. Velen vinden die pre-indexering een self-fulfilling prophecy: je verrekent immers de verwachte inflatie in de lonen waarna de inflatieverwachting ook zal uitkomen.

“Met dergelijke academische discussies kunnen voor- en tegenstanders nog urenlang zoet zijn,” zo luidt de koele analyse van Paul Soete. De gedelegeerd bestuurder van Agoria is jarenlang betrokken geweest bij de sociale onderhandelingen. En het vroegere Fabrimetal was in het verleden ook steeds de speerpunt van het patronaal verzet tegen de indexering. “Is het Belgische systeem inflatieversnellend of niet? Is pre-indexering te verkiezen boven postindexering? Ach, als je jaar na jaar onderhandelt, doet het er eigenlijk niet toe. Mijn argumenten tegen een automatische loonindexering zijn niet van economische aard.

“Je moet kijken naar het kader waarbinnen er wordt onderhandeld. Door de automatische koppeling kunnen de werkgeversorganisaties tijdens de onderhandelingen hun invloed niet ten volle laten gelden. Ze kunnen wel discussiëren, maar op dat moment zijn de vakbonden al zeker van de automatische indexering. De onderhandelingsdruk is bij werkgevers louter gefocust op de reële loonstijging. Ik kan de egelstelling van de vakbonden begrijpen, maar wij zitten in een zwakke onderhandelingspositie.”

Nadelig voor de werkgelegenheid

Paul Soete heeft kritiek op het in zijn ogen rigide systeem waardoor men rekening moet houden met én de automatische loonindexering én de reële loonstijgingen daarbovenop. Doordat de loonindexering nog bestaat, is de prijscompensatie al een verworvenheid op het moment dat de loononderhandelingen tussen werknemers en werkgevers echt op gang moeten komen. Er wordt dus onderhandeld over wat er bovenop komt.

“Je trekt de tweede lade open,” vat Soete het op een beeldende manier samen. “Dat is het fundamentele verschil met wat er in het buitenland gebeurt. Mijn Duitse collega’s onderhandelen met een norm van 6%. Dat kan veel lijken, maar de index is daar ingecalculeerd. Iedereen weet dat daar en als de sociale partners niet tot een akkoord komen, is het resultaat nul. Als wij onderhandelen met een norm van 7% en we weten dat de index 3,5 tot bijna 4 is, dan zitten de vakbonden al in een zetel. Zij zijn zeker dat aan een belangrijk deel van hun eisen wordt tegemoetgekomen. In reële termen onderhandel je maar over een beperkt stuk.”

Heel wat academici delen die kritiek. Zij wijzen erop dat de vakbonden in deze discussie de koopkracht heilig vinden, terwijl dit argument veel minder telt als er over arbeidsplaatsen wordt gesproken. Verscheidene onderzoeken – onder meer van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) – tonen aan dat de automatische loonindexering binnen bedrijven tot een verhoging van de productiviteit leidt. Het gevolg: laaggeschoolde, weinig productieve werknemers worden uiteindelijk het slachtoffer.

Toch zijn er maar weinigen die pleiten voor een radicale afschaffing van de loonindexering. Zegt André Van Poeck van de Universiteit Antwerpen: “Er is in de economische theorie geen scherpe af- of goedkeuring van de automatische loonindexering te vinden. De theorie zegt dat een optimale indexering niet bestaat.”

Politiek is het afschaffen van de loonindexering niet haalbaar en dus worden er tussenoplossingen gezocht. De steun daar komt op het eerste gezicht uit onverwachte hoek: Unizo wil dat de automatische indexering er vroeg of laat uitgaat. Kris Peeters: “Wij blijven natuurlijk bezorgd om het behoud van de koopkracht. Maar Unizo heeft een evolutie doorgemaakt en als verdedigers van de KMO’s zien we niet in waar het huidige systeem nog goed voor is. Kunnen we in België nog ernstig over die indexering debatteren? Minister Picqué heeft in elk geval een serieus precedent geschapen. Als er nieuwe belastingen bijkomen, kan je de vraag stellen: welke argumenten zijn er om die al dan niet in de index op te nemen?”

“Als je het systeem wil veranderen, zal er zware druk moeten worden uitgeoefend,” voorspelt Soete. “Aan werkgeverskant hebben we al een lang proces doorgemaakt waardoor de neuzen stilaan allemaal in dezelfde richting staan. De dienstensector komt steeds meer onder druk van de internationale concurrentie. Heel wat sectoren maken zich daar zorgen over en dus groeit er bij de werkgevers een ruime meerderheid om het principe in vraag te stellen.”

