PREVENTIEF BEDRIJFSBELEID: PERFECTE HUMUS VOOR BETUTTELING

Het gerechtelijk akkoord werkt niet. Er moeten andere manieren komen om bedrijven in moeilijkheden te helpen. Maar een betere begeleiding mag niet verglijden in betutteling. Australië geeft het voorbeeld.

Een beperkte steekproef (uitgevoerd op het seminarie ter gelegenheid van het 25-jarige bestaan van handelsinformatiebureau Graydon) wijst uit dat 80 % van de ondernemers vindt dat de overheid onvoldoende doet om bedrijven in moeilijkheden te begeleiden. Deze begrijpelijke, maar gevaarlijke stelling is vermoedelijk ingegeven door de inefficiëntie van de intussen afgeschafte Commissie voor Preventief Beleid en de Regionale Preventiecellen voor de kmo’s. Beide werden overigens vooral geliquideerd omdat de preventie slechts tot concrete acties leidde als het kalf allang verdronken was of het bedrijf intussen op eigen krachten een turnaround had gerealiseerd.

Zelfvervullende voorspelling. Twee actoren blijven actief in preventief beleid: de rechtbanken van koophandel en de commissaris-revisoren. Die laatsten melden, of worden althans verondersteld te melden, in een toelichtende paragraaf in het jaarverslag of er een risico op discontinuïteit van de onderneming bestaat. Zo’n verklaring was vaak een zelfvervullende voorspelling en kwam dan ook uiterst zelden voor. Recente gevallen als Parmalat en Enron hebben als gunstig neveneffect dat de revisoren wat minder luchtig omspringen met deze verklaringen.

De rechtbanken van koophandel van hun kant sporen ondernemingen in moeilijkheden op en beheren eventueel de gerechtelijke akkoorden. Bij deze akkoorden is de kloof tussen retoriek en realiteit bijzonder groot. Het gerechtelijk akkoord zorgt ervoor dat er jaarlijks tal van bedrijven worden gered van het failliet, zou je spontaan denken. Maar de cijfers spreken andere taal. Volgens de Graydondatabase vertoeven 44.000 Belgische bedrijven in moeilijkheden. Jaarlijks gaan er 8000 failliet. Van deze 8000 zijn er echter honderd die een gerechtelijk akkoord krijgen, en daarvan gaan er tachtig alsnog failliet en tien worden stopgezet. Samengevat: op 44.000 bedrijven in moeilijkheden brengt het gerechtelijk akkoord jaarlijks soelaas voor tien ondernemingen, ofwel 2 op 10.000.

De huidige wetgeving is dus allesbehalve efficiënt. Tenzij wij ervan uit mogen gaan dat de efficiëntie van de wet wordt gemeten naar haar afschrikkingseffect en dat ondernemers er alles aan doen om het gerechtelijk akkoord te vermijden. De nieuwe wet op het gerechtelijk akkoord die volgend jaar van kracht moet worden, zal hopelijk het marginale karakter van het gerechtelijk akkoord op de helling plaatsen. De nieuwe benadering gaat uit van het principe dat de toekenning van het faillissement of gerechtelijk akkoord is gebaseerd op de economische activiteiten eerder dan op de juridische cocon. Het valt af te wachten of deze nieuwe wetgeving het gerechtelijk akkoord nieuw leven zal inblazen.

Naar regionale betutteling? Beide instanties, de commissaris-revisoren en de rechtbanken van koophandel, behoren qua wetgeving tot de federale bevoegdheid. De regio’s, die verantwoordelijk zijn voor ondernemerschap, kunnen niet aan de zijlijn blijven staan en willen ook een initiatief nemen om ondernemingen in moeilijkheden te begeleiden.

Er zijn drie mogelijkheden. Ten eerste kan je iets doen aan de oorzaken van het faillissement. De twee grootste oorzaken zijn onderkapitalisatie en een gebrek aan managementcapaciteiten. De economische regionale politiek moet dan ook zorgen voor een ondernemersvriendelijk klimaat, met aandacht voor voldoende financieringsinstrumenten en voor managementbegeleiding, onder meer via peterschapsprojecten. Preventief beleid houdt dan enkel in: een omgeving creëren waar ondernemingen een maximale kans op groeien en overleven hebben en waar het stigma verbonden aan een faillissement wordt aangepakt.

Een tweede mogelijkheid is het opzetten van een early warningsysteem, dat vooral gericht is op detectie en waarschuwing. Predictiemodellen kunnen een nuttig instrument zijn en de basis voor een positierapport bij continuïteitsproblemen dat aan ondernemingen wordt gegeven.

Een derde mogelijkheid zou nog verder gaan, en ondernemers en ondernemingen in moeilijkheden actief begeleiden. Dat kan natuurlijk vrij vlug verglijden in actief betuttelen.

Voorbeeld uit Australië. Een model dat hier inspirerend kan werken, is de aanpak van Australië. Een associatie ontwikkelde een instrument om de toestand van de privéondernemingen te evalueren (www.ipaa.com.au). Ondernemingen kunnen vrijwillig meewerken aan deze quick scan door het invullen van drie vragenlijsten die betrekking hebben op de knipperlichten, de positie van de klanten en de positie van de leveranciers. Het resultaat is groen (alles in orde), geel (dreigende situatie) of rood (onmiddellijke actie gewenst). De ondernemer krijgt een menu met mogelijke aandachtspunten en mogelijke doorverwijzingen naar (privé)consulenten.

Preventief beleid mag niet leiden tot preventieve betutteling en mag geen alibi leveren om ondernemers voortijdig onder overheidsvoogdij te plaatsen. Preventief beleid, gedragen door de wens van de ondernemers, kan echter nuttig zijn om ondernemerschap te bevorderen als dat gebeurt op vrijwillige basis, met een detectiesysteem ontwikkeld door de overheid, zonder overheidsbetutteling in de implementatie en vanzelfsprekend zonder enige vorm van verplichting of sancties.

De auteur, secretaris-generaal van het Vlaams Departement voor Economie, Wetenschap en Innovatie, schrijft deze column in persoonlijke naam. Reacties: rudy.aernoudt@trends.be

De column ‘De blik van… ‘ verschijnt wekelijks, met Johan Van Overtveldt en Rudy Aernoudt in beurtrol.

Rudy Aernoudt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content