SAMENWONEN EN SAMENWONEN IS TWEE

Het samenwonen werd in een eerste fase geregeld door de federale wet van 23 november 1998. Zoals het huwelijk heeft deze wet (in werking getreden op 1 januari 2000) een aantal dwingende en beschermende bepalingen voor samenwonenden in het leven geroepen. Onder ‘wettelijke samenwoning’ wordt verstaan de toestand van samenleven van twee personen die een verklaring hebben afgelegd. In tegenstelling tot de instelling van het huwelijk kunnen beide samenwonende partners hetzelfde geslacht hebben. In deze context staat het licht op groen voor homoseksuele relaties. Maar ook voor de alleenstaande moeder met haar onhuwbare dochter, voor de twee verstokte vrijgezellen of, waarom ook niet, voor de pastoor en zijn meid, zolang de relatie maar beperkt is tot twee. Drie samenwonende broers vallen uit de federale boot.

Deze wettelijke bescherming krijgt men vanaf het ogenblik dat een verklaring van wettelijke samenwoning aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats wordt overgemaakt. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in het bevolkingsregister.

Door de verklaring zijn beide partners onderworpen aan een aantal wettelijke bepalingen van dwingend recht waarvan zij bij overeenkomst niet kunnen afwijken. Hier is een duidelijke verwijzing naar het huwelijksrecht. Zoals in het huwelijk is er nu ook een bescherming voor de gezinswoning. Dat betekent onder meer dat de partner, de eigenaar van het huis dat hij samen met de andere partner bewoont, niet langer alleen kan verkopen of verhuren. Hij heeft hiertoe de instemming van de andere partner nodig. Op verzoek van de niet instemmende partner kan de verkoop van zijn eigen woning nietig worden verklaard, zelfs als de koper zich van geen kwaad bewust is.

Zoals in het huwelijk dragen de wettelijk samenwonenden ook bij in de lasten van het samenleven, in verhouding met hun mogelijkheden. Ook voor de schulden is er een dwingende regeling. Zo kan de andere partner worden aangesproken voor de betaling van de schulden die door een van de wettelijk samenwonenden wordt aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die door hen opgevoed worden.

Afgezien van deze wetsbepalingen kunnen samenwonenden naar goeddunken hun wettelijke samenwoning regelen door middel van een overeenkomst. Maar deze vrijheid is begrensd. De overeenkomst mag geen clausules bevatten die strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden, met de regels betreffende het ouderlijk gezag en de voogdij, of met de regels die de wettelijke orde van de erfopvolging bepalen. Deze overeenkomst wordt voor de notaris opgemaakt en wordt vermeld in het bevolkingsregister. Mocht men niet alles bij contract hebben geregeld, dan werkt de wet aanvullend. Zo zal elk van de wettelijk samenwonenden de goederen behouden waarvan hij de eigendom kan bewijzen. Zoniet worden de goederen geacht in onverdeeldheid te zijn.

De wettelijke samenwoning zal ophouden te bestaan wanneer een van de partijen in het huwelijk treedt of overlijdt. Er komt ook een einde aan deze vorm van samenzijn wanneer daartoe een verklaring wordt afgelegd. Dat kan in onderlinge overeenstemming of zelfs door een van de samenwonenden gebeuren. Deze verklaring wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, die hiervan melding maakt in het bevolkingsregister.

Jos Ruysseveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content