Rangschikking van banken, verzekeringsmaatschappijen en holdings

Na de industriële ondernemingen en de handelsondernemingen, laten we nu de holdings en andere financiële ondernemingen de revue passeren. De banken en de verzekeringsmaatschappijen hebben eigen specifieke jaarrekeningen. Balansen van holdings benaderen de klassieke schema’s, maar hun omzet is onbetekenend ten opzichte van de inkomsten uit financiële vaste activa.

Om deze redenen hebben we voor elk van deze types van ondernemingen een specifiek klassement. Wel hebben die één punt gemeen : de hiërarchie is altijd gebaseerd op het begrip inkomsten ; premies en andere technische opbrengsten voor de verzekeringsmaatschappijen, inkomsten uit vaste activa voor de holdings, netto-opbrengst uit bankverrichtingen voor de banken.

BANKEN

Als gevolg van het koninklijk besluit van 23 september 1992 over de jaarrekeningen van de kredietinstellingen, hebben deze laatste aan omvang gewonnen en tellen hun balansen gemiddeld tien keer meer pagina’s dan vroeger, wat betekent dat ze ook zoveel meer informatie bevatten. De enige schaduwzijde : de filialen van instellingen naar buitenlands recht mogen zich voortaan beperken tot de publikatie van een beknopte rekening, waaruit weinig informatie kan worden gehaald. Bijgevolg vinden we banken zoals Morgan, Barclays of Sogenal niet meer terug in onze Top.

Spijtig, want van alle Europese volkeren zijn de Belgen de meest verwoede spaarders. En hun financiële kultuur groeit jaar na jaar, waardoor de winstmarges die al zeer klein zijn als gevolg van de felle konkurrentiestrijd permanent dalen. De Generale Bank, die ongeveer 2 miljoen rekeningen beheert, beweert dagelijks 120 nieuwe klanten binnen te halen. Bij de Bacob, die 1,2 miljoen klanten telt, zegt men dat er vorig boekjaar 40.000 nieuwe klanten bij zijn gekomen. Vermits het aantal inwoners bijna onveranderlijk is van het ene boekjaar op het andere, moet men wel besluiten dat het openen van een tweede en een derde rekening toeneemt en dat er meer en meer klanten komen die van instelling veranderen naargelang van de aanbiedingen van het moment. Wanneer de nominale interestvoeten kleiner en kleiner worden, is het vaak een fraktie van een procent die het verschil maakt.

Door de zwakte van de lange-termijninteresten, vooral merkbaar in het begin van 1994, kwam er een massale overdracht van fondsen naar de deposito’s op korte termijn en vooral naar het spaarboekje. Na vier magere jaren kwam het sukses ervan bij het grote publiek zeer snel terug (+100 miljard alleen al bij de ASLK) vermits in periodes waarbij de interestvoeten laag zijn, het spaarboekje zeer konkurrentieel wordt ten opzichte van alle andere produkten met voorheffing. De vrijstelling van belasting is wel gelimiteerd tot 55.000 frank, maar de Belgen zijn zeer vindingrijk : ons land telt 13 miljoen spaarboekjes, of gemiddeld 3,2 per gezin.

Hieronder volgt de definitie van de verschillende rubrieken in deze nieuwe klassementen (waarbij voor de eerste maal rekening werd gehouden met de nieuwe boekhoudkundige schema’s), de ratio’s en de belangrijkste cijfers van twee boekjaren. Op de bovenste lijn staan de gegevens van het boekjaar 1994, op de onderste lijn die van het boekjaar 1993.

BP94.

Bruto bankprodukt. In feite het verschil tussen de twee belangrijkste posten van de resultatenrekening : enerzijds de intresten en gelijkgestelde produkten, anderzijds de intresten en gelijkgestelde lasten. Duidelijker gesteld, de produkten en lasten die gekoppeld zijn aan de essentie zelf van de bankaktiviteit : de vergoeding voor uitgeleende of ontleende kapitalen. Deze bedragen moeten vermeerderd (verminderd) worden met enerzijds het resultaat van de termijnoperaties met wisselkoersen en rentevoeten, in die mate dat deze laatste een dekking vormen voor schuldvorderingen (schulden) en anderzijds met de produkten (lasten) die voortkomen uit het opnemen in de balans, over de tijd gespreid, van het verschil tussen de nominale waarde van de schuldvorderingen en hun aankoopwaarde (of van de nominale waarde van de schulden en het bedrag waarvoor ze werden aangegaan).

TA94.

Totale activa : geeft een beeld van het belang van elke instelling.

EM94.

Eigen middelen : kapitaal, uitgiftepremies, herwaarderingsmeerwaarden, reserves, overgedragen winst.

SPD94.

