Schatten van kinderen

Volgens een studie halen kinderen van zelfstandigen, ondernemers en vrije beroepen gemiddeld slechtere resultaten op school. Reden: hun ouders kunnen niet zoveel tijd vrijmaken voor hen. Voor u in paniek uw bedrijf verkoopt: het kan ook meevallen. Wij weten het, want vijf kinderen van Vlaamse topmanagers hebben het ons zelf verteld.

Ooit heette het vak economie ‘huishoudkunde’. Maar wie zich engageert in de economische wereld, heeft slechts zelden tijd voor de kunst van het huishouden. We vroegen aan Luc Van Nevel, chief executive officer van kofferproducent Samsonite, hoe je een carrière als topmanager combineert met een gezin. “Niet,” was het nuchtere antwoord. En ook kersvers Manager van het Jaar Martine Reynaers liet weten dat een namiddag Monopoly spelen met de kinderen of babbelen over hun vriendjes of hun lerares zeldzaam is. “Natuurlijk zeuren ze daarover, maar ik denk dat kinderen altijd zeuren.”

Volgens een onderzoek van het Hoger Instituut voor de Arbeid ( Hiva) halen kinderen van zelfstandigen, ondernemers en vrije beroepen gemiddeld slechtere resultaten op school (zie kader: Slimme ouders, slecht rapport). Als dat klopt, beloven het moeilijke schooljaren te worden voor de kinderen Reynaers. Trends verzamelde drie zonen en twee dochters van toonaangevende Vlaamse ondernemers: Yves en Karl Huts (24 en 25, zonen van Fernand Huts van Katoen Natie), Emma Francken (22, dochter van Marc Francken van Gevaert), Caroline Leysen (24, dochter van Christian Leysen van Ahlers) en Francis Van Nevel (26, zoon van Luc Van Nevel van Samsonite). Kijken zij anders tegen het leven aan dan hun leeftijdsgenoten? Misten ze hun vader of moeder? Willen ze ooit een bedrijf leiden én een gezin stichten? En vooral:

FRANCIS VAN NEVEL (26). “Ik moet toegeven dat wij geen goede studenten waren. We zijn redelijk goed geëindigd, maar het is een moeilijk proces geweest. Mijn ouders keken echt wel naar ons om. Moeder was thuis de grote chef. Zij compenseerde dat vader zoveel weg was. Pa had vooral oog voor de resultaten, zeker als die niet goed waren.”

EMMA FRANCKEN (22). “Mijn vader speelde wél een belangrijke rol thuis. Hij was er niet veel, maar hij wilde weten wat we aan het doen waren. Terwijl mijn moeder meer vroeg hoe het ging. We mochten ook zelf de studierichting kiezen, maar hij woog het wel allemaal af. Ik herinner me lange gesprekken, waardoor je echt besefte waarmee je bezig was.”

YVES HUTS (24). “Ik hoop dat ik hier een beetje hetzelfde vertel als mijn broer, anders kom ik niet geloofwaardig over ( lacht). Maar het verhaal is hetzelfde: voor mijn vader telden de resultaten, terwijl moeder er toch meer emotioneel bij betrokken was. Op de middelbare school hebben ze wel de studiekeuze beïnvloed: zij wilden dat we altijd het hoogste namen, dan kon je nog afzakken.”

FRANCKEN. “Ik ben inderdaad afgezakt ( lacht). Begonnen in Latijnse, en geëindigd in boekhouding-informatica. Daarna ging ik Handelswetenschappen studeren, dat is ook niet gelukt. Ik ben geen ingenieur of dokteres, maar ik heb ook geen spijt van mijn traject.”

KARL HUTS (25). “Studies waren het voornaamste, dat was de leidraad in onze jeugd. Mama deed haar job goed. Zij regelde haar huishouden zoals papa haar managede: management by objectives. Hoe ouder we werden, hoe meer ze ons vrijliet.

“Maar bij papa moest het op het einde van de maand in orde zijn. De bottomline, hé. Was het in orde, dan was iedereen tevreden, en het andere geval wilde je niet meemaken. Een slecht rapport gooide hij op de grond zoals een slechte balans van een bedrijf. Meestal liepen de gesprekken dan via moeder. Nu nog lopen die communicatielijnen van de hoogste in rang naar de tweede en zo door.”

YVES HUTS. “Moeder was de schokdemper.”

