Schaf de bezwaarprocedure af

De bezwaarprocedure afschaffen en ze vervangen door een voorafgaande administratieve geschillenprocedure zou veel problemen oplossen.

Op dit ogenblik behandelt het parlement enkele wetsontwerpen die de fiscale procedure moeten hervormen. De plannen houden onder meer in dat de rode draad van de fiscale geschillenregeling grosso modo behouden blijft, maar dan wel met drie essentiële aanpassingen.

Eén: de bezwaarprocedure verliest haar jurisdictioneel karakter; de gewestelijke directeur zal geen uitspraak meer doen zoals een rechter, maar wel als administratieve overheid.

Twee: de bezwaarprocedure krijgt een tijdslimiet: na achttien maanden zal men de gewestelijke directeur tot een beslissing kunnen dwingen.

Drie: na de beslissing over het bezwaarschrift zal men beroep kunnen aantekenen, niet zoals dat nu het geval is bij het hof van beroep, maar wel bij speciaal ingerichte fiscale rechtbanken van eerste aanleg, waarna men alsnog hoger beroep zal kunnen aantekenen bij het hof van beroep.

KRITIEK.

De bedoelde wetsontwerpen zijn inmiddels goedgekeurd door de Kamer en liggen op dit ogenblik te wachten op verdere behandeling in de Senaatscommissie die de onderwerpen nog op verschillende punten zal amenderen. Daar bestaat geen twijfel over. Voormalig minister van Financiën Philippe Maystadt (PSC) heeft er trouwens zelf mee ingestemd dat de Senaat de wetsontwerpen nog op een aantal punten aanpast (wat tot gevolg zal hebben dat de Kamer de geamendeerde wetsontwerpen opnieuw zal moeten behandelen).

De vraag is alleen of men zal kunnen volstaan met enkele amendementen op enkele punten. De kritiek op de wetsontwerpen is enorm. Vooral vanuit de hoek van de fiscale juristen is karrenvrachten kritiek geuit. Zoveel zelfs, dat een vooraanstaand lid van de Senaatscommissie voor de Financiën er inmiddels publiekelijk voor heeft gepleit om de hervorming desnoods uit te stellen, en het geheel opnieuw te bestuderen.

ARBITRAGEHOF.

Het probleem is evenwel dat men niet meer achteruit kan. Zoals vorige week al bericht, heeft het Arbitragehof inmiddels beslist dat de bestaande bezwaarprocedure – die op dit ogenblik nog steeds een jurisdictioneel karakter heeft – discriminerend is; dat zij strijdig is met de grondwettelijke bepalingen die voorschrijven dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet. En, dat zij alleen dan niet discriminerend is, wanneer zij opgevat wordt als een zuiver administratief beroep – en niet meer als een jurisdictioneel optreden van de gewestelijke directeur.

Een van de gevolgen van het arrest van het Arbitragehof is, dat de bestaande bezwaarprocedure een grote chaos dreigt te worden. Elke beslissing over een bezwaarschrift kan immers vanaf nu door het hof van beroep nietig verklaard worden, omdat ze genomen is in het kader van een discriminerende bezwaarprocedure.

Dus kan de wetgever niet anders dan ingrijpen. En dus moet de op stapel staande hervorming van de fiscale procedure willens nillens doorgevoerd worden; want een van de belangrijke punten van die hervorming is, zoals gezegd, dat zij aan de bezwaarprocedure haar huidig jurisdictioneel karakter ontneemt.

TEGENSTRIJDIG.

Daarmee zit het Parlement tussen twee vuren: enerzijds is er de enorme kritiek ten gronde op de wetsontwerpen, die er voor doet pleiten de hervorming minstens voor een tijdje uit te stellen; anderzijds is er het arrest van het Arbitragehof dat de parlementsleden ongetwijfeld er toe zal aanzetten om, zo niet de hele hervorming, dan toch minstens een deel van de hervormingsplannen door te voeren. De vrees bestaat dan ook dat men onder tijdsdruk het land zal opzadelen met een procedurehervorming die in al haar voegen kraakt.

VERLOOP.

De wetsontwerpen krijgen op bijna alle punten kritiek. Maar de grootste en meest fundamentele kritiek betreft het verloop van de fiscale procedure. Als men de wetsontwerpen goedkeurt, zoals ze op dit ogenblik bestaan, behoudt men eigenlijk het verloop van de hele bestaande procedure, en voegt men er nog een procedurestap aan toe (de rechtbank van eerste aanleg). Nog meer procedure dus, en dus ook nog meer kosten. Daar heeft de belastingplichtige geen boodschap aan. Integendeel zelfs, de procedure gaat er – minstens in de eerste fase – nog op achteruit.

