Pol Boël, de laatste staalbaron van Wallonië

Volgens Elio Di Rupo, de feitelijke premier van België, moeten de Vlamingen nog even doorbijten. Want Wallonië is heus aan de beterhand. Trends vroeg de mening van Pol Boël, de laatste staalbaron van het land.

Een gesprek over vriendjespolitiek, gulle staatssteun en risicoloze leningen

voor een paar werklozen.

M onsieur vous attend. Kaarsrecht pronkt butler Michel naast de halfopen voordeur. De heer des huizes wacht halfweg de statige eikenhouten trap. Een bezoek aan het château du marquis de Wavrin is als een flits door de teletijdmachine. Alles ademt geschiedenis en generatielang opgebouwde rijkdom. De op de millimeter precies geknipte grasmat, het smeedijzeren traliehekken, de rijkgeschakeerde tuin met zijn pergola en veelsoortige bomenpracht. De kristallen luchters, de wandtapijten, de ingebonden boekenrijen, de achttiende-eeuwse fauteuils.

De teletijdmachine flitst terug naar het begin van de twintigste eeuw, naar een rijk Waals grootindustrieel verleden. In het kasteel van de markies de Wavrin – gebouwd in 1710 – woont sinds 1958 een andere kasteelheer. Pol graaf Boël was de laatste staalbaron van het imperium dat zijn overgrootvader Gustave Boël (1837-1912) in Le Centre opbouwde. In 1997 werd 50 % van de Usines Gustave Boël verkocht aan het internationale, kapitaalkrachtigere Koninklijke Hoogovens. Twee jaar later, in juni 1999, verschoof de volledige participatie naar de Italiaans-Zwitserse combinatie Duferco, al hield de Waalse overheid een participatie van 2,9 %.

De staaldynastie Boël hield het voor bekeken. Ze strandde op niet eens zes maanden van het nieuwe millennium. “Ik werkte mijn hele leven in het familiale staalbedrijf. Maar ik wist dat ik de laatste was. Voor familiale eigenaars is er geen toekomst in grote bedrijven.”

POL BOËL. “Dat is geen unicum. Ik heb hetzelfde al meegemaakt. Tijdens de Koreaanse oorlog en in de jaren zestig stegen de staalprijzen ook enorm sterk. Hetzelfde geldt voor prijzen die zijn ineengestort. Al denk ik dat de prijzen nu wel een piek hebben bereikt. Die vraag- en aanbodschokken maak je in de grondstoffensector regelmatig mee. Als een afnemer een schaarste voelt aankomen, zal hij zich indekken. Hij legt zelf staalvoorraden aan. En noem dat alstublieft geen speculatie.”

Wat als de vraag plots daalt? Gaat een aantal staalbedrijven door de overcapaciteit niet in de problemen sukkelen?

BOËL ( steekt handen in de lucht). “Ach, dat is eigen aan elke industrie. Er bestaan twee sleutels om te overleven op de staalmarkt. Eén: wees actief in een aantal niches en verdien veel geld als het goed gaat. Dat is dus een zaak van goed management. Twee: maak voortdurend de oefening bij jezelf: kan ons product met winst worden verkocht? Stop ermee als je het product niet met winst kunt verkopen.”

Heeft staal nog een toekomst in Wallonië?

BOËL. “Niet voor de productie. Wél voor de behandeling van staal, zoals galvaniseren of pletwalsen.”

Waaraan is de Waalse staalindustrie ten onder gegaan?

BOËL. “Het probleem waren de grondstoffen voor de productie van staal. Ze waren voorhanden in België en de rest van Europa. Tot de markt in de jaren zestig werd verstoord. Er waren plaatsen in de wereld waar je steenkool bijna in open lucht vond en tegen zeer lage kosten kon ontginnen. Koppel daar de ineenstorting van de transportkosten aan vast en je begrijpt waarom het Waalse staal ten dode was opgeschreven. In de jaren zeventig kostte het vervoer van een ton staal van Australië naar Antwerpen minder dan van Antwerpen naar La Louvière. De staalreuzen hebben dat begrepen. De enige plaats waar het nog zin heeft om staal te fabriceren, is vlakbij de zee.”

De recente sluiting van de Arcelor-hoogoven nummer zes stond dus in de sterren geschreven? Net als de geplande sluiting in 2009 van een andere hoogoven in Luik?

BOËL. “Die Luikse hoogoven is een anachronisme.”

Hoe verklaart u de neergang van Wallonië? Vanuit Henegouwen ontrolden figuren zoals Boël, Empain en Solvay hun imperium. Is die ondernemersgeest dan helemaal verdwenen?

BOËL. “De verklaring is heel eenvoudig: de steenkool is verdwenen. Dat was de motor voor alles. Rond die energiepool groeiden alle bedrijven. De cementindustrie, glasnijverheid, keramiek, staalindustrie, machinebouw – ze kwamen allemaal omdat er steenkool in de grond zat. Maar Wallonië verloor zijn bevoorrechte positie als grondstoffenleverancier. Waarom is Brazilië vandaag waarschijnlijk de beste staalproducent tegen de goedkoopste prijs? Omdat er én steenkool én ijzererts in de grond zit.”

