Pensioenen:beroepsvoetballers behouden hun uitzondering

Beroepsvoetballers mogen gerust zijn. De wetgever heeft ervoor gezorgd dat zij hun extralegale pensioenkapitalen nog altijd op jonge leeftijd kunnen opnemen.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Extralegale pensioenen afkomstig van groepsverzekeringen of pensioenfondsen die in kapitaal worden uitgekeerd, worden slechts belast tegen (naargelang van het geval) 10 of 16,5 % personenbelasting. Maar daarvoor moet u geduld hebben. De lage tarieven gelden alleen als het extralegale pensioenkapitaal ten vroegste uitgekeerd wordt op welbepaalde momenten.

WAP. Sinds 1 januari 2004 gelden op dit punt nieuwe regels. Door de recente wet op de aanvullende pensioenen (de WAP) is de lage belasting alleen nog van toepassing als het extralegale pensioenkapitaal uitgekeerd wordt naar aanleiding van de pensionering, of vanaf de leeftijd van zestig jaar, of naar aanleiding van het overlijden.

Deze nieuwe regels zullen voorlopig alleen gelden voor pensioenplannen die zijn ingevoerd met ingang van 1 januari 2004. Voor eerdere pensioenplannen blijft alles in een overgangsregeling nog verschillende jaren bij het oude.

In vergelijking met de nieuwe regeling vertoont de oude regeling opvallende verschilpunten. Zo kan het lage tarief in de oude regeling ook genoten worden als het extralegale pensioenkapitaal uitgekeerd wordt naar aanleiding van de brugpensionering van de betrokkene, terwijl dat in de nieuwe regeling uitgesloten is.

Sport. Een ander belangrijk verschilpunt heeft te maken met de beroepssportlui. In de oude regeling kan men de verlaagde tarieven ook genieten als het extralegale pensioenkapitaal opgenomen wordt “op de normale leeftijd waarop de aangeslotene zijn beroepswerkzaamheid uit hoofde waarvan het kapitaal is gevormd, volledig en definitief stopzet”.

Deze ingewikkelde en wat geheimzinnige omschrijving heeft alles te maken met de wereld van de beroepssport, en in eerste instantie die van het beroepsvoetbal. Om niet altijd even duidelijke redenen heeft de wetgever jaren geleden gemeend dat beroepsvoetballers hun extralegale pensioenkapitalen, afkomstig van groepsverzekeringen of pensioenfondsen, fiscaalvriendelijk moeten kunnen opnemen: niet op het ogenblik waarop zij – zoals iedereen – op latere leeftijd met pensioen gaan, maar wel op het ogenblik waarop zij, wat het voetbal betreft, hun loopbaan beëindigen.

Vandaar dat de wetgever zo vriendelijk is geweest om een fiscale regeling uit te werken die, zonder de beroepsvoetballers bij naam te noemen, duidelijk op hun lijf geschreven is. De regeling houdt in dat de lage tarieven ook gelden voor wie zijn extralegale pensioen opneemt op de normale leeftijd waarop hij zijn beroepswerkzaamheid (voetbal) “uit hoofde waarvan het kapitaal is gevormd”, volledig en definitief stopzet. Vraag is dan wat onder die normale leeftijd moet worden verstaan. De belastingadministratie loste dit op door bij wijze van administratieve richtlijn te bepalen dat de lat bij beroepsvoetballers op 35 jaar ligt.

Sindsdien kunnen beroepsvoetballers – althans zij die een arbeidsovereenkomst hebben – hun opgebouwde extralegale pensioenkapitalen verzilveren tegen de lage tarieven van 10 en 16,5 %, op voorwaarde dat ze een punt achter hun voetbalcarrière zetten en ten minste 35 jaar oud zijn.

Dat de regeling beperkt is tot de beroepsvoetballers, staat niet in de wet. Maar in de praktijk is ze zeker in het begin wel zo geïnterpreteerd.

Helling. Met de nieuwe WAP kwam dit allemaal op de helling te staan. In zijn oorspronkelijke versie kende de WAP geen onderscheid tussen gewone werknemers en beroepsvoetballers. En dus dreigden ook die laatsten te moeten wachten op hun werkelijke pensionering, of op hun zestigste verjaardag, voor ze de lage tarieven zouden kunnen genieten.

Maar al gauw bleek dat dit niet de bedoeling is en dat ook in de nieuwe regeling een uitzondering voor beroepssporters zou worden gemaakt. Eerst dacht men deze uitzondering een beetje verdoken te kunnen invoeren bij Koninklijk Besluit. Maar dat stootte op kritiek van de Raad van State. Daarom is er uiteindelijk voor geopteerd om de uitzondering alsnog bij wet te regelen. Het resultaat staat te lezen in de onlangs goedgekeurde Programmawet.

De oplossing bestaat erin dat in de WAP zelf ingeschreven wordt wanneer een “betaalde sportbeoefenaar” geacht wordt met pensioen te gaan. Van pensionering zal er sprake zijn zodra de betrokkene ophoudt onderworpen te zijn aan de arbeidsovereenkomstenwet voor betaalde sportbeoefenaars, hij minstens 35 jaar is en hij zijn sportieve beroepsactiviteit definitief en volledig stopzet.

Voordeel. Het voordeel van de nieuwe regeling is dat de voorwaarden nu duidelijk in de wet zelf vastgelegd zijn. Men is niet langer afhankelijk van de administratie om te beoordelen of men aan de voorwaarden voldoet. Een ander voordeel is dat de regeling niet langer voorbehouden wordt aan een welbepaalde categorie van sportbeoefenaars. Alle beroepssporters die aan de voorwaarden voldoen, komen voor de nieuwe regeling in aanmerking.

Inwerkingtreding. Ook hier geldt dat de nieuwe regeling in een eerste fase slechts van toepassing is voor pensioenplannen die met ingang van 1 januari 2004 ingevoerd worden. Voor eerdere pensioenplannen blijft alles voorlopig bij het oude.

Jan Van Dyck

Een beroepssporter kan op zijn 35ste met pensioen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content