Sociale hoogspanning

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Het afsluiten van een interprofessioneel akkoord voor 2013-’14 wordt een lastige oefening. De voorstellen van de werkgevers botsten op een njet van de vakbonden. Bovendien hangt de dringende harmonisering van het statuut van arbeiders en bedienden als een zwaard van Damocles boven het sociaal overleg.

Het is niet de gewoonte dat de werkgevers in de aanloop naar het tweejaarlijkse loonoverleg frontaal in de aanval gaan. Maar dit jaar speelde zowel het VBO als Unizo tamelijk snel open kaart.

De nieuwe VBO-topman, Pieter Timmermans, pleitte na de zomervakantie voor een bijsturing van het systeem van de automatische loonindexering. Hij wil een index op basis van de inflatieverwachting op twee jaar, wat meer zekerheid geeft aan de werkgevers en de werknemers. Het voorstel van Timmermans sluit nauw aan bij het scenario dat de indexstudie van de Nationale Bank verkiest: een vaste index die beperkt blijft tot de inflatiedoelstelling op lange termijn van de ECB, 2 procent

De voorzitter van Unizo, Karel Van Eetvelt, kwam met een ander voorstel: meer uren werken voor hetzelfde loon, wat neerkomt op een loonkostendaling. En als dat niet kan, meer ruimte voor overuren. Het ABVV, dat vragende partij is voor een reële loonstijging boven op de indexaanpassing, liet bijna onmiddellijk een njet horen.

Zijn de voorstellen van de werkgevers losse flodders? Dat valt nog te bezien. De ACV-voorzitter, Marc Leemans, heeft al meermaals duidelijk gemaakt dat hij een voorstander is van een verlaging van de loonkosten. Ook voor de syndicale organisaties, en zeker het ACV, is een loonhandicap tegenover Duitsland (gecorrigeerd voor productiviteit) van meer dan 15 procent meer en meer een referentie. Ze hoopten wel dat de hoge looneisen van de Duitse vakbonden de Belgische loonkostenhandicap snel zouden doen dalen, maar daar valt voorlopig weinig van te merken

Een recent rapport van het Institut der Deutschen Wirtschaft leert dat de loonkosten in de Duitse industrie in 2011 met 3,5 procent stegen. Per uur kost een Duitse arbeider gemiddeld 35,66 euro. In België is dat gemiddeld 40,66 euro per uur. De kloof met de oosterburen blijft dus groot.

Opdracht voor de regering: lagere arbeidslasten

De vakbonden kunnen niet meer wegvluchten van het loonkostenprobleem. Toen de federale regering in juli relancemaatregelen aankondigde, gaf ze de sociale partners de boodschap dat ze de loonkosten moeten beheersen en lastenverlagingen heroriënteren. Het ACV geeft in zijn cahier voor het interprofessioneel akkoord openlijk toe dat “niet de lonen het probleem zijn, maar wel de lasten op het loon. Omdat de financiering van de sociale zekerheid te zwaar weegt op arbeid.”

Het overleg over de bijsturing van de loonkosten gaat pas in november echt van start, als de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) zijn technisch verslag publiceert met de voorspellingen van de loonkostenevolutie in onze drie buurlanden. Op basis daarvan onderhandelen vakbonden en werkgevers over de mogelijke loonstijgingen in 2013-’14.

Straks stellen zich wel een paar problemen. Het wantrouwen over het CRB-rapport nam de voorbije jaren toe omdat het de loonkostenevolutie in de buurlanden, en Duitsland in het bijzonder, steevast overschatte. Ten tweede baseert de CRB zich op OESO-prognoses voor de komende twee jaar. Maar die voor 2014 worden pas eind november verwacht. De CRB kan niet wachten met zijn rapport en bovendien willen de sociale partners graag voor Kerstmis een loonakkoord. In het verleden werd die discussie weleens over Nieuwjaar getild. Het kan een oplossing zijn als het Planbureau het nodige cijferwerk doet.

Het staat wel al vast dat het CRB-rapport geen duidelijk vastgestelde loonnorm zal bevatten. Net als de rapporten van de Studiecommissie voor de Vergrijzing hanteert de CRB zowel optimistische als pessimistische voorspellingen. De afwezigheid van één duidelijke loonnorm die bepaalt met hoeveel procent de lonen de twee komende jaren nominaal mogen stijgen, zorgen voor hoogspanning aan de onderhandelingstafel.

Het ACV beseft de noodzaak van loonkostenbeheersing, maar heeft net als de andere vakbonden al duidelijk gemaakt dat het mechanisme van automatische indexering in alle sectoren onverkort moet worden toegepast. Meer nog, in bepaalde sectoren en bedrijven mag een koopkrachtverhoging niet worden uitgesloten als de economische situatie het toestaat.

