Rijden met een vleugje retro

Retro is in, zeker in de auto- en motorwereld. Hedendaagse techniek in een jasje van toen. Vanwaar die hang naar het verleden? En kunnen producenten wel een markt op nostalgie bouwen?

In 2000 rolde de laatste van de oorspronkelijke Mini‘s van de band. Na 41 jaar productie viel het doek voor een van de meest opvallende en meest verkochte Britse auto’s. We schrijven zomer 2001: de New Mini wordt in Groot-Brittannië officieel voorgesteld. Een auto met dezelfde familietrekjes, maar toch anders.

Neen, de New Mini is geen alleenstaand geval. Al eerder kwam een andere auto-icoon opnieuw tot leven in de vorm van de New Beetle. Volkswagen introduceerde in 1998 een nieuwe versie van de Kever, hét succesnummer uit Wolfsburg. En DaimlerChrysler grijpt met de PT Cruiser eveneens terug naar de jaren vijftig, veertig of misschien zelfs dertig. Niet dat Chrysler een specifiek model had dat de harten van de autokopers sneller doet kloppen. Het Amerikaanse merk viel gewoon terug op stijlkenmerken van toen. Het blijft overigens bij stijlkenmerken, want onder het retrojasje zit wel degelijk spitstechnologie.

Niet alleen autoproducenten halen ontwerpen uit het verleden naar boven, ook in de motorwereld kennen ze er wat van. Zo heeft het Britse Triumph sinds twee jaar de Bonneville in het aanbod, een retromodel dat teruggrijpt naar de Bonneville uit de jaren zestig. Kawasaki dan weer speelde leentjebuur bij de Britse motorbouwers van weleer. Het Japanse motormerk lanceerde met de W1 650 cc een kopie van de Engelse twinmotoren. En BSA, ooit een illuster Brits merk, maakt op eenvoudig verzoek eencilinder 500 cc-motoren die zo uit de jaren vijftig lijken te komen.

Rijdende sigaar

Wat maakt dat de auto- en motorbouwers zich laten inspireren door het verleden? Is het nostalgie, heimwee naar vroeger, naar een geïdealiseerd verleden? Nathalie Bekx, trendwatcher bij Bekx&X, zegt dat de aankoop van dergelijke auto’s verklaard kan worden vanuit het zoeken naar zekerheid, vanuit een teruggaan naar de tijd dat alles goed en eenvoudig was.

“Het is het idealiseren van het verleden, en dat is typisch voor de angstige consument die niet langer weet waar te gaan,” aldus Bekx. “De auto van toen is herkenbaar en eenvoudig. Bovendien wordt de levenscyclus van producten almaar korter. Daarom gaan mensen weer naar dingen die zich hebben bewezen, producten die degelijk zijn.” Bij DaimlerChrysler zegt pr-officer Christine Guilmot dat “alle constructeurs iets futuristisch maken en dat Chrysler met de PT Cruiser net iets anders wilde brengen. Daar hou je van of niet; er is geen tussenweg.”

Feit is ook dat de ‘terreur’ van de windtunnel ervoor heeft gezorgd dat alle wagens sterk op elkaar zijn gaan lijken. De consument kan aan de vorm nog nauwelijks zien wie wat maakt. Maar een Mini of een New Beetle is duidelijk. Nathalie Bekx zegt dat als Citroën het strijkijzer, ook wel de sigaar uit de jaren zestig zou aanpassen aan de hedendaagse technische eisen, het merk meteen succes zou oogsten. De mensen willen overigens wel iets speciaals uit het verleden, geen gewone sedan. Het moet op zijn minst een cabrio of tweezitter zijn. De auto moet immers opvallen. Met andere woorden: een remake van de Opel Kadett uit de sixties zal tot mislukken gedoemd zijn.

Wie zijn de kopers van dergelijke retrowagens? Duidelijk niét de mensen die ooit een ‘echte’ Kever, Mini of Amerikaanse wagen hebben gehad. Ook niet de liefhebbers van klassieke auto’s. Die kopen immers oude, échte klassiekers op en brengen de wagens zo goed als mogelijk in de oorspronkelijke staat terug. Voor hen is the real thing belangrijker dan de new-versies van tegenwoordig. Zeker bij Mini- die hards was aanvankelijk de breuk groot: dat een Duitse firma zoals BMW met de door-en-door Britse Mini aan de haal ging, was een affront. De liefhebbers van de echte klassiekers vinden de wagens met het voorvoegsel new eventueel wel leuk, maar zoals een Kever-adept het formuleert: “Aan de buitenzijde heeft de wagen weliswaar de eeuwig jonge trekken, van binnenin blijft het Golf-technologie”.

Wie koopt ze dan wél? Christine Guilmot van DaimlerChrysler zegt dat vooral de jongeren wagens zoeken met trekjes van toen. Bij VW en Mini houden ze het bij “jongeren, trendy people en personen die jong van geest zijn”. Nostalgie kan bij de jongeren in principe moeilijk als basis van de koop staande worden gehouden.

De dochter van André Lequime, marketingverantwoordelijke van D’Ieteren (importeur van Volkswagen in ons land), rijdt ook rond met een New Beetle. “Maar,” zegt pa-lief: “Ze heeft bij de aankoop ervan helemaal niet gedacht aan de oude Kever. Ze is jong, dynamisch en wilde geen gewone wagen.”

De modellen van nu moeten ook volledig zijn uitgerust, met alle snufjes en gadgets. De versnellingspook van de PT Cruiser mag dan wel retro zijn (een staaf met een bal en geen ergonomische, makkelijk in de hand liggende versnellingshendel), er moet wel een cd-speler in zitten. De kopers willen met andere woorden niet toegeven op het vlak van comfort en luxe. Het prijskaartje is dan ook navenant. Het is ook maar de vraag of de kopers van deze wagens zich tevreden zouden stellen met de techniek van toen. Alleen liefhebbers van echte klassieke wagens kunnen de voorbijgestreefde techniek ervan appreciëren.

De twintigers en dertigers van nu zijn ook niet opgegroeid met beelden van de VW-Kever en Mini in het straatbeeld, dus kunnen ze er moeilijk naar verlangen. Kennelijk spelen de intrinsieke kwaliteiten van het product zelf de hoofdrol. “De herkenbaarheid van die wagen is belangrijk. De New Beetle is plezierig, mensen erkennen dat. Maar niet omdat ze de oude Kever hebben gekend,” weet Jean-Marc Ponteville, pr-man bij D’Ieteren.

Bovendien is er met nostalgie op termijn geen markt te bouwen. Als er dan al sprake is van nostalgie, dan is die vooral te zoeken bij de buitenwereld: bij de media die de link leggen naar vroeger, en bij vijftigers die een icoon uit hun jeugd herkennen. Maar over tien jaar kan er van nostalgie geen sprake meer zijn en moeten die wagens op eigen kracht, op de kracht van hun intrinsieke waarden kunnen bestaan. Automerken zullen dan immers verkopen aan een doelgroep die helemaal geen boodschap meer heeft aan auto’s van toen.

Pippie Langkous

Toch zijn daar kanttekeningen bij te plaatsen. Nathalie Bekx ziet vandaag immers een algemeen teruggaan naar de jaren zestig en zeventig. “Je merkt dat ook in de meubelsector, waar ontwerpen uit die jaren weer succes kennen. De kopers ervan zijn jongvolwassenen, de twintigers en zeker de dertigers,” zegt ze. Er is zelfs een benaming voor hen: kidult.

“Ze willen niet opgroeien en willen hun jeugd herbeleven. Ze zijn bang om snel ouder te worden en zoeken de eeuwige jeugd. Vroeger was er een grotere scheiding tussen kleding voor volwassenen en voor de jeugd. Nu lopen dertigers met staartjes à la Pippi Langkous en rijden ze in een gele New Beetle vol met gadgets,” aldus Bekx. “Die jongeren kijken naar de jaren zestig, de jaren waar alles kon. Voor de generatie toen lagen de jobs voor het grijpen, ze konden experimenteren zonder zich te engageren. De jongeren van tegenwoordig kijken met grote ogen naar die tijd en zoeken de voorwerpen van toen. Het is enerzijds een teruggrijpen en anderzijds een uiten van persoonlijkheid. Het gevoel leeft dat veel dingen van toen vandaag niet langer kunnen. Zomaar naar India trekken is uitgesloten, gezien het gevaar voor terrorisme. Mensen kunnen niet langer met open vizier de dingen tegemoet treden.”

Bij Mini is zo’n zestig procent van het cliënteel ouder dan 35. Veertig procent is jonger dan 35, veertig procent zit tussen 35 en 45 en de resterende twintig procent is ouder dan 45. Volgens Philippe Eeckels, marketingverantwoordelijke van Mini in ons land, komt dat doordat heel wat Mini-klanten uit het BMW-universum komen. En die zijn meestal niet zo piepjong.

Maar er speelt voor de wat oudere – maar jong van geest zijnde – koper nóg een element mee: in de jaren zestig waren ze te jong om een auto te kopen, maar ze keken wel verlekkerd naar de Mini. Nu hebben ze wél de mogelijkheid en kunnen ze alsnog hun jeugddroom realiseren. “Dat is een van de mogelijke drijfveren.”

Uit de motorsector komt nog een ander verklarend geluid. De nieuwe kopers willen immers wel de lusten, maar niet de lasten. De Britse motorfietsen uit het verleden mogen dan wel karakter hebben, ze trilden hevig, lekten olie en waren niet zo betrouwbaar. Neil Henley, directeur sales & marketing van BSA Company Ltd, over de al wat oudere koper van de retro-500 cc’er van dat merk: “Zijn kinderen zijn het huis uit, de hypotheek is afbetaald en nu heeft hij geld om te spenderen. Hij wil iets dat hem aan vroeger doet terugdenken, maar dan zonder de lasten van toen.”

Ad van Poppel [{ssquf}]

Vroeger was er een grote scheiding tussen volwassenen en kinderen. Nu lopen dertigers met staartjes à la Pippi Langkous en rijden ze rond in een gele New Beetle.

Wie zijn de kopers van retrowagens? Duidelijk niét de mensen die ooit een ‘echte’ Kever, Mini of Amerikaanse wagen hebben gehad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content