Spaardeposito’s : het bekende “boekje” met belastingvrijstelling tot 55.000 frank opbrengst. Een goedkope financieringsbron voor de banken.

OPV94.

Schulden op zicht (OPV staat voor “opvraagbaar”) : dit zijn de bedragen die op elk ogenblik kunnen worden opgevraagd of waarvoor een opzegging van 1 dag is voorzien.

OTM94.

Schulden op termijn of met opzeg. Deze drie rubrieken samen vormen wat men de “schulden aan de kliënteel” noemt. Ze maken een onmiddellijk onderscheid mogelijk tussen de instellingen voor het grote publiek en de andere.

OBK94.

Kasbons en obligaties in omloop : de door onze spaarders zo gegeerde kasbons en obligaties.

NW94.

Nettowinst van het boekjaar. BE94.

Bezoldigingen, d.w.z. de personeelskosten : vergoedingen, sociale lasten, pensioenen.

BK94.

Bijkomende kosten. Dit zijn de overige administratieve kosten en werkingskosten (zoals huren en reklame- transport- of reiskosten).

SV94.

Solvabiliteit : de eigen middelen in verhouding tot de totale activa. Geeft een beeld van de soliditeit van elke financiële instelling. De banken werken vooral met vreemd vermogen, terwijl de eigen middelen permanent worden gekontroleerd door de voogdij-overheden. Zo moeten ze groter zijn dan het totaal van de geïmmobilizeerde activa, groter dan 8 % van het gewogen volume van de risico’s (risk asset ratio) en groter dan een fraktie van het vreemd vermogen, volgens een schaal die afhangt van het volume (gearing ratio).

NW/AP94.

Nettowinst per werknemer : meet de efficiëntie van de werking van elke instelling.

K/AP94.

Werkingskosten per werknemer : maakt het mogelijk het aandeel van de lonen in de algemene kosten te becijferen.

AP94.

Aantal personeelsleden.

HET TROETELDIER DER BELGEN. In ’94 waren deposito’s op korte termijn en vooral het klassieke spaarboekje weer erg in trek.

VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJEN

Net als de vorige jaren rangschikken we de verzekeringsmaatschappijen (de juridische entiteiten) volgens het totaal van de premies en andere technische produkten, die per maatschappij gespreid worden over Leven, BOAR (Brand, Ongevallen en Allerlei Risico’s) en Arbeidsongevallen. Een aantal van die maatschappijen maken natuurlijk deel uit van groepen. (De vijf belangrijkste groepen vindt u in een kadertje hiernaast, evenals de marktleiders in de voornaamste takken van de sektor.) Onze klassementen zijn echter gebaseerd op de niet-gekonsolideerde cijfers.

In afgeronde cijfers vertegenwoordigen de levens- en de autoverzekeringen elk 30 % van de inkomsten, verzekeringen tegen brand 16 % en tegen arbeidsongevallen 10 %. 1994 was het eerste boekjaar onder het regime van de vrije bepaling van de prijzen. Hierdoor ontstond een enorme kreativiteit in verband met de aangeboden produkten, vooral in de takken leven en auto, die meer en meer gesegmenteerd werden. Het resultaat hiervan begon dan ook voelbaar te worden in de rekeningen. Maar er zijn uitzonderingen, we zitten immers in België : de verplichte verzekeringen en de verzekeringen op woningen en gebouwen afgerond een goede 100 miljard frank blijven gekontroleerd. In 1994 telde ons land 162 verzekeringsmaatschappijen naar Belgisch recht en 84 (-4) naar buitenlands recht. Deze laatste zijn niet verplicht hun jaarrekeningen in ons land te publiceren, waardoor enkele grote namen (o.a. Zürich) in onze lijst ontbreken. Op dit geheel houden er 31 zich uitsluitend bezig met levensverzekeringen en 87 met alle verzekeringen behalve de levensverzekeringen. De rest, 44, kumuleert de levens- en niet-levensverzekeringen.

Hieronder de beschrijving van de verschillende rubrieken van ons klassement, in volgorde van verschijning.

PR.

Premies en andere technische produkten : komt overeen met het totaal van de rubrieken Ia tot If van de rekening “produkten”, gegroepeerd onder de mekanografische kode (026). Het totaal wordt, telkens als bijlage XIII het mogelijk maakt, verdeeld over Leven, BOAR en Arbeidsongevallen, om de aktiviteiten van elke maatschappij beter te omschrijven.

LEVEN, BOAR, ONGEVALLEN.

De premies en andere technische produkten, gegroepeerd per type van verzekering. Deze rubrieken zijn niet noodzakelijk allemaal ingevuld, aangezien veel maatschappijen slechts in één (of twee) verzekeringstakken aktief zijn.

TA.

Balanstotaal ofte totale activa (kode 150). Een belangrijke rubriek voor de verzekeringsmaatschappijen, zoals voor elke financiële instelling.

EM/TA.

De eigen middelen, uitgedrukt als percentage van de totale activa : een essentiële indicator van de solvabiliteit. Wordt verkregen door de som van rubrieken I tot V van het passief te delen door het balanstotaal.

TR/TA.

De technische reserves in verhouding tot het balanstotaal. De technische reserves vormen in feite de belangrijkste balanspost van het passief : gemiddeld 80 %. Hun verhouding tot het balanstotaal geeft een beeld van de financiële slagkracht van elke maatschappij en van haar kapaciteit om de reeds aangegane verbintenissen na te komen. Deze ratio wordt verkregen door het totaal van de rubrieken VIa tot VIg van het passief te delen door het balanstotaal.

FIN. OPBR.

Financiële opbrengsten. De premies en andere technische produkten volstaan in het algemeen niet om de overeenkomstige kosten te dekken. De maatschappijen verliezen dus geld op de zuivere verzekeringsaktiviteiten. Ze kunnen die verliezen opvangen dankzij hun financiële inkomsten. Deze laatste zijn gegroepeerd onder post III van de resultatenrekening (credit).

NW.

Nettowinst (of -verlies) van het boekjaar na belastingen. NW/EM.

Nettowinst (of -verlies) in verhouding tot de eigen middelen, zoals ze gedefinieerd werden bij de definitie van de ratio EM/TA.

NW/TA.

Winst of verlies van het boekjaar in verhouding tot het balanstotaal.

NW/PR.

De winst in verhouding tot de incasso’s, met andere woorden de post premies en accessoires die voorkomt in rubriek Ia van de resultatenrekening (credit). Deze verhouding kan beschouwd worden als de bruto-winstmarge van de maatschappij.

PR/AP.

De premies en andere technische opbrengsten per werknemer.

AUTOVERZEKERINGEN Vertegenwoordigen, net als de levensverzekeringen, 30 % van de inkomsten.

HOLDINGS

De omzet van holdingmaatschappijen is vaak zo laag dat ze zelden een betekenisvolle plaats in onze algemene of sektoriële rangschikking krijgen. Hun invloed op de ekonomie is echter enorm groot. En even diskreet, want in dit land kiest men vaak niet voor mega-holdings, maar liever voor ingewikkelde gelaagde konstrukties en gespreide portefeuilles. Daarom brengen wij deze maatschappijen onder in een aparte, op inkomsten gebaseerde klassering. In dit geval gaat het om de financiële inkomsten voor elk boekjaar per portefeuille, dus niet om de omvang van die portefeuille. Zo kan het gebeuren dat sommige maatschappijen met een grote, maar in de balans onproduktieve portefeuille niet in onze klassering verschijnen.

Hieronder volgt de verklaring van de verschillende kolommen in onze klassering van de holdings.

FIN. OPBR.

Financiële opbrengsten, m.a.w. inkomsten uit financiële vaste activa. Te vinden onder rubriek 750 in de resultatenrekening.

PORT.

De financiële vaste activa (de “portefeuille”) vormen het werkinstrument van een holding en uiteraard de eerste bron van inkomsten.

TA.

Totale activa ofte balanstotaal (kode 20/58 in jaarrekening). De vergelijking van het bedrag in deze kolom met dat van de voorgaande geeft een idee van de “zuiverheidsgraad” van de holding : hoe meer de waarde van de portefeuille deze van de totale activa benadert, des te “zuiverder” men de holding kan noemen.

EM/TA.

De eigen middelen in verhouding tot het balanstotaal. Deze ratio laat toe de maatschappijen met elkaar te vergelijken, en maakt ook de snelle berekening van de absolute grootte van de eigen middelen mogelijk. Formule : deel het bedrag van mekanografische kode 10/15 door het bedrag van kode 20/58.

WV/PORT.

Waardeverminderingen van de portefeuille in procent van de portefeuille. Staat onder balansrubriek VIIIb (waardeverminderingen op vaste activa) of onder kode (661) van de resultatenrekening. Het zo gevonden bedrag moet in verhouding worden gebracht tot de financiële vaste activa (kode 28).

NW.

Winst (of verlies) van het boekjaar na belastingen (absolute waarde).

NW/TA.

De winst (of het verlies) van het boekjaar in verhouding tot het balanstotaal, volgens de formule : (70/67 of 67/70)/(20/58).

NW/EM.

Het resultaat van het boekjaar in verhouding tot de eigen middelen. Formule : (70/67 of 67/70)/(10/15).

GENERALE MAATSCHAPPIJ. De nummer vier van de holdings.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content