De werkgevers staan op een totaal andere lijn. “We kunnen de automatische indexering beter niet volledig toepassen, maar kiezen voor een negatieve marge”, zegt een werkgeversonderhandelaar. “Als we de loonkosten willen verlagen, zijn er twee mogelijkheden. Ofwel pakken we het indexeringssysteem aan, ofwel kiezen we voor lineaire lastenverlagingen. De vraag is of we het index-debat binnen het interprofessioneel overleg kunnen voeren.”

Doelgroepenmaatregelen beu

De sociale partners, en vooral de werkgevers, kijken daarvoor in de richting van de federale regering. Maar het regeerakkoord is duidelijk: het stelsel blijft gehandhaafd. Al neemt de druk toe, vooral vanuit de Open Vld. Als de discussie strandt, hopen de werkgevers dat er hoe dan ook een akkoord komt over loonkostenverlagingen.

En die zijn het liefst lineair. VBO, Unizo en Voka hebben het gehad met de kostenverlaging voor doelgroepen, bijvoorbeeld de aanwerving van de eerste drie werknemers of extra lastenverlagingen bij aanwerving van laaggeschoolden en oudere werknemers. De loonkosten voor de laagste inkomens zijn al aanzienlijk verlaagd, er is weinig ruimte. Sommige werkgevers noemen de kortingen die in juli met het relanceplan werden bekendgemaakt gerommel in de marge.

De verminderde inkomsten voor de sociale zekerheid als gevolg van de lagere sociale bijdragen willen de werkgevers compenseren door minder uitgaven. De vakbonden willen extra belastingen, bijvoorbeeld op vermogen.

Aangezien de lasten voor de laagste lonen verlaagd werden, kregen de sociale partners ook de opdracht om te bekijken hoe het minimumloon omhoog kan. Het ACV wil dat het gewaarborgd minimummaandinkomen van 1472,40 euro per maand wordt opgetrokken. Unizo is tegen. De kmo-organisatie vreest dat de kloof tussen werken en niet werken te klein wordt. Bij een verhoging van het brutoloon wordt op korte termijn vooral de overheid rijker door hogere sociale bijdragen.

Een ander heikel thema is de toekenning van het budget voor de welvaartvastheid van de uitkeringen. Dat is door de regering-Di Rupo met 40 procent verminderd. Op basis van het volgens de vakbonden wettelijk bepaalde budget van 400 miljoen euro zou er 240 miljoen te verdelen zijn. Vakbonden willen dat geld gebruiken voor een verhoging van allerlei minima, bijvoorbeeld de pensioenen. Maar ook de werkloosheidsuitkeringen moeten volgens hen omhoog. Onaanvaardbaar voor de werkgevers. Zij vrezen dat de goedgekeurde degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen daarmee wordt uitgehold.

Arbeiders-bedienden: de vakbonden wachten

De toekenning van het budget voor het welvaartvast maken van de uitkeringen is een kleine klus in vergelijking met de superwerf die de harmonisering van het statuut arbeiders-bedienden is. Volgens het Grondwettelijk Hof mag er tegen 8 juli 2013 geen verschil meer bestaan tussen arbeiders en bedienden. Zo moeten de opzegtermijnen gelijk zijn. Als er over goed negen maanden geen oplossing is, kunnen arbeiders naar de rechtbank stappen en eisen dat ze tot bediende worden geherkwalificeerd. Al zijn er juristen die waarschuwen dat sommige arbeidsrechtbanken en -hoven al lieten weten dat ze niet zomaar herkwalificeren.

Officieel ligt de bal in het kamp van de sociale partners, maar vooral de ABVV-voorzitter, Rudy De Leeuw, neemt een afwachtende houding aan. Hij moet zijn sterke centrales te vriend houden. Vorige maand kwam de interne verdeeldheid binnen het ABVV op een pijnlijke manier aan de oppervlakte. Francis Gomez, leider van de Waalse metallo’s, uitte openlijk kritiek op de naar zijn mening te softe vakbondstop.

De meeste sociale partners gaan ervan uit dat de regering het dossier moet ontmijnen door de statuten naar elkaar te laten toegroeien, waarbij zowel arbeiders als bedienden water in de wijn moeten doen. “Daarna zullen de vakbonden een paar keer betogen om stoom af te laten en dat is het”, is bij de werkgevers te horen.

Maar de harmonisering kan wel complexer en vooral kostelijker zijn dan gedacht. Het gaat bijvoorbeeld niet alleen over een aanpassing van de opzegtermijnen. Ook de stortingen voor de aanvullende pensioenen moeten worden aangepast als arbeiders zich aansluiten bij de bestaande aanvullende pensioenplannen voor de bedienden. Dat zou de bedrijven jaarlijks 400 miljoen euro kosten, berekende hr-specialist Aon Hewitt. De loonhandicap tegenover de buurlanden zou hierdoor met 2 procent stijgen.

ALAIN MOUTON

“Niet de lonen zijn het probleem, maar wel de lasten op het loon”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content