Heeft de neergang van Wallonië niet vooral te maken met een gebrek aan veranderingsmanagement?

BOËL. “Ook natuurlijk. Niemand dacht op langere termijn. Na de Tweede Wereldoorlog ging men ervan uit dat de Waalse steenkoolmijnen nog 250 jaar zouden worden ontgonnen. Geen vijftien jaar later werd de veel goedkopere petroleum ingevoerd. Daarnaast had je de problemen met de staalindustrie. Cockerill Sambre in Luik bleef maar werken met verouderde installaties. Eind jaren zeventig hadden ze 35.000 werknemers. Indien Cockerill dezelfde productiviteit wilde halen als bij ons in La Louvière, waren 12.000 werknemers voldoende. In de jaren tachtig werd nog eens 100 miljard frank gepompt in het behoud van compleet verouderde installaties. In plaats van die werknemers te herscholen naar nieuwe energiebronnen.”

Wat is het verschil met Vlaanderen?

BOËL. “Vlaanderen heeft na 1945 zijn geld op een intelligente wijze in nieuwe industrieën gepompt. Ook alle creatieve krachten gingen naar die nieuwe ontwikkelingen. De politieke klasse in Wallonië heeft op dat vlak compleet gefaald. Dat is vooral de verantwoordelijkheid van de Parti Socialiste. Zij wou geen veranderingsmanagement die de toekomst kon veiligstellen. Ze wilde een verleden behouden met privileges voor de arbeiders. Dat beleid leidde Wallonië onvermijdelijk naar de vernieling. Wallonië wordt sinds 1920 geleid door de socialisten. Het socialistische beleid is niet wat ik een optimaal beleid noem…”

Hier spreekt het trouwe liberale partijlid…

BOËL. “Neen, dit is gewoon een waarneming. Het probleem met de PS is de vriendjespolitiek. Pas op, ik ben geen voorstander van de Thatcheriaanse variant van het liberalisme. Maar je moet de moed hebben om te kappen met staatssteun. Mensen zijn bang voor verandering. De PS stelt hen gerust. Weet je, in La Louvière bedraagt de werkloosheid zowat 20 %. In een land zonder sociale bescherming was al lang de revolutie uitgebroken. Maar de staat is gul. De mensen hebben het gemakkelijk.”

Tussen de PS en de Vlaamse regeringspartijen woedt een felle discussie over een verstrakking van de werklozencontrole. Is dat heksenjacht? Of veeleer een middel tot herintegratie?

BOËL. “De aanpak in Denemarken is mijn rolmodel. De werkloosheid is hoog, maar de werkloze wordt intensief begeleid. Hij is daar ook toe verplicht. Doet hij niet mee, dan wordt hij uit het systeem gezet. Maar voor de PS is dat geen breekpunt. De partij staat te veel onder druk van haar vakbond. De werkloosheid is een structureel probleem. Ik ben ook bestuurder bij La Prévoyance, een onderneming die leningen verschaft bij de financiering van arbeiderswoningen. Wij lenen dat geld op onze beurt bij de banken. Wel, we lopen het minste risico bij een lening voor een ongehuwd paar, waarvan beide personen werkloos zijn en één persoon nog bij de ouders inwoont. Want op die manier krijgt hij de hoogste werkloosheidsvergoeding. Die vergoedingen zijn niet voor beslag vatbaar. Terwijl een werknemer van de ene dag op de andere zijn job kan verliezen en dus zijn inkomen kwijtspeelt.”

Loopt Vlaanderen het gevaar om in hetzelfde doemscenario te belanden als Wallonië?

BOËL. “Neen, Vlaanderen is niet afhankelijk van één specifieke industriële activiteit. En Vlaanderen heeft een bijkomend voordeel op Wallonië: het ligt aan zee. Al onze staalproducten werden versluisd via de haven van Antwerpen. De infrastructuur is uitstekend. En de mentaliteit is anders, er is meer aandacht voor werk.”

En er is geen PS in Vlaanderen…

BOËL. “U zegt PS. Maar wat was het verleden van die partij? Dat was de grote massa van arbeiders. Dat waren duur betaalde arbeiders voor zwaar en gevaarlijk mannenwerk. Daarvoor was weinig scholing nodig. Vlaanderen heeft zich ontwikkeld met nieuwe technologieën. Er zijn wat uitzonderingen, zoals de dokwerkers. Maar in Vlaanderen heb je niet die grote massa mensen zonder cultuur, zonder opleiding. In Wallonië verdienden die mensen goed hun brood, want er was een grote vraag naar fysieke krachtpatsers. Dat zware fysieke werk is vandaag grotendeels verdwenen. Maar dat is nog steeds de electorale basis van de PS.”

Er beweegt toch wat? Partijvoorzitter Elio Di Rupo pleit voor een samenwerking met de ondernemers. En er is ‘Le Contrat d’Avenir’. Kortom, er is hoop?

