Paul Smith

Paul Smith heeft zijn ultieme droom verwezenlijkt. En dat is niet zijn miljardenomzet, maar wel de opening van zijn Londense Westbourne House. Een winkel die tegelijk huis is; en een huis dat tegelijk winkel is. Een gesprek met de Britse modeontwerper die binnenkort centrale gast is op de internationale kunst- en antiekbeurs Classic VII in Kortrijk.

Westbourne House is dus geen gewone kledingwinkel. En daarvoor zijn meerdere redenen. In de allereerste plaats is er de ligging. Westbourne House ligt in Notting Hill, de welgestelde villawijk van Londen die nu voornamelijk furore maakt dankzij de gelijknamige film met Hugh Grant en Julia Roberts. Voorts is er het huis zelf. Een grootse, statige en zeer mooie Victoriaanse familieresidentie op de hoek van Kensington Park Road en Westbourne Grove, en met een voorliggende tuin. En dan is er natuurlijk Sophie Hicks, de architecte die de familieresidentie omtoverde tot een huiswinkel, of een winkelhuis.

Paul Smith: “De samenwerking met Sophie Hicks verliep uitstekend. Kijk, we zijn beiden op-en-top Brits. Wat ik daarmee bedoel? Dat we beiden veel belang hechten aan traditie. En aan vakmanschap en ambacht. De gedachten en ideeën van Sophie leunen heel dicht aan bij de mijne. Zij werkte trouwens jarenlang als stiliste bij British Vogue. Naderhand is ze omgebogen naar de architectuur, en dat maakt haar benadering nu net zo speciaal en raak. We denken alle twee in lijnen, lijnen in de mode en in de architectuur. Tussen al die lijnen komen we elkaar altijd weer tegen, op een gemeenschappelijk punt.”

Westbourne House telt drie verdiepingen; een doorzichtige trap in acryl verbindt de verdiepingen met elkaar en zorgt voor een sterke lichtinval en een grote transparantie. In de zes kamers worden zes verschillende collecties getoond en verkocht. De Kensington Room op de gelijkvloerse verdieping doet denken aan de kleedkamer van the lady of the house. Ruim en comfortabel, schoonheid en verzorging die centraal staan. De kamer bevat een verleidelijke mengeling van traditionele en moderne waarden. De stoelen zijn met wit slangenleer overtrokken, de ramen zijn bedekt met zware grijze gordijnen, de tafel is een spiegel. In de Dining Room wat verderop liggen de accessoires uitgestald. Aan de muur prijken schilderijen; grote kaders waarin een Paul Smith-hoed of een -tas tentoongesteld worden. De accessoirelijn van Paul Smith is met de jaren uitgebreid; de verkoop van pennen en horloges zit in de lift. De horloges zijn strak maar opvallend, dankzij een roze fluorescerende wijzerplaat bijvoorbeeld.

The Archer Room op de eerste verdieping is dan weer aan ‘informele’ herenkleding gewijd. De houten tafels zijn in zebra geschilderd; wit en zwart gestreept. Nog op de eerste verdieping trekt de Play Room de aandacht; de mooie en succesvolle kindercollectie hangt in drie kleerkasten op wielen, in de vloer zitten kleine keldergaten die met glas bedekt zijn en waarin speelgoed zit. Als je over het glas loopt, beweegt het speelgoed.

The Randell Room beslaat de tweede verdieping; dit is de kamer met Paul Smiths belangrijkste collectie: klassieke herenkleding. Eén van de muren is in fuchsia geschilderd, de paskamer is felroze. Twee lederen zitbanken kijken uitnodigend naar de bezoekers; klanten krijgen koffie en thee aangeboden. Onder het dak, in de Gurston Room, werken Paul Smiths kleermakers, twee ‘echte’ tailors die alle retouches vakkundig en met de hand verrichten en ervoor zorgen dat het pas gekochte pak, of de nieuwe jurk perfect aanpassen.

“Weet je waarom ik absoluut zo’n winkel wilde?”, zegt Paul Smith. “Omdat ik een statement wilde maken. De wereld duidelijk aantonen dat ik lef heb. En dat zij dat niet hebben. Want geef toe dat de meeste modeontwerpers niet erg brave zijn. In hun collecties wel. Maar verder laten ze zich opkopen, of zeg maar opeten door grote concerns. Totnogtoe wil ik daar niet aan toegeven. Natuurlijk krijg ik talrijke voorstellingen en aanbiedingen.”

