Paul Gillis

Licht is leven

Paul Gillis laat in de hele wereld het licht schijnen. Deze Belgische adviseur, ontwerper en zakenman is het brein achter Light, een concept van in de architectuur geïntegreerde verlichting. Enkele referenties : het paleis van Laken, het British Museum en de tuin van het Louvre.

TEKST : SERGE VANMAERCKE

Hij is gepassioneerd en volhardend, hij heeft een willetje, zonder daarom onsympathiek te zijn. In zijn ontwerpen streeft hij naar een bepaalde vorm van minimalisme. Ze waren niet echt intieme vrienden, maar hij heeft grote figuren als Hergé en Paul Delvaux persoonlijk gekend en heel wat befaamde architecten komen bij hem aankloppen.

In 1976 lanceerde Paul Gillis het concept Light met als doel de verlichting in de woning te integreren op het ogenblik dat ze door de architect wordt ontworpen, zodat oppervlakte, ruimte en volume beter tot hun recht komen “zonder achteraf lampen toe te voegen als decoratie”. Vijf jaar geleden creëerde hij ook de buitenverlichting Tex, die onder andere te bewonderen is in de tuin van Les Tuileries in Parijs, ontworpen door die andere Belgen, Jacques en Peter Wirtz.

Een curriculum

dat op zijn minst ‘buiten-gewoon’ kan genoemd worden :

“Ik ben met verlichting bezig sinds 1969. In het begin was dat weinig creatief werk. Maar in 1973 richtte ik een bvba op : Paul Gillis Lighting Consultant & Design. Enerzijds zocht ik naar manieren om licht ‘in te kleden’ en anderzijds gaf ik advies aan architecten en ingenieurs die mij een honorarium betaalden. Ik gebruikte toen lampen die door anderen ontworpen waren, maar ook eigen ontwerpen. Sommige daarvan behoren nog steeds tot de collectie van Light. Hoban bijvoorbeeld, een ontwerp voor mijn vriend architect Marc Poons die toen een woning bouwde in Bohan. Vandaar de naam Hoban, het anagram van Bohan. Elk jaar worden er nog altijd aanzienlijke hoeveelheden van vervaardigd en verkocht.

De bvba bleef functioneren tot in 1976. Toen richtte ik de nv Light op, een bedrijf waarin ik later vennoot werd. Ik werkte samen met Marc Corbiau, Joël Claisse en met tuinarchitect Jean Dologne. De ontwerpen waren toen nog uitsluitend voor binnenshuis bestemd. Voor buitenverlichting gaven we enkel advies, zoals voor Persepolis in 1973-1974. Ik heb toen heel bescheiden wat goede raad gegeven voor het grote feest dat de sjah van Iran gaf ter gelegenheid van de 2000ste verjaardag van het Perzische Rijk.

Van bij mijn eerste stappen in het vak voelde ik dat er bij de architecten vraag was naar in de architectuur geïntegreerde verlichting. Mijn installaties moesten zo klein mogelijk zijn en tegelijk tijdloos, dit wil zeggen niet modegevoelig. Ik stak de verlichting als het ware in de muur om de architectuur tot leven te brengen.

Light, dat was én ontwerpen én verkopen vanuit onze vestiging aan de Lemonnierlaan in Brussel. