SOFTWARE. Colruyt gaat OO

Bruno Leijnse Redacteur bij Trends

Objektgeoriënteerd programmeren is de investering waard, vindt ‘s lands meest geïnformatizeerde distributeur.

Colruyt, dat is bekend, heeft een degelijk informaticadepartement. Het bedrijf had al in 1982 een elektronisch postsysteem op alle werkposten, ging al in 1988 van start met scanning en streepjeskode, en introduceert volgend jaar optische archivering om de werkstroom van zijn faktuurverwerking te versnellen. Niet omdat die dingenflashy zijn, onderstreept informaticadirekteur Philip Cattrysse. “Ons doel als distributeur is : laagste prijzen. Dat kunnen we alleen als we ook de laagste kosten hebben. Bij elk automatizeringsprojekt vragen we ons daarom af : hoe kan dat bijdragen tot ons doel van laagste kosten ? “

Een van de middelen die Colruyt daarvoor de jongste jaren gebruikt, is de geleidelijke omschakeling, sinds 1992, van zijn hele informatica naar objektgeoriënteerd programmeren, afgekort OO. De eerste bedrijfskritische toepassing volgens dit koncept ging in oktober live.

ACHTERSTAND.

Met de overschakeling wil Colruyt zijn groei onder kontrole houden. In de afgelopen 7 jaar heeft de distributieketen zijn personeelsaantal verdubbeld. De omzet steeg met percentages van tussen tien en twintig percent per jaar. Daardoor raakte de informatica-afdeling overvraagd.

Colruyt geeft geen vooraf bepaald percentage van zijn omzet aan informatica, maar budgetteert op projektbasis. Per projekt zelfs per vraag van de gebruiker wordt de return on investment berekend. Hoe positiever de balans, hoe hoger de prioriteit van het projekt in de planning. De wachtlijsten mogen maximum een jaar zijn. Maar van 1988-89 af werd die zelf opgelegde limiet onhoudbaar.

“De backlog bleef maar groeien, dus werd er aangeworven. Eind jaren ’80 waren we met 100, nu met 210, een verdubbeling in vijf jaar. ” Maar zelfs met zo’n expansie, “zagen we algauw dat we het totaal niet konden halen”, stelt Cattrysse. “We moesten die nieuwe mensen zelf een opleiding geven. We gingen van 100 naar 125, maar we konden maar heel weinig supplementaire projekten realizeren. De grote vraag werd : hoe verhogen we de produktiviteit ? “

Colruyt zag drie aktiepunten :

– De opleidingsduur drukken. Colruyt werft voor zijn informatica vrijwel uitsluitend industrieel ingenieurs of universitairen aan. De universitairen komen meestal uit de exacte wetenschappen, maar slechts weinigen hebben een specifieke vorming in informatica. Vijf jaar geleden kreeg iedere nieuwkomer bij Colruyt vier maanden basisopleiding : van een inleiding tot de informatica tot programmeren op de grote mainframecomputer (met toen PL/1 als batchtaal, CICS en ADS als on line applikatietaal, IDMS als database).

– Hogere produktiviteit. Ontwikkelingsmiddelen voor een mainframeomgeving zoeken die dezelfde efficiëntie zouden bieden als wat al bestond voor pc’s.

– Het onderhoud aan de bestaande programma’s verminderen. De 15.000-20.000 klassieke batch- en 8000-10.000 dito on line-programma’s van Colruyt vroegen (en vragen) zorgwekkend veel onderhoud gemiddeld 40 percent van de arbeidstijd in die omgeving. Zo moest Colruyt in die periode zijn personeelsnummer omzetten van numeriek (enkel cijfers) naar alfanumeriek (letters en cijfers) : een “domme” aanpassing, die meer dan 1000 programma’s raakte en anderhalf manjaar kostte, vooral aan testen.

OPLOSSING.

Na twee jaar vooronderzoek, begon Colruyt in 1990 uit te kijken naar een produktievere ontwikkelingsomgeving. Amdahl dat eerder aan Colruyt een IBM-kompatibele mainframe had verkocht stelde half 1991 een objektgeoriënteerd produkt voor dat Huron ObjectStar heette. Het was gloednieuw, Colruyt zou als lanceerklant moeten fungeren.

Wat Philip Cattrysse aantrok, was dat Huron alle definities volledig uit het programmagedeelte hield en opsloeg in een data dictionary (een database). De wijziging van de personeelsnummering zou in Huron nauwelijks een minuut hebben gevergd. Een plus voor onderhoudsvriendelijkheid.

Huron liet ook toe de oude informatica, waaronder de alomtegenwoordige IDMS-database met de artikelnummers, te integreren. “Op dat moment waren er heel weinig geavanceerde produkten die direkt met de IDMS-database konden samenwerken, ” herinnert zich Philip Cattrysse. Huron schrijft databasekommando’s naar een interface, waaraan dan verschillende types databases kunnen worden gekoppeld.

VELDTEST.

In januari 1992 startte een proef van drie maanden. Philip Cattrysse : “We geloofden wel dat het de produktiviteit zou verhogen, maar we waren benieuwd naar de kost daarvan in termen van machinetijd en performantie. ” Om de test realistisch te maken, ontwikkelde één Colruyt-ploeg een toepassing volgens het oude systeem, terwijl een andere identiek hetzelfde deed in Huron. Konklusie : de analysefaze van het projekt duurde iets langer met Huron, maar de programmatiefaze was gemiddeld een stuk korter. Over het programmeren van de eerste module deden beide teams even lang, over de laatste module deed de Huron-ploeg 8 keer minder.