Werkgevers bevinden zich natuurlijk in een moeilijke positie om hun argumenten aanvaardbaar te maken. Tegenover de redenering dat het huidige systeem een oneigenlijk gebruik van de index inhoudt (het is bijna een zuiver loononderhandelingsinstrument geworden) staat het argument dat de koopkracht onaangetast moet blijven. En de emoties kunnen dan zeer snel oplaaien. Toen Jef Roos de automatische indexering aanviel, liet het antwoord niet op zich wachten: minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A) gewaagde meteen van “dwaze werkgeverspraat. De indexering is een instrument om de lonen rustig te laten evolueren. Het is onzinnig de discussie over de loonindexering te beginnen nu de inflatie onder de 2% daalt.”

De voedingssector als voorbeeld

Nochtans zijn er veel formules tussen het afschaffen en het behoud van de automatische loonindexering. Het mechanisme in zijn zuivere vorm bestaat trouwens niet meer: de invoering van de gezondheidsindex in 1994 was voor velen een stap in de goede richting. Uit dat indexcijfer werden de prijzen geweerd van alcohol, tabak, benzine en diesel. Dankzij de gezondheidsindex wordt vermeden dat plotse stijgingen van de olieprijzen een loonprijsspiraal op gang brengen.

Maar werkgevers kijken vooral met begerige ogen naar de recentste CAO’s uit de voedings- en houtsector. Daar hanteren ze een all-insysteem dat binnen bepaalde marges werkt. Volgens de CAO mogen de lonen met 6% toenemen, indexeringen (rond de 3%) inbegrepen. In functie van de inflatie verhoogt of vermindert de reële koopkrachtverbetering. De indexering van de lonen is in elk geval gegarandeerd door de jaarlijkse indexeringen op 1 januari. De reële loonsverhogingen zijn over drie schijven verdeeld: 1% op 1 mei 2001, 1% op 1 juni 2002 en eventueel 1% op 1 november 2002, afhankelijk van de inflatie. Soete: “Het is een systeem van communicerende vaten. We hebben dat idee al tien jaar geleden aan de vakbonden voorgesteld, maar behalve de Landelijke Bediendencentrale LBC was er niemand in geïnteresseerd.”

Intussen ontsnapt de loonindexering evenmin aan het communautaire getouwtrek. Het debat rond het al of niet opnemen van het kijk- en luistergeld in de index heeft de vraag doen rijzen naar de nood aan een Vlaamse en Waalse index. “De Vlaamse index: een bewijs uit het ongerijmde dat ons systeem verkeerd is,” zegt Soete. “De index wordt misbruikt in het debat rond lonen en sociale uitkeringen. We hebben dan het slechte Belgische model, maar wel maal twee. Ik zie trouwens niet waar het probleem ligt. Heffingen en taksen wegen trouwens nauwelijks door in het geheel van de index. Maar als er ooit verschillende BTW-voeten zouden komen tussen de gewesten, dan wordt dit debat wél relevant. Drie vierde van de producten die in de index zitten, zijn onderhevig aan BTW. Maar tegen dat er op dat vlak verschillen bestaan tussen noord en zuid zijn we ook al op andere domeinen ver gevorderd.” Soete heeft vooral problemen met het feit dat de eventueel regionale indices gekoppeld worden aan een aantal elementen die nog federaal worden vastgelegd: “Wat als de Waalse index stijgt? Dan moeten de uitkeringen worden verhoogd en dat is tot nader order een federale materie.”

Ook volgens Anton Barten is de Vlaamse index niet voor morgen en weinig realistisch: “Theoretisch is het mogelijk om twee aparte indices op te stellen en ze dan samen te voegen. Maar ik denk dat er daar niet veel enthousiasme over bestaat.”

Kan Europa dan een reddingsboei zijn? Wetenschappers pleiten al jaren voor een harmonisering van de loonvormingsmechanismen tussen de lidstaten. De index zelf met zijn korf aan producten en diensten heeft trouwens al een uitgesproken Europees karakter. Frank Vandemarliere, indexspecialist bij Agoria: “Vanuit de Europese Commissie krijgen we richtlijnen over hoe een index moet worden samengesteld. Zo heeft de Commissie op een bepaald ogenblik bepaald dat een aantal producten uit de informatie- en communicatietechnologie in de korf moest worden opgenomen.”

Voor Kris Peeters het bewijs dat het debat op de verkeerde manier wordt gevoerd: “We moeten het debat meer vanuit Europees perspectief bekijken.” Maar dan starten we weer een andere heikele discussie. Zijn de vakbonden bereid loonstijgingen te milderen om landen zoals Portugal en Griekenland een kans te geven? Het ziet ernaar uit dat de index nog voor jaren discussiestof zal geven.

Alain Mouton, amouton@trends.be

Het is onmogelijk om nog een zuiver economisch debat over de rol van de index te voeren.

België is het laatste land ter wereld waar prijsstijgingen automatisch in de lonen worden doorgerekend.

Het Belgische systeem leidt tot de bekende loon-prijsspiraal: loonstijgingen zorgen voor prijsstijgingen, die op hun beurt weer tot loonstijgingen leiden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content