Perikelen in ‘t Paleis

Het Paleis voor Schone Kunsten staat te verkommeren. Eén miljard is nodig voor de renovatie. Maar ook binnenskamers rommelt het. De aangesloten verenigingen en de PSK-directie wijzen elkaar met de vinger. Een wetsvoorstel om de biculturele instellingen als het PSK op een andere leest te schoeien, krijgt van de betrokkenen weinig krediet. Heeft er iemand een oplossing ?

Ter vervanging van Europalia Turkije, dat na diplomatieke en organizatorische strubbelingen een jaar is uitgesteld, wordt dit najaar in Brussel een festivalletje georganizeerd rond “Victor Horta en het Paleis voor Schone Kunsten”. Of daar een feeststemming zal heersen, is echter de vraag. Want dat Paleis voor Schone Kunsten (PSK) stelt het niet goed. Het gebouw, in de jaren twintig ontworpen door ‘s lands beroemdste architect, Victor Horta, is fysiek aan het aftakelen. En binnenskamers heerst al langer een malaise, al willen noch de PSK-directie noch de verenigingen die er huizen dat graag gedrukt zien. Vandaag, zo zegt men, zijn de ergste breuken gelijmd en wordt gewerkt aan een betere interne communicatie en coördinatie.

MATERIELE NODEN.

Eén miljard frank : dat budget is nodig om het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten (PSK) de renovatiewerken te gunnen waar het om schreeuwt. Het bouwwerk van Horta staat te verkommeren. Het dak is hoogdringend aan complete renovatie toe. Het is haast karikaturaal : straks moet men emmers in de zalen plaatsen om de binnendruppende regen op te vangen. En wie in dit culturele hart van Brussel de hoofdstad van Europa, niet ? de grote concertzaal Henri Le Boeuf betreedt, merkt hoe de verpaupering eraf druipt : zeteltjes, vast tapijt, enzovoort, alles is tot op de draad en zelfs verder versleten. Even erg is het gesteld achter de coulissen : de infrastructuur, de machinerie is niet aangepast aan wat hedendaagse muziek-, dans-, of theatervoorstellingen vereisen. Gevolg : voor elk optreden veel kunst- en vliegwerk, extra manuren, handenarbeid, kosten.

Lijkt één miljard frank voor de renovatie u toch erg veel ? Weet dan dat de trust die goed tien jaar geleden de Muntschouwburg vernieuwde, aanvankelijk een kostprijs van 350 miljoen naar voor schoof, maar aan het eind van de rit op een factuur van 1,3 miljard uitkwam. Ook de recentere renovatie van het Gentse operagebouw kostte al vlug 820 miljoen.

Ludo Willems, adjunct-directeur-generaal van het Paleis voor Schone Kunsten : “Voor de allerdringendste werken, het herstel van het dak, moet je meteen 200 miljoen rekenen. Er is ook absoluut nood aan een goed klimatisatiesysteem, essentieel voor elke tentoonstellingsruimte : anders hebben de kunstwerken te lijden van temperatuur en luchtvochtigheid. Voorts moet de grote zaal vernieuwd worden, moeten er degelijke kantoren komen in plaats van de geïmproviseerde kotjes waarin de aangesloten verenigingen nu huizen, en moeten de technische installaties gemoderniseerd worden. Wil je van het PSK een modern en adequaat uitgerust cultuurgebouw maken, heb je zonder overdrijven dat miljard nodig. Maar met de eerste 200 miljoen zouden we voorlopig al zeer tevreden zijn.”

Dat laatste bedrag was voorzien op het budget voor 1995 van gewezen federaal minister voor Wetenschapsbeleid Maurice Dehousse, tevens verantwoordelijk voor de Regie der Gebouwen. Het is dat jaar echter niet gebruikt en bijgevolg niet meer beschikbaar doordat het dossier geblokkeerd zat in wat een welles-nietesspel lijkt tussen enerzijds de Commissie voor Monumenten & Landschappen van het Brussels Gewest (het PSK is immers een beschermd monument) en anderzijds de Regie der Gebouwen. Want de overheidsinstelling “Paleis voor Schone Kunsten”, een parastatale van het type B, is slechts “huurder” van het gebouw (al hoeft ze daarvoor geen frank te betalen), de Regie der Gebouwen is eigenaar. De discussie tussen de Commissie en de Regie draait om het esthetisch aspect van de dakbedekking en het respect voor de plannen van Horta. Vandaag zit het dossier nog steeds muurvast. Maar er is hoop op beterschap : om uit de impasse te geraken, heeft Charles Piqué, als hoofd van de Brusselse gewestregering, een advies gevraagd aan experts van het studiebureau Greisch, om op basis daarvan de knoop te kunnen doorhakken.