In de bestaande procedure heeft men minstens nog de illusie dat men bij de gewestelijke directeur – in de fase van het bezwaar – terecht kan, zoals bij een rechter, en dat men bijgevolg kan rekenen op een onafhankelijke en onpartijdige behandeling van de zaak. In de nieuwe procedure komt men er terecht bij een gewone ambtenaar die zelfs niet meer vermag onafhankelijk en onpartijdig op te treden: als ambtenaar zal de gewestelijke directeur partijdig moeten optreden. En zal hij – weliswaar binnen de perken van het behoorlijk bestuur – beslissingen moeten nemen die enkel en alleen rekening houden met het belang van de Schatkist, en met de directieven van zijn hiërarchisch oversten. Dit wil zeggen dat de bezwaarprocedure in veel gevallen geen zin (meer) heeft; en dat zij vaak gewoon een herhaling wordt van de discussie die zich vóór de inkohiering van de belasting heeft afgespeeld, na toezending van het bericht van wijziging, en gedurende het onderzoek door de zogenaamde inspecteur A.

Twee keer hetzelfde werk, terwijl de belastingplichtige maanden, en meestal jaren zal moeten wachten vooraleer hij zijn geschil met de fiscus voor een eerste keer zal kunnen voorleggen aan een onpartijdige rechter. Dat is een rechtsstaat onwaardig.

Vergeet immers niet dat een onderneming van bij het ontstaan van een belangrijk geschil met de fiscus, verplicht kan zijn dat te melden aan de ondernemingsraad, de kredietinstelling en de aandeelhouders. Zonder dat zij ook maar de minste mogelijkheid heeft om het conflict voor te leggen aan een rechter. Daarvoor moet zij wachten tot na de beslissing van de gewestelijke directeur die – als het om een principiële zaak gaat – waarschijnlijk gewoon zal bevestigen wat de inspecteur A vóór de inkohiering heeft beslist. Tegen die tijd kan de schade al niet meer te overzien zijn.

FORMALISEREN.

De oplossing? Tijdens de hoorzittingen in de Senaatscommissie voor de Financiën heeft de Antwerpse advocaat Victor Dauginet de oplossing aangereikt. Die kan trouwens met enige creativiteit, bij wijze van amendement, vrij eenvoudig in de bestaande wetsontwerpen worden ingepast: schaf de bezwaarprocedure af en formaliseer de geschillenregeling zoals die nu vóór de inkohiering van de belasting plaatsvindt.

Het voorstel bestaat er bijgevolg in dat het geschil niet meer na, maar vóór de inkohiering van de belasting zou worden voorgelegd aan een hiërarchisch overste, in de figuur van de gewestelijke directeur of de door hem gedelegeerde ambtenaar. Het voorstel van Dauginet is trouwens niet echt nieuw. In de oorspronkelijke hervormingsplannen kwam al zo’n geformaliseerde voorafgaande geschillenregeling voor; maar om onduidelijke redenen heeft men die onderweg laten vallen.

ONTHEFFING.

Het voorstel neemt die draad weer op: een voorafgaande administratieve geschillenprocedure, waarna men, na de inkohiering, het geschil – als het is blijven bestaan – onmiddellijk kan voorleggen aan een rechter. In de hervormde procedure zal dat de rechtbank van eerste aanleg zijn.

Het voorstel lost evenwel niet alle problemen op. Het vertrekt immers van de gedachte dat het fiscaal geschil al vóór de inkohiering aan de oppervlakte gekomen is (via een bericht van wijziging, of via een bericht van aanslag van ambtswege). Dat is evenwel niet steeds het geval. Verschillende problemen duiken pas op na de inkohiering: men stelt na ontvangst van het aanslagbiljet vast dat de Administratie geen rekening gehouden heeft met bepaalde elementen, of dat men bepaalde gegevens vergeten te vermelden is op het aangifteformulier enzovoort.

Voor dergelijke geschillen en problemen die pas na de inkohiering opduiken, moet een of andere bezwaarprocedure blijven bestaan. Maar dat kan allicht opgelost worden door een verruiming van de bestaande procedure van de ontheffing van ambtswege die per definitie plaatsvindt na de inkohiering.

KLOK.

Wat er ook van zij, het voorstel verdient de volle aandacht. Het houdt immers een belangrijke verbetering in van de bestaande procedure, en voorkomt dat het land voor vele jaren opgescheept wordt met een procedurehervorming die de klok achteruit in plaats van vooruit zet. Daar moeten niet alleen de wijze Senatoren, maar ook de al even geachte Kamerleden oren voor kunnen hebben.

Jan Van Dyck is fiscalist.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content