FRANCKEN. “Bij mijn broer was dat ook zo: de communicatie via de moeder, bij mij ging dat meer direct naar de ouders. Ik had niemand nodig die achter mijn veren zat om te zeggen dat ik goede punten moest halen omdat dat belangrijk is in het leven. Ik koos zelf voor een opleiding in communicatie.”

Zijn managers betere ouders? Ze zijn gewend om te luisteren, snel de essentie te vatten en dan te beslissen.

KARL HUTS. “Ze zijn meer gestructureerd.”

VAN NEVEL. “Soms hadden we thuis ruzie. Dat mocht al een hele dag bezig zijn geweest, maar wanneer hij binnenkwam, was dat binnen vijf minuten opgelost. Aanmodderen? Nergens voor nodig.”

KARL HUTS. “Ik denk wel dat we allemaal relatief strenge ouders hadden. Jullie strenge, wij heel strenge.”

CAROLINE LEYSEN (24). “Niet streng, maar to the point. Meer van: ‘Laten we eens kijken. Dit is het probleem. Dat kan je eraan doen. Oké, kies maar.’ Voor empathie moest ik naar mijn moeder. Soms was ik heel blij of heel triestig, en dan zei hij ijskoud: dit kan je doen, of dit, en dat was het. Heel analytisch.”

FRANCKEN. “Mijn eerste rapport in het eerste middelbaar was niet goed, en toen heeft hij een heel schema gemaakt. ‘Je bent nu op dit punt van je leven en je kan nog twee kanten uit. Sta je daar, dan kan je drie kanten uit. ‘ Mijn leven was helemaal uitgeschreven op een A4’tje. Ik denk niet dat je dat in alle families tegenkomt.”

Zien jullie jezelf ooit in de voetsporen van jullie vaders?

KARL HUTS. “Ik begin met die ambitie. Of ik het kan waarmaken, is iets anders.”

YVES HUTS. “Ik wil iets gaan doen in de muziekwereld. Niet noodzakelijk een muziekuitgeverij, maar een geluidsstudio lijkt me wel iets. Liever zelf iets kleins beginnen dan bij iets groots werken. En neen, dat kleine is géén afrekening met die grote Katoen Natie.”

VAN NEVEL. “Ik ben vastgoedmakelaar, dat is ook veel kleinschaliger. Ik zou niet kunnen aarden in een groot bedrijf.”

FRANCKEN. “Ik heb niet de drang om iets op te richten omdat de ondernemersconferentie dat graag zou zien bij de dochter van een ondernemer. Als ik dat doe, is dat puur uit mezelf.”

LEYSEN. “Ik werk bij Auxipress en ben blij met mijn baan. Van mijn vader heb ik doorzettingsvermogen en ambitie meegekregen. Daarmee kom je al een heel eind.”

Kijken jullie anders aan tegen ondernemerschap dan andere mensen van jullie generatie?

LEYSEN. “Je kan wel alles ecologisch verantwoord willen doen, maar uiteindelijk heb je ondernemingen nodig voor je welvaart. Je moet bedrijven ethisch laten werken, maar zonder bedrijven gaat het ook niet.”

KARL HUTS. “Bij mij is ondernemen meer een hobby dan een werk. Ik heb graag voor de overheid gewerkt ( nvdr – Karl zat op het kabinet van ex-minister Rik Daems), maar dat is echt ‘gaan werken’. Bij Katoen Natie ligt dat anders. Misschien omdat het een familiebedrijf is. Wie dat thuis niet heeft meegemaakt, snapt dat niet.”

FRANCKEN. “Je krijgt van thuis een visie mee en ik merk in mijn klas dat ze daar toch op een andere manier mee bezig zijn. Kwam je ‘s avonds thuis, dan werd er altijd over het werk gesproken: dit en dat en zus en zo. Je ontwikkelt een mening, die voor een stuk van je ouders afstamt, maar die andere kinderen wellicht niet hebben.”

Vragen jullie ouders soms naar jullie mening?

FRANCKEN. “Neen, want wat hij doet, is iets te ingewikkeld. Wel wanneer hij over mode bezig is (nvdr – Marc Francken is ook voorzitter van de ModeNatie), daar kan ik ook over meepraten.”

LEYSEN. “Ik geef wel eens advies over het juiste hemd voor een tv-interview. Of ik lees eens een tekst na, om te zien of hij niet té hard is – zelfs al is het in de politiek bijna altijd hard.”