MALAISE.

De materiële aftakeling van het gebouw is niet het enige probleem. Er heerst binnen het PSK ook een minder zichtbare malaise. Een veel gehoorde klacht van de “aangesloten verenigingen” die er actief zijn (zie ook kader : Het budget) is dat het PSK, om zijn budget in evenwicht te houden, zijn stjgende kosten gewoon doorcalculeert naar de verenigingen, die op de technische en andere diensten van het PSK zijn aangewezen al doen sommigen nu meer en meer een beroep op externe firma’s, precies omdat het PSK zijn diensten veel te duur zou verhuren.

In september jongstleden laaiden de gemoederen torenhoog op. Het splinternieuwe, geïnformatiseerde ticketing-systeem vertoonde zware kinderziekten, waardoor de verkoop van abonnementen (voor de Filharmonische Vereniging van Brussel, voor Le Rideau de Bruxelles, enzovoorts samen al gauw een 20.000 abonnementen en dus meerdere miljoenen franken aan inkomsten) zware vertraging opliep : het zat er bovenarms op, de PSK-directie (het duo Marie-Madeleine Spehl, directeur-generaal, en Ludo Willems, adjunct-directeur-generaal) kreeg zware verwijten van incompetentie, de benadeelde verenigingen (Filharmonische, Rideau e.a.) stuurden zelfs een deurwaarder om de mankementen van het systeem vast te stellen. Inmiddels draait het reservatiesysteem gelukkig wél beter. Maar het voorval is tekenend voor het klimaat in het PSK.

Overigens is er ook wrevel tussen de verenigingen onderling, onder meer omdat enkele daarvan schulden hebben opgestapeld t.o.v. het PSK (cfr. infra), wat de anderen, die wél stipt de zaalhuur en andere diensten betalen, tegen de borst stuit.

Sinds Eric Deloof, secretaris-generaal van het ministerie van Sociale Zaken, voorzitter van de raad van bestuur is geworden, heeft hij van het herstellen van de dialoog, op alle niveaus en tussen alle betrokkenen, zijn prioriteit gemaakt. Eerste resultaat : het gezamenlijk onderschrijven van een charter, een cultuurpolitiek mission statement, door alle verenigingen én de PSK-directie.

FINANCIELE MOEILIJKHEDEN.

Verschillende van de aangesloten verenigingen zitten met financiële problemen ; Europalia en de Vereniging voor Tentoonstellingen zijn momenteel de ergste probleemkinderen, waarvoor nog geen schuldaflossingsplan bestaat.

Bij Europalia zijn de schulden tegenover het PSK opgelopen tot 5 miljoen frank. Er is een herstructurering aan de gang : het twintigtal personeelsleden kreeg in juli ’95 zelfs zijn vooropzeg (die later wel weer werd ingetrokken) wegens de financiële moeilijkheden en het onzekere voortbestaan : de federale regering wachtte immers om steun toe te zeggen aan “Europalia Turkije” (de editie die voor ’96 was voorzien) tot het Europees parlement de douane-unie met Turkije had goedgekeurd en in de rand daarvan ook de discussie over de mensenrechten in Turkije had gevoerd (eind ’95). Europalia Turkije komt er nu toch, maar dan wel een jaar later. Het uitstel van de geldelijke steun vanwege de overheid betekende een extra financiële opdoffer bij een schuldenpositie die toch al niet rooskleurig was. Vooral Europalia Portugal (1991) had een groot gat geslagen in het budget, de Mexico-editie (’93) kon dat ondanks haar succes niet dichten.

Bij de Vereniging voor Tentoonstellingen, geleid door directeur Piet Coessens, rijkt het water tot de lippen. Die Vereniging heeft de voorbije jaren een schuldenpositie van maar liefst 20 miljoen opgebouwd tegenover het PSK, door het niet-betalen van het huurgeld voor de zalen en de diensten die ze van het PSK betrekt.

Hoe groot de totale schulden van Europalia of de Vereniging voor Tentoonstellingen zijn, valt niet te achterhalen (ze hebben als vzw geen publicatieplicht) ; aangenomen mag worden dat “moeder” PSK hun grootste schuldeiser is, bij haar verwachten de vereniging immers meer toegeeflijkheid dan bij de strenge RSZ of bedrijfsvoorheffing.