BOËL ( slaakt een diepe zucht). “De socialisten zijn wat opener voor de ondernemers. Ik heb een uitstekende relatie met burgemeester Willy Taminiaux ( nvdr – in La Louvière regeert de PS met een absolute meerderheid). Maar onze politieke visie verschilt fundamenteel. De onroerende voorheffing in La Louvière is met 35,5 % de hoogste van Wallonië. Hoe wil je dan nieuwe bewoners lokken? Bovendien is de schuldenlast hoog, want er is te veel gemeentelijk personeel.”

Enkele kilometers van uw kasteel staat de nieuwe scheepslift van Strépy-Bracquegnies. Vakbij is het logistieke knooppunt van Houdeng. Is distributie de nieuwe troefkaart voor Wallonië?

BOËL. “Wallonië wordt nooit nog een groot industrieel centrum. Maar we liggen in het centrum van Europa. Met de auto ben je in twee uur in Parijs of Düsseldorf. Je hebt het uitgebreide spoornet en de kanalen. Ik heb mijn leven lang moeten vechten voor de bouw van het hellend vlak van Ronquières en later voor de scheepslift van Strépy-Bracquegnies. Die scheepslift was de laatste ontbrekende schakel in een internationale keten. Met Ronquières werd de levertijd tussen La Louvière en onze Duitse filialen ingekort van twaalf naar drie dagen. Zonder Ronquières hadden we onze fabriek in La Louvière al in 1965 kunnen opdoeken. De infrastructuur moet de kernactiviteit worden voor een modern Wallonië. Een logistiek centrum, met daarbij een netwerk van KMO’s.”

U stond tussen 1945 en 1993 mee aan het roer van het familiale staalbedrijf. Hoe blijft iemand zo lang overeind?

BOËL. “Een bedrijf is als een schip op zee. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje. De industrieel, de eigenaar, de aandeelhouders, de geldschieters, de werknemers, de lokale en nationale overheden. Als we willen dat de boot veilig aan wal raakt, moeten we samen roeien in dezelfde richting. Een bedrijf is er niet alleen voor de aandeelhouders, noch uitsluitend voor de looneisen van de werknemers. Een bedrijf moet geleid worden met een optie voor de toekomst. Je moet dus voortdurend bezig zijn met veranderingsmanagement.”

De familie Boël kreeg in België bijna mythische proporties vanwege haar rijkdom en discretie. Heeft het huis Boël gemeenschappelijke familiale waarden?

BOËL. “Ik wil alleen wat kwijt over familiale governance en opvolging. Het grote probleem bij familiale bedrijven is het vinden van bekwame mensen die het bedrijf leiden. Als je ze niet vindt, neem dan externe mensen. Wij kozen uitsluitend voor familieleden met diploma’s. Mijn zoon Nicholas werkt nu voor Corus ( nvdr – de fusie van British Steel en Koninklijke Hoogovens). Hij is de algemene directeur van Myriad ( nvdr – ex-Fabrique de Fer de Maubeuge), een bedrijf met 650 werknemers. Voordien was hij lid van het directiecomité in La Louvière. Koninklijke Hoogovens eiste contractueel dat hij voor hen zou blijven werken. Daarnaast heb je de aandeelhouders die een vergoeding willen voor hun geïnvesteerde kapitaal. Wel, daarvoor heb je de raad van bestuur. Dat moeten eveneens bekwame mensen zijn. Maar ze bemoeien zich niet met de dagelijkse operaties in de onderneming. Ze bepalen mee de strategie van het bedrijf en geven de voorkeur aan de continuïteit van de onderneming.”

Voor vele families ligt het psychisch erg moeilijk om externe partners in huis te halen…

BOËL. “Families hebben nog weinig te zoeken in grote bedrijven. Vandaar de verkoop van onze staalbelangen. We waren als familie niet meer in staat om voldoende kapitaal te verschaffen voor de noodzakelijke investeringen voor de toekomst. Maar de families moeten wel belangrijke minderheidsaandeelhouders blijven. Dat kan via de structuur van familiale holdings. Kijk naar Solvac, de familiale holding die 27 % bezit in Solvay. Solvac behoudt een belangrijke toezichtfunctie. En het bepaalt via die constructie mee de strategie op middellange en lange termijn. Want familiale belangen zijn er voor de lange termijn. Familiale eigenaars hebben kinderen. Ze beheren dus voor de toekomst. Het grote drama van professionele managers is dat zij werken in functie van de onmiddellijke toekomst. Na vijf jaar zijn ze weg. Ze nemen dus beslissingen die vandaag wel positief zijn, maar binnen vijf jaar desastreus kunnen uitdraaien.”

Alain Mouton, Wolfgang Riepl

“De verklaring voor het verval van Wallonië is heel eenvoudig: de steenkool is verdwenen.”

Eind jaren zeventig telde Cockerill Sambre in Luik 35.000 werknemers.

Indien Cockerill dezelfde productiviteit wilde halen als bij Boël in La Louvière, waren 12.000 werknemers voldoende.

“Een paar werklozen loopt bij een hypothecaire lening minder risico dan een werkend paar.”

1 op de 5 mensen in La Louvière is werkloos.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content