KARL HUTS. “We hebben het hier over mensen die denken dat ze het bij het juiste eind hebben. Vaak klopt dat, maar ze aanvaarden niet zo makkelijk kritiek. Het zijn bij wijze van spreken dictators die gewend zijn hun visie te geven, maar niet zo makkelijk vragen om advies. Hoewel dat bij ons toch geregeld gebeurt. Vorig jaar met Kerstmis had pa een afschrijvingsprobleem. Hij heeft dat op tafel gegooid, verpakt in een heel ander verhaaltje, en onze mening gevraagd. We hadden niet eens door dat het om een afschrijving ging, maar hij heeft wel ons advies gevolgd.”

Hoe ervaren jullie de mediabelangstelling rond jullie ouders? Werden jullie daarop aangesproken?

VAN NEVEL. “Wij vonden het leuk: papa op tv. Vooral dat ene jaar dat hij Manager van het Jaar was. Toen was het wel druk, druk, druk. Elke dag was hij weg. Maar ik heb er nooit negatieve reacties op gehad. Soms kregen we wel telefoontjes van mensen. Neen, ze belden niet voor koffers, wel voor jobs.”

YVES HUTS. “Negatieve reacties kreeg je meer van leerkrachten die het er moeilijk mee hadden.”

FRANCKEN. “Ja, want die herkennen je naam en dan was het van: ‘Ben jij soms familie van Marc Francken?’ Terwijl ik zoiets had van: het gaat hier nu over mij, ik zit hier nu in de les en wat mijn vader doet, is eigenlijk helemaal niet van belang.”

KARL HUTS. “Dat is het dikwijls. De projectie van wat je ouders doen op jou. Vaak heb ik moeten zeggen: jongens, ik ben Karl, niet Fernand. Misschien laat ik mijn baard ooit wel staan, maar nu nog niet.”

YVES HUTS. “Ik had een standaardzinnetje: ‘Ik weet daar niets van’.”

KARL HUTS. “Je merkt wel dat mensen automatisch mee de pers gaan volgen, precies omdat ze jou kennen. Vaak weten ze er ook meer van dan jij, dat is heel vervelend ( gelach).”

KARL HUTS. “Maar in de media komen, blijft iets speciaals. Of het nu een goed of slecht interview is, maakt niet uit. We hebben allang geleerd dat ook slechte publiciteit goed is. Je leert ook te relativeren, want soms zie je fouten in artikels staan. Je beschikt nu eenmaal over dat geprivilegieerde poortje in de wereld van de journalistiek.”

Volgens psychologen dagdromen veel kinderen over hun afwezige vader of moeder: wat doet hij, hoe vult hij zijn dag?

KARL HUTS. “Het grootste probleem is dat je dat gewoon niet weet. In het lager onderwijs moest je bijna elk jaar een papiertje invullen: beroep van vader, beroep van moeder. Je hebt dan ‘gedelegeerd bestuurder’ van buiten geleerd, maar je weet niet eens wat dat betekent.”

FRANCKEN. “Ik vulde ‘bediende’ in.”

LEYSEN. “Ik bedrijfsleider.”

KARL HUTS. “Maar wat is dat? Je hebt er totaal geen idee van. Papa werkt bij de Katoen Natie. Wat doet hij? Gedelegeerd… Mijn oor, hé, je hoort het compleet in Keulen donderen.”

YVES HUTS. “Wat pa doet? Eigenlijk vragen we ons dat nog altijd af ( algemene hilariteit).”

LEYSEN. “Wij gingen geregeld ‘s middags bij papa op het werk eten, en dan zag je zijn collega’s, medebestuurders, maar dan als gewone mensen. Ook die personeelsfeesten waren leuk, omdat we kind aan huis waren.”

FRANCKEN. “Wij werden af en toe wel eens meegenomen, of we gingen zelf langs. De jongste jaren ga ik wel eens meer mee naar recepties, omdat ik het leuk vind om mensen te ontmoeten.”

KARL HUTS. “Omdat onze grootvader ook al in Katoen Natie zat, gingen wij geregeld spelen in de dokken. In de oude paardenstallen, weliswaar zonder paarden. Later kwamen er seminaries in Center Parcs en zo, dan gingen we altijd mee, en dan waren de families van de collega’s er ook. Het bedrijf was een deel van ons leven. Daar ging het ook altijd over aan tafel. En toch wist ik niet waar hij juist mee bezig was. We wisten wel dat hij niet aan het dok boten stond te lossen, maar dat zakendoen bleef heel abstract.”