De Filharmonische Vereniging van Brussel (FVB) zat vóór een paar jaar ook met grote schulden het voortbestaan hing aan een zijden draadje maar heeft nu een budget in evenwicht en is geleidelijk haar schulden aan het afbetalen, onder meer tegenover het PSK. Paul Dujardin, die in 1992 als nieuw directeur bij de Filharmonische binnenkwam, liet McKinsey er meteen een audit uitvoeren, die duidelijk maakte dat de vereniging een kleine 70 miljoen frank aan schulden had, bijna evenveel als het toenmalige werkingsbudget voor één seizoen. Dujardin zag zich voor een dubbele opdracht geplaatst : het failliet van de vzw afwentelen én tegelijk de ingedommelde vereniging revitaliseren. Een kleine vier jaar later lijkt hij in zijn opzet geslaagd. Het aantal georganiseerde concerten is van 60 verhoogd tot 180, de kwaliteit ervan kan de vergelijking met buitenlandse prestigehuizen doorstaan. Het budget werd van ’70 miljoen opgetrokken tot 130 miljoen, en toch werden de jongste drie boekjaren in evenwicht afgesloten, ondanks een radicale vermindering van de subsidies.

Tot ’92 ontving de FVB jaarlijks een toelage van ongeveer 25 miljoen, waarvan 23,3 miljoen op het federale budget van Wetenschapsbeleid en 2,5 miljoen op het budget van de Nationale Loterij. In ’93 nam minister Dehousse 10 miljoen af, die hij verdeelde over het PSK en het Nationaal Orkest van België (NOB), twee parastatalen waarmee de FVB op gespannen voet leefde, omwille van schulden (t.o.v. PSK) en betalingsbetwistingen tussen NOB en FVB. Dehousse wilde Dujardin op die manier tot wat meer inschikkelijkheid dwingen. Het jaar nadien verminderde hij de staatstoelage nogmaals, van 13,3 tot 5,1 miljoen. De Filharmonische bleef slechts overeind door twee “buitengewone” toelages van de Loterij (telkens 15 miljoen), door verhoogde inkomsten uit het publiek, door meer sponsoring, en door de vaste en variabele kosten met 10 % te drukken. Tegelijk werd een aantal kleinere schulden afbetaald, en werd met de resterende schuldeisers (bedrijfsvoorheffing, sociale zekerheid, PSK en Gemeentekrediet) druk onderhandeld over een aflossingsplan. Dat plan wordt sinds 1 januari ’95 strikt gevolgd. Vandaag heeft de FVB al zo’n 12 miljoen terugbetaald, en een schuld van 18 miljoen die nog dateerde van vóór ’81 werd door de federale overheid kwijtgescholden. “Binnen een tweetal jaren dan ben ik hier vijf jaar zullen we onze schulden weggewerkt hebben,” klinkt Paul Dujardin optimistisch. Professor Leo Goldschmidt (Solvay Hogeschool), gewezen voorzitter van de Bankcommissie, waarschuwde in zijn doorlichting van de FVB (januari ’95) wél dat de erfenis van vroeger nog zwaar weegt op de solvabiliteit en liquiditeit. De Filharmonische zou haar eigen fondsen (en zo het bedrijfskapitaal) weer gezond moeten maken door een eenmalige en uitzonderlijke bijdrage van… een 40-tal miljoen frank !

Dujardin is voorlopig de enige die zijn boekhouding open en bloot op tafel durft te leggen. Dat heeft hem alvast geen windeieren gelegd. “Bij de diverse politieke overheden heb ik door die transparantie veel goodwill gewonnen, omdat ze zien dat het nu de goede kant opgaat.” Die goodwill kan hij overigens best gebruiken, want in zijn wat eigengereide, ambitieuze aanpak had hij de voorbije jaren nogal ondiplomatisch op vele tenen getrapt.

Ook Piet Coessens, directeur van de Vereniging voor Tentoonstellingen, gaat “zijn” vzw nu objectief laten doorlichten door Leo Goldschmidt. Van diverse kanten gaan overigens stemmen op om zo’n doorlichting ook te laten gebeuren voor het PSK als geheel.

BICULTURELE INSTELLINGEN.

Wie gaat peilen naar de dieperliggende oorzaken van de materiële en de immateriële perikelen die het PSK plagen, vindt er al vlug twee.

