SOCIALE BIJSTAND. Te nemen of te laten ?

Selektieve en inkomensgetoetste sociale zekerheid zet de echte behoeftigen in de kou. Tot deze tegendraadse konklusie komt de Nederlandse onderzoeker Wim van Oorschot. Slaan de Belgische regering en de oppositie broederlijk de bal mis met hun hervormingsplannen ? Een doordenker voor het Vlaams Wetenschappelijk Ekonomisch Kongres

op 20 en 21 oktober.

Locatie : Tilburg.

Overkonsumptie en misbruiken uitroeien ? Dat is slechts een deel van de opdracht. Ervoor zorgen dat de sociale uitkeringen ook terechtkomen waar het hoort, bij hen die ze nodig hebben, is misschien nog belangrijker. Maar wat blijkt nu ? Het recept van de selektiviteit dat door alle partijen min of meer wordt aangehangen, zou wel eens de situatie kunnen verergeren van de groep die het ten goede moet komen.

Dr. Wim van Oorschot (Katholieke Universiteit Brabant) weet er meer over te vertellen. In opdracht van het Nederlandse ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verrichtte hij in 1988 een Europees vergelijkend onderzoek naar het niet-gebruik van sociale voorzieningen. In een eerste rapport meldde van Oorschot dat het niet-gebruik in Nederland wel eens veel groter zou kunnen zijn dan wordt verondersteld. Niet-gebruik is sterk gebonden aan het type uitkeringen. Vooral de inkomensgetoetste of inkomensafhankelijke regelingen schieten hun doel voorbij. Van Oorschot : “Toen we middelen vroegen om het onderzoek verder uit te diepen, werd het plots heel stil. “

GEEN PROBLEEM ?

Wim van Oorschot vond echter alternatieve financiering bij de steden Rotterdam en Nijmegen, linkse bolwerken die een sterk sociaal beleid voerden. Zij verschaften de middelen voor onderzoek bij bejaarden en gezinnen die het bestaansminimum en bijstand ontvingen. “In beide steden vonden we een grote mate van niet-gebruik, ” rapporteert van Oorschot. “Onder alle groepen lag het op gemiddeld 50 % of hoger. Alleen onder de Nijmeegse bijstandstrekkers was het veel lager. Dat had te maken met de gemeentelijke sociale dienst, die in Nijmegen serieuze informatie verschaft aan gerechtigden.

Vandaar ook de hoofdstelling van het onderzoek : vooral bij de uitvoerende instanties is sprake van een take it or leave it-benadering. Het schoentje knelt vooral bij de Bijzondere Bijstand. Dat is de vangnetregeling die in werking treedt als arbeid noch andere sociale-zekerheidsregelingen soelaas bieden. Nederland heeft twee regelingen : een basisuitkering voor de noodzakelijke dagelijkse uitgaven voor levensonderhoud en de aanvullende bijstand voor biezondere kosten (bijvoorbeeld in verband met ziekte). Het grootste probleem zit bij de middelengetoetste aanvullende systemen. “

Niettemin bepaalt de overkonsumptie de agenda en leeft algemeen de idee dat niet-gebruik geen zwaar probleem is. Als het al bestaat, dan zou het vooral om mensen gaan die niet echt nood hebben aan een uitkering of er principiële bezwaren tegen hebben. Uit onderzoek blijkt echter dat de voornaamste oorzaak gewoon gebrekkige informatie is. Van Oorschot : “Als mensen wel afweten van een regeling, stijgt het gebruik opmerkelijk. “

RISICOWETTEN.

Van Oorschot vond aanwijzingen dat ook persoonlijkheidskenmerken meespelen. Er zou een duidelijk onderscheiden groep bestaan die van nature open staat voor informatie, kranten openslaat, folders doorneemt enzovoort. Deze groep maakt veel meer dan gemiddeld gebruik van de regelingen.

De verklarende faktoren van persoonlijke aard (aktief-passief, jong-oud, positieve-negatieve houding) komen echter tot uiting binnen een administratieve kontekst. “Als een uitvoerende organizatie zeer aktief bezig is met het verstrekken van uitvoerige informatie en haar kontakten met de kliënten elke keer weer benut om de rechten ter sprake te brengen, heeft dit een geweldige invloed, ” weet van Oorschot.

“De mate waarin de sociale dienst aktief kan zijn, wordt grotendeels bepaald door het type wet. Daar komt de beleidsmaker in beeld. Zo vonden we dat er grote verschillen in gebruik optreden al naargelang van het type wetten. De risicowetten kombineren een reeks negatieve kenmerken : er zit een middelentoets in ; ze zijn aanvullend ; ze bieden relatief kleine bedragen ; de uitkeringsvoorwaarden zijn instabiel (het ene jaar ligt de drempel hoger dan het andere) ; ze betreffen eenmalige uitgaven ; ze leggen het initiatief tot aanvraag volledig bij de kliënt. Dus zijn ook wetgevers verantwoordelijk. Ik denk dat als ik nu een nieuwe wet zou zien, ik kan voorspellen welk percentage niet-gebruik mag verwacht worden. “

Veel van de opgesomde kenmerken hangen rechtstreeks samen met de wil van de overheid om “selektief” op te treden. Deze selektiviteit wil tegelijkertijd twee meesters dienen : enerzijds besparen op het globale pakket sociale uitgaven, anderzijds de uitkeringen beter kanalizeren naar de “echte” behoeftigen. Maar die vlieger gaat blijkbaar niet op ?

Wim van Oorschot : “Er zit een paradoks in. Hoe selektiever je wordt en fraude of misbruik wil bestrijden, hoe groter de kans wordt op onderkonsumptie. Dat komt doordat telkens hogere drempels worden opgeworpen bij de aanvraag en er meer nadruk wordt gelegd op de kontrolefunktie, wat op zijn beurt stigmatizering en negatieve beeldvorming in de hand werkt. Gedetailleerdere inlichtingenverzameling leidt dan weer tot ingewikkelder procedures en formulieren. Dit alles doet ook in de psychologie van de ambtenarij de klemtoon verschuiven van de hulp- naar de kontrolefunktie. “

MIDDELENTOETS AFSCHAFFEN.

Is er wel een oplossing voor het dilemma ? Zegt van Oorschot : “Niet-gebruik is even onrechtvaardig als overkonsumptie. Ik ben er geen voorstander van de spons te vegen over misbruiken, om ten koste van alles de rechten van de zielige behoeftige te beschermen. Alleen, de situatie is inherent aan de selektiviteit. De beste manier om de zaak op te lossen, is de middelentoets afschaffen. Dan krijg je een universele regeling, een universeel basisinkomen. Alleen moet dat basisinkomen gelijk zijn aan het bestaansminimum, zoniet heb je alweer bijkomende, inkomensgetoetste uitkeringen nodig. “

“Maar is zo’n regeling wel betaalbaar ? “, vraagt van Oorschot zich af. “Vandaag tonen berekeningen aan dat een basisinkomen op het niveau van 50 % van het bestaansminimum betaalbaar is, omdat dan andere uitkeringen vervallen. Maar dat volstaat niet. Ik zie het er dus voorlopig niet van komen. Toch neemt de rol van arbeid als welvaartsverdelend mekanisme sterk af. Wij hebben ons arbeidspotentieel niet meer volledig nodig om grote welvaart te produceren. Het sociale-zekerheidsstelsel is nog niet aangepast aan deze trend. “

JOS GAVEL

WIM VAN OORSCHOT (KU-BRABANT) “Niet-gebruik van sociale uitkeringen is even onrechtvaardig als overkonsumptie. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content