VAN NEVEL. “Bij ons werd er niet over Samsonite gesproken. Heel bewust. Papa was thuis een crème van een vent, nu nog altijd trouwens. Maar die paar keer dat ik meeging naar het bedrijf, dan wandelde hij door die draaideur en paf, ander gezicht, andere man. Ik was er bang van. Deed hij zijn mond open, dan ging ik achter de hoek staan. Zoals hij soms bezig was tegen zijn secretaresse, je zou het hem niet nageven. Maar thuis: quality time.”

Waren er dingen die niet door de beugel konden?

VAN NEVEL. “Uitslapen gebeurde bij ons zéér weinig. In de zetel liggen en tv kijken ‘s middags. Nog altijd kan mijn moeder daar niet tegen. En nu doen we het zeker niet meer. Er werd toch serieus op gehamerd dat je bezig moest zijn met zaken die functioneel waren, zinvol.”

YVES HUTS. “( laconiek) Hangen.”

KARL HUTS. “Ik herinner me een zaterdag in de paasvakantie, toen ik elf was. We zaten in onze pyjama voor de tv om tien uur ‘s avonds. Vader kwam thuis en vroeg wat we deden. ‘Tv hé, papa, ‘t is vakantie. ‘ Dan riep hij dat we Jan-mijn-voeten‘s waren, dat we aan het hangen waren en dat we iets moesten dóén. Hij gaf ons tickets voor de Efteling. ‘Hier is 500 frank en amuseer je maar.’ Wij de volgende dag naar de Efteling. We zijn daar geraakt, hoewel de treinen staakten. De Efteling was zelfs nog niet open. Maar we hadden niet gehangen, dus was het goed geweest.”

Willen jullie zelf kinderen?

( Bijna in koor) “Ja.”

Hoe zie je zelf die combinatie managen-ouderschap?

VAN NEVEL. “Ik zie dat wel zitten, maar je moet natuurlijk een vrouw vinden die dat aanvaardt. Het schijnt dat zoiets minder pakt bij moderne vrouwen. Zeker als ze zelf een carrière willen.”

FRANCKEN. “Ik merk dat in mijn klas: vrouwen willen kinderen én een carrière.”

VAN NEVEL. “Dat gaat niet.”

LEYSEN: “Ik wil het nochtans ook, maar hoe? Ik denk dat zoiets bij mannen toch minder sterk meespeelt.”

KARL HUTS. “Vader heeft alleen maar kunnen doen wat hij deed omdat moeder ervoor zorgde dat op het thuisfront alles in orde was.”

FRANCKEN. “Het is een cliché dat achter elke sterke man een sterke vrouw staat, maar het is wel zo. Mijn moeder heeft heel veel moeten dragen. Bovendien werkt ze als lerares. Makkelijker werkuren, maar vrijdagavond moest ze mee naar die receptie, zaterdag naar dat feestje en zondag naar die brunch. En ze moest er ook elke keer stáán.”

Mocht je sommige dingen niet doen omdat je de zoon of dochter van was?

YVES HUTS. “Blowen.”

LEYSEN. “Ik denk niet dat dit te maken heeft met je vader die ondernemer is.”

VAN NEVEL. “Bij ons wel. Aan zee mochten wij op ons zeventiende wel een pintje gaan drinken. Maar in Oudenaarde werken 1100 mensen van de 25.000 bij Samsonite, dus konden wij niet om één uur ‘s avonds op café gaan.”

KARL HUTS. “Tegenover het personeel voel je dat je je op een bepaalde manier moet gedragen, dat er consequenties aan vastzitten. Dat wordt niet gezegd, maar je voelt het. Het is een vorm van respect.”

Luc Huysmans Veerle Windels

“Wat pa doet? Eigenlijk vragen we ons dat nog altijd af.”

“Soms was ik heel blij of heel triestig, en dan zei hij ijskoud: dit kan je doen, of dit, en dat was het. Heel analytisch.”

“Mijn eerste rapport in het eerste middelbaar was niet goed, en toen heeft hij mijn hele leven uitgeschreven op een A4’tje.”

“Ik geef wel eens advies over het juiste hemd voor een tv-interview.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content