De eerste is de specifieke structuur die na het faillissement van 1979 (zie ook kader : Het budget) door de wetgever werd opgelegd : aan één kant de parastatale “Paleis voor Schone Kunsten”, die het beheer van het gebouw en een coördinerende rol tussen de aangesloten verenigingen kreeg toegewezen, aan de andere kant de privé gebleven “aangesloten verenigingen” die voor de artistieke invulling zorgen, elk op hun domein. In zo’n taakverdeling ligt een kiem van wrijvingen al besloten. En vooral : ze maakt een gezamenlijke cultuurpolitiek en de opbouw van het PSK tot een “sterk merk” uiterst moeilijk.

Tweede bron van perikelen is het statuut van “biculturele instelling”, een statuut dat het PSK deelt met het Nationaal Orkest van België (NOB) en met de Koninklijke Muntschouwburg. “Eigenlijk zijn die instellingen slachtoffers van de voortschrijdende federalizeringslogica,” zegt Eric Deloof, voorzitter van de raad van beheer van het PSK (en tevens secretaris-generaal van het federale ministerie van Sociale Zaken). Het zijn unitaire dinosaurussen in een gefederaliseerde staat, het zijn weeskinderen : ze vallen onder de restbevoegdheid van de federale overheid momenteel PS-minister Yvan Ylieff sinds het cultuurbeleid is overgeheveld naar de Gemeenschappen.

Om aan dat statuut te verhelpen, werkte Stefaan De Clerck enkele jaren geleden een wetsvoorstel uit, dat later door zijn partijgenote Simonne Creyf werd overgenomen. Het is erop gericht de Gemeenschappen meer bij die instellingen te betrekken. In een eerste versie van het wetsvoorstel werden hen daartoe rechtstreekse afgevaardigden in de raden van beheer gegeven. Maar dat stuitte bij de betrokken instellingen op zwaar verzet. Bovendien is het erg twijfelachtig of de Raad van State zo’n afstand van beslissingsmacht van de grondwettelijk “verankerde” federale biculturele instellingen naar de gemeenschappen toe wel zou aanvaarden. Simonne Creyf : “Vooral Bernard Foccroule, intendant van de Muntschouwburg, heeft mij weten te overtuigen dat in zo’n formule het risico van communautaire stellingnames in de raad van beheer te groot zou zijn. Daarom werk ik nu aan een tweede versie van mijn voorstel, waarin de gemeenschappen niet op het niveau van het beleid worden betrokken, maar wel op dat van de programmatie.” Hoe dat dan wel in zijn werk moet gaan, blijft nog onduidelijk.

Tweede element in het voorstel-Creyf is dat voor de drie instellingen een ontdubbelde directie voorgesteld, een financieel-administratieve én een artistieke directie. (Het aanvankelijke idee van een driekoppige artistieke directie voor het PSK iemand voor film, iemand voor muziek, iemand voor tentoonstellingen laat Simonne Creyf inmiddels vallen.) Voor het PSK wordt in het wetsvoorstel ook een fusie voorzien met de Nationale Dienst voor Congressen, zeg maar het Congressenpaleis, dat momenteel als een autonome dienst rechtstreeks onder het ministerie van Wetenschapsbeleid ressorteert. In het Congressenpaleis ziet men zo’n fusie dus een verlies van autonomie niet zitten. Langs PSK-zijde ziet men daarin wél positieve elementen. Het samenvoegen van de twee personeelskaders zou meer mogelijkheden bieden om personeel te verschuiven (het PSK telt bijvoorbeeld vrij veel oudere werknemers die het late avondwerk niet meer zo goed verteren.) Ook het gebrek aan kantoorruimte voor de verenigingen in het PSK kan opgelost worden door meer geschikte ruimten in het Congressenpaleis in te nemen.

Bij de betrokken instellingen en verenigingen zijn de meningen over het voorstel-Creyf duidelijk verdeeld. In het PSK wordt inmiddels vooral gewerkt aan een betere interne communicatie, een betere coördinatie tussen de verenigingen, en lobbywerk om de financiële moeilijkheden van de verenigingen op te lossen. Want de toestand verder laten verzieken, zou catastrofaal zijn : uiteindelijk zou men weer uitkomen bij de situatie die in ’79 tot het failliet van het PSK (toen onder de vorm van een vzw) leidde, omdat de schuldenlast er zo hoog was opgelopen. Indien dat scenario zich zou herhalen, zou de overheid wel eens geneigd kunnen zijn om de boel dan maar helemaal te privatiseren. En dat ziet men in het PSK niet zitten.

RAF PAUWELS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content