It’s like a disease. Of ik nooit zal verkopen? Dat weet ik niet. You’ll never know. Die gigantische ondernemingen streven allemaal één bepaalde lijn na. En winstbejag natuurlijk. Overal zie je minimalistische winkels, stuk voor stuk dezelfde. Of het nu Calvin Klein is, of Prada, of weet ik veel wat, de opzet of het concept van zo’n winkel is haast altijd volkomen verwisselbaar. Daar heb ik tegen willen reageren. Tegen dat minimalisme. En tegen dat absolute gebrek aan verscheidenheid. Waar je ook maar gaat of staat, het aantal verschillen wordt kleiner en kleiner. Elke radiozender geeft dezelfde programma’s, met het aanbod op televisie is het nog erger gesteld. En ga je uit eten, dan moet je zoeken naar een origineel restaurantconcept, want ook daar zijn gelijkenissen troef. Daar hou ik dus niet van. Ik ben een voorstander van individualisme. Mensen moeten zichzelf kunnen zijn. Daarom heb ik Westbourne House geopend. En ingericht als een echt huis. Een thuis.”

Paul Smith leunt comfortabel achterover. Hij ziet er ongetwijfeld very British uit. Lang en mager, een rustige uitstraling, grijs haar dat golvend langs zijn oren en op zijn schouder valt. Zijn vestje – donkerblauw klassiek – hangt over de stoelleuning; de binnenkant is zichtbaar. Die binnenkant is veelzeggend. Zo veelzeggend dat het meteen duidelijk is dat het vestje van zijn eigen makelij is. De binnenzakken zijn afgezoomd met een blinkend lichtpaars strookje zijde; in de revers zit een knoopsgat. “Dat is geen knoopsgat”, corrigeert Paul Smith. “Dit is om een roos in te steken. Ik hou van traditie. Sterker nog: ik hecht heel veel belang aan de voortzetting ervan.”

Onder zijn zwarte broek komen twee felroze sokken piepen. “Dat is humor, nog zo’n belangrijk ingrediënt in alles wat ik doe. Die kwinkslag, die heb ik nodig. Anders wordt alles me te serieus en te zwaarwichtig.”

Hij draagt uitsluitend kleren van eigen makelij. “Van ondergoed tot en met horloge. Of course. It’s for free.”

Paul Smith: “Ik kan me storen aan de extravagantie van sommige modedefilés. Die extravagantie geeft de wereld een verkeerd beeld. Ook aan modestudenten, en dat vind ik gevaarlijk. Modestudenten denken dat ze pas goed werk leveren als ze zo opvallend mogelijk naar buiten treden. Dat is natuurlijk niet zo. Of dat hoeft zo niet te zijn. Waarom moet ik een jurk maken die eruitziet als een antiloop? Om in de krant te komen? Een foto kwijt te kunnen? Want daarvoor doen veel ontwerpers het, hoor. Opvallend zijn omdat dat nog de enige manier is om de pers te halen. Ik weiger daaraan mee te doen. De kleren die ik maak, moeten draagbaar zijn. Geen rare dingen, draagbaarheid is de eerste vereiste. Ik blink uit in details. Details, daar versier ik mijn klanten mee. Perfecte stoffen. Handgenaaide zomen. Handige en mooi afgewerkte binnenzakken. Ik dweep ook niet met mijn logo.”

“Alleen op de jeanscollectie prijkt mijn logo; alle andere kledingstukken die ik maak hebben enkel mijn naam in het fijne lusje. Nergens anders. Ik voel me niet verwant met mensen die met merknamen dwepen. De naam van de ontwerper liefst zo groot mogelijk op hun borst hebben staan, om aan te tonen dat ze rijk zijn. Of zogenaamd smaak hebben. Kwaliteit en bescheidenheid, dat zijn essentiële waarden. En fun uiteraard. Geen leven en geen mode zonder fun.”

De beste markt voor Paul Smith ligt ongetwijfeld aan de andere kant van de wereld. In het land van de rijzende zon. “Ik heb 170 boetieks in Japan. Japanners love me. Hoe dat komt? Ik weet het niet. Ik ben er vaak geweest, heb veel in die relatie geïnvesteerd en voel me bijzonder goed in Japan. Kortom, ik hou al evenveel van de Japanners als zij van mij, en dat voelen ze.”

Maar ook in België is Paul Smith erg populair. Vooral zijn herenkleding ligt goed in de markt. “Klassieke pakken, mooie hemden, traditie met een vleugje moderniteit en in uitstekend materiaal, daar houden de Belgen van.” En ja, hij volgt de Belgische ontwerpers, maar niet van nabij.

“Met Dries Van Noten ben ik bevriend, en de gasten van Walter Van Beirendonck ken ik ook vrij goed. De andere namen – Ann Demeulemeester, Chris Mestdagh, Dirk Bikkembergs, Martin Margiela, Véronique Branquinho, A.F. Vandevorst – ken ik uiteraard wel, maar ik hou me er eerlijk gezegd niet mee bezig. Neen, dat heeft niets met desinteresse te maken. Wel met het weren van invloeden van buitenaf. Ik wil vooral mezelf blijven.”

Paul Smith, Westbourne House, hoek Kensington Park Road en Westbourne Grove, London, Notting Hill. Website www.paulsmith.co.uk

Modedefilé wintercollectie van Paul Smith, op 10 november op Classic VII in de Hallen van Kortrijk. Tel: (056) 26.44.74. Website: http://www.classic.be

Margot Vanderstraeten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content