RESTAURANTS VS. FEDERATIE. De chefs zijn kwaad

De toprestaurateurs zijn boos. Op de fiskale wetgeving die hen steeds meer pijn doet én op de Horeca- beroepsvereninging.

“De emmer is vol. Meer zelfs, hij loopt over. ” August Keersmaekers van het Turnhoutse restaurant Ter Driezen vat de grieven van de Belgische kwaliteitsrestaurants samen : ze voelen zich in de steek gelaten, niet alleen door de overheid, maar ook door de beroepsvereniging Horeca. De toprestaurants vinden dat hun beroepsorganizatie hun belangen naar de overheid toe beter had moeten verdedigen. Keersmaekers : “De beperkte fiskale aftrekbaarheid van restaurantkosten doet ons stilaan de das om. Er wordt wel gepraat over veranderingen, maar er gebeurt niets. Resultaat : steeds meer bedrijven, onze belangrijkste klanten, blijven weg. Ze geven er meer en meer de voorkeur aan om zelf restaurantfaciliteiten uit te bouwen. Ze investeren in prestigieuze loges, soms zelfs met eigen keuken en wijnkelder, of ze doen een beroep op traiteurs. Allemaal volledig aftrekbaar als bedrijfskosten. Dat noem ik oneerlijke konkurrentie. Net zoals de etentjes in de voetballoges trouwens, waarom zijn die wel volledig aftrekbaar ? Of de zakendiners in het buitenland ? Bedrijven uit de grensstreek wippen even over naar Frankrijk of Nederland, en gaan daar op restaurant. 100 procent fiskaal aftrekbaar. “

EIGEN INITIATIEF.

Binnen de toprestauratie gaan er stemmen op om het heft in eigen handen te nemen. Frank Fol, zaakvoerder van Sire Pynnock in Leuven en stichter van de Belgische afdeling van Jonge Restaurateurs van Europa, richtte zich namens die vereniging samen met zijn kollega’s André D’Haese (van het gelijknamige restaurant in Machelen) en Charles Jeandrain (Biétrumé Picar in Namen) enkele maanden geleden rechtstreeks tot minister Maystadt, iets wat niet in alle horeca-kringen positief werd onthaald.

Frank Fol verklaart : “De stem van de cafés speelt te sterk door in Horeca-Vlaanderen. De struktuur, en dus de verzuchtingen, van een restaurant uit de hogere klasse of van een café ook al biedt dat een spagetti of een steak aan zijn van een totaal andere aard. Met een investering die tot enkele tientallen miljoenen kan oplopen, hebben wij andere problemen dan enkel het BTW-bonnetje. En over díe problemen wordt nu reeds vijf jaar wel gepraat binnen de Horeca-vereniging, maar ik zie weinig resultaat. Steeds minder restaurants sluiten zich dan ook aan bij de beroepsorganizatie. ” Die federatie hoeft daarom nog niet te worden opgedoekt, vindt Fol. Wel meent hij dat een verdere opsplitsing noodzakelijk is om de verschillende belangen binnen de horeca-familie efficiënt te kunnen verdedigen. “

MODEVERSCHIJNSEL.

Luk De Bauw, sekretaris-generaal van de Horeca-beroepsvereniging, beweert echter dat zijn organizatie in haar werking nu reeds opgesplitst is : “Wij hebben gedurende de afgelopen jaren de problemen van onze leden, ook die van de restaurants, met herhaling duidelijk gemaakt aan de overheid. Ik weet dat de verminderde fiskale aftrekbaarheid voor de restaurants erg nefast werkt. Maar, ten eerste zijn wij een overkoepelende organizatie, die solidariteit tussen de verschillende horeca-geledingen nastreeft. Voorstellen om de traiteurs bijvoorbeeld onder het zelfde fiskale regime te brengen en om de BTW op hun diensten naar het zelfde niveau als dat van de restaurants te verhogen, van 6 naar 20,5 procent, die voorstellen kunnen voor ons dus niet. Ten tweede zou het fout zijn om de moeilijkheden van de kwaliteitsrestaurants volledig af te schuiven op het fiskale regime. Er is duidelijk ook sprake van een konjunktuurevolutie. De Golfoorlog was hierbij een breekpunt. Vanaf dan zijn de klanten van het kwaliteitsrestaurant, en zeker de klanten uit het bedrijfsleven, veel meer kostenbewust gaan uitgeven. Daar komt nog bij dat gastronomie ook erg modegevoelig is ; ik geloof dat de traditionele gastronomie sinds 1991 over zijn hoogtepunt heen is. “

Frank Fol meent echter dat de volledige aftrekbaarheid van restaurantkosten de sleutel voor een heropleving van de sektor kan zijn : “1994 was een slecht jaar voor de toprestauratie. Ik schat het verlies aan omzet rond de 15 tot 20 procent. Dat een befaamd restaurant zoals Filip Bogaert in Kortrijk failliet gaat, is tekenend voor de situatie. Voor de tewerkstelling én voor het Belgisch culinair imago moet er iets gebeuren. “

WETSAANPASSING.

Politiek moet een eventuele oplossing wel aanvaardbaar blijven. En daar wringt het schoentje. Wat door het bedrijfsleven en de kwaliteitsrestaurants als een zinvolle en belangrijke ekonomische sektor wordt beschouwd, een sektor in moeilijkheden bovendien, wordt door anderen als een luxe-aangelegenheid bestempeld.

Frank Fol : “Ik heb de indruk dat minister Maystadt zelf zeker niet negatief staat tegenover onze sektor. Ons voorstel om gefaktureerde restaurantkosten op werkdagen volledig aftrekbaar te maken, wordt door zijn administratie onderzocht, zo heeft hij me laten weten. Maar de regering telt ook andere ministers, met andere ideeën. Voorlopig wachten we nog altijd op een wetgevend initiatief. “

Vooral de eenmansvennootschappen kompliceren het probleem. Blijkbaar wil men vermijden dat deze vennootschappen voor privé-doeleinden gebruik zouden maken van een aanpassing van de wetgeving. Een eventuele uitsluiting van deze eenmansvennootschappen zou echter met grote waarschijnlijkheid door het arbitragehof verworpen worden. Of en hoe de kwaliteitsrestaurants hun zin zullen krijgen, is momenteel dus nog niet duidelijk. Wordt vervolgd.

R.S.

FRANK FOL (SIRE PYNNOCK) “Omzet van toprestaurants daalde met 15 tot 20 % in 1994. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content