Cattrysse : “Eén van de redenen was de herbruikbaarheid die typisch is voor objektgeoriënteerde programmeertalen. Wij konden in de eerste modules een aantal diensten (“objekten”) maken, die we in de volgende modules konden hergebruiken. ” Het was, wat Cattrysse noemt, “een mooie start”.

De performantie was zeer behoorlijk. Huron kon goed mee met zijn eigen TDS-database, al was het programma sloom met de bestaande, onvermijdelijke IDMS-database, omdat daar via de interface moest worden gepasseerd. “Wat maakt dat we ons voor onze produktiemodules zoveel mogelijk rechtstreeks op Huron zouden moeten richten, ” licht Philip Cattrysse toe.

Het produkt had wel 30 percent meer machinetijd en geheugen nodig dan de oude omgeving. “Toen vonden we dat nog tamelijk erg. Nu, 4 jaar later, niet meer. ” Philip Cattrysse pikt enkele cijfers uit zijn budgetten. “In ’88 was er een 70/30-verhouding tussen afschrijvingen (op hardware) en personeel. Nu is dat omgekeerd. De totale kost is ongeveer gelijk gebleven. ” Meer hardware inzetten voor meer produktiviteit is vandaag een prima beslissing.

In oktober 1992, na 4-5 maanden onderhandelen over het kontrakt, startte Colruyt met applikaties op Huron (dat in 1993 overigens door Amdahl werd ondergebracht in Antares Alliance Group, een joint venture tussen Amdahl en GM-dochter Electronic Data Systems).

De distributeur bleef wel voorzichtig : de bronkodes werden veilig gesteld, er zouden geen bedrijfskritische applikaties mee worden geschreven de eerste twee jaar, enkel administratieve. En maandelijks moest Amdahl/Antares rapporteren over de verkoop van haar produkt.

Waar staat Colruyt nu, twee jaar later ? De eerste echte test was de ontwikkeling van een aankoop- en kostprijsadministratie voor Droomland, de keten die anderhalf jaar geleden door Colruyt werd overgenomen. Die toepassing draait sinds oktober. Alle nieuwe toepassingen worden nu in Huron geschreven.

RESULTATEN.

De hele manier van ontwikkelen van toepassingen is veranderd. Huron laat rapid application development (RAD) toe. Afgelopen dus met de lange black-out (voor de gebruiker) tussen de funktiedefinitie van de toepassing en de oplevering ervan. Met RAD worden in nauwe samenwerking met de gebruiker in spe de schermen van de toepassing gedefinieerd (het zogenaamde prototypen), waarna de applikatie in blokjes wordt opgeleverd. “De eindgebruiker kan er veel sneller mee beginnen werken, ” zegt Cattrysse. “Wij schatten dat een ontwikkeling maar twee derde van de tijd van vroeger in beslag neemt, maar de eindgebruiker kan na één derde (van de vroegere totaaltijd) al met iets starten. “

De techniek voorkomt vooral dat er onderhoud moet worden gedaan aan programma’s die eigenlijk nieuw zijn, maar zo lang in de pijplijn hebben gezeten dat ze voor een stuk al meteen zijn voorbijgestreefd.

EN DE OPLEIDING ?

De Huron-programmeertaal telt slechts 26 instrukties, maar twee jaar na de start is de opleidingstijd voor nieuwkomers niet echt de 3,5 dagen die Amdahl ooit had voorgespiegeld. “Eerst hebben we twee weken geprobeerd, dan vier. Nu zijn we aan 2 maanden, ” zegt Cattrysse. Een winst van 2 maanden. Ongeveer 70 mensen zijn nu opgeleid in Huron. Colruyt verwacht dat het nog 6 tot 10 jaar zal duren eer de oude toepassingen volledig vervangen zijn.

KONKURRENTIE.

“Bij elke nieuwe toepassing bekijken we de alternatieven : inkopen als pakket, (voor het personeelsbeheer) het werk uitbesteden aan een sociaal sekretariaat, programmeren in Huron of programmeren in… een alternatief. “

Want hoewel Amdahl nu versie 3 van Huron zal uitbrengen, die toepassingen overdraagbaar maakt over de hele lijn van pc’s, minicomputers onder Unix, en mainframes, moet Huron het op pc qua produktiviteit afleggen tegen recentere ontwikkelingsomgevingen zoals Delphi van Borland of PowerBuilder van Powersoft. “Schermen aanmaken, gaat een stuk vlotter met PowerBuilder, ” aldus Cattrysse, bij wie momenteel 85 mensen op mainframecomputers werken en 45 op pc’s en mini’s. Probleem is om de toepassingen die met deze moderne middelen op pc zijn ontwikkeld, te integreren in de grotere systemen. “Als ik kon migreren naar één ontwikkelingstool, dan zou ik veel gemakkelijker met mensen kunnen schuiven, ” overweegt Cattrysse.

In dat perspektief is Colruyt nu enkele mogelijkheden aan het testen : met PowerBuilder en een ODBC-driver (nvdr een standaard interface naar een database) de mainframe aanspreken, de nieuwe versie van Huron bekijken, enkele andere produkten uitproberen. Zegt Cattrysse : “Wij kiezen voor integratie. Desnoods zullen we een beetje wachten. “

BRUNO LEIJNSE

PHILIP CATTRYSSE (DOLMEN/COLRUYT) Produktiviteitswinst staat centraal.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content