Slavenhandel is big business nog altijd

De slavernij al lang afgeschaft? Officieel wel ja. Toch wordt 2007 opnieuw een topjaar voor de slavenhandel.

Het werk van een abolitionist is nooit over. Tweehonderd jaar geleden, op 25 maart 1807, na heftig lobbywerk onder leiding van William Wilberforce, maakte het Britse parlement het illegaal voor Britse schepen om slaven te vervoeren en voor Britse kolonies om ze te importeren. Eigenlijk had Denemarken drie jaar eerder al net hetzelfde gedaan, maar enkel de Denen herinneren zich dat nog.

In 1948 leken de Verenigde Naties eindelijk te voltooien wat Wilberforce & co. in gang gestoken hadden. Artikel 4 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zegt het klaar en duidelijk: “Niemand zal in slavernij of horigheid gehouden worden. Slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden.” Slavernij werd op die manier officieel een wereldwijd taboe.

En toch zullen er in 2007 meer slaven in de wereld zijn dan ooit tevoren. Volgens een rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie zouden ze met ten minste 12,3 miljoen zijn. Anderen zeggen dat het cijfer meer in de buurt van 27 miljoen geplaatst moet worden. De meeste slaven wonen in Azië en Latijns-Amerika. Kevin Bales, professor Sociologie aan de Roehampton University, schat dat een slaaf gemiddeld 100 dollar kost. “De prijs varieert van plaats tot plaats. Een 19-jarige mannelijke arbeider kan al voor 40 dollar opgepikt worden in West-Afrika, maar een aantrekkelijke Oekraïense kost in Noord-Amerika al gauw enkele duizenden dollars.”

Erfelijke slavernij

Als we aan slavernij denken, komt ons doorgaans de negentiende-eeuwse variant van het ‘menselijk vee’ voor de ogen: Afrikanen die in ketens geklonken worden, geveild als vee en gedwongen om katoen te plukken in het Diepe Zuiden van de VS. Alles bij elkaar gelijkt de moderne slavernij daar niet veel meer op, noch werkt ze op die manier. Wat de hedendaagse slaven wel gemeen hebben met hun katoenplukkende voorgangers is dat zij hun levensomstandigheden niet kunnen kiezen en zich er niet uit kunnen verlossen.

De meest voorkomende vorm van verknechting is de schuldslavernij, waarbij arbeid dient om een lening terug te betalen. Het is een wijd verspreid fenomeen in India, Pakistan en Nepal, waar hele gezinnen op die manier in de slavernij gedwongen worden. Meestal gaat het om mensen uit een lage kaste of om ‘onaanraakbaren’. De interesten worden toegevoegd aan het oorspronkelijke leningsbedrag en de verplichting kan van de ene generatie overgaan op de volgende.

Arbeid om schulden af te lossen heeft een bijklank van vrijwilligheid, en daardoor zou hij niet onder de noemer slavernij vallen. Maar de meeste arbeiders die werken om hun schulden te delgen, hebben geen keuze en hun lot is in wezen hetzelfde als dat van het slavenvee.

Er zijn ook nog andere vormen van slavernij die gedijen. In Soedan worden vrouwen en kinderen ontvoerd en verkocht aan door de regering gesteunde milities. In Brazilië ruimen boeren de jungle op onder bedreiging van vuurwapens. In Ghana worden kleine meisjes als seksspeeltjes aangeboden aan de dorpsgeestelijken als vergelding voor ‘overtredingen’ die begaan werden door andere, levende of dode, leden van de familie. In West-Europa en de Verenigde Staten werken Oost-Europese, Chinese, Vietnamese en andere immigranten tegen hun zin in de prostitutie, in het huishouden, op boerderijen en in sweatshops.

Trafficking – niet de mensensmokkel maar de commerciële mensenhandel – is een van de snelst groeiende sectoren van de georganiseerde misdaad. Honderdduizenden mensen worden elk jaar te koop aangeboden, meer vrouwen dan mannen, meestal minderjarigen en in de meeste gevallen voor seks. Die handel is miljarden dollars waard en dat is niet veel minder dan de illegale drugs- of wapenhandel.

Politieke en juridische vooruitgang

Is er in 2007 hoop voor de slaven van deze wereld? Een bredere erkenning van hun bestaan zou al een begin zijn en dat zit er op zijn minst wel in. In Groot-Brittannië zal de regering waarschijnlijk een ‘verklaring van spijt’ uitvaardigen over de ooit enthousiaste deelname van het land aan de slavenhandel. Het zal bovendien interessant zijn om te zien wat er gebeurt met de principiële rechtszaak die eind 2006 in Florida aanhangig werd gemaakt tegen onder meer sjeik Mohammed bin Rashid al-Maktoum, de kroonprins van Dubai en vicepresident van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). De aanklacht luidt dat 30.000 jongens als kameeljockeys in slavernij leven.

De advocaat van de sjeik, Habib al-Mulla, zegt dat de beschuldigingen elke grond missen: “De Verenigde Arabische Emiraten hebben het gebruik van minderjarige kameeljockeys in 1993 verboden en jarenlang geijverd om een einde te maken aan die praktijk,” zegt hij. “We zullen dit krachtdadig aanvechten en we zijn er sterk van overtuigd dat we voor de rechtbank gelijk zullen krijgen.”

Zover zal het allicht niet komen, want amper 5 % van de zaken komt uiteindelijk voor de rechter. Maar als deze zaak het wel haalt, dan moet haar precedentwaarde niet zozeer gezocht worden bij de praktijk van moderne slavernij, dan wel bij de praktijk om buitenlanders voor Amerikaanse rechtbanken te sleuren en hen verantwoordelijk te stellen voor de gedragingen die hen aangewreven worden.

Op politiek vlak werd in de voorbije jaren wel wat vooruitgang geboekt. Er kwamen VN- en EU-conventies tot stand tegen de mensenhandel en er groeide een nieuw beleid tegen de schuldenslavernij in Azië. Maar landen mogen zich dan wel scharen achter internationale overeenkomsten en hun afkeer van slavernij te kennen geven, toch zijn vervolgingen zeldzaam. “Fraaie woorden, en zelfs wetgeving, zijn niet genoeg,” zegt Aidan McQuade, directeur van Anti-Slavery International. “Implementatie is het sleutelwoord.”

Vier dus op 25 maart gerust de 200ste verjaardag van de overwinning van de abolitionisten in het Brits parlement, maar denk geen moment dat slavernij verleden tijd is.

De auteur is adjunct-hoofdredacteur van De Wereld in 2007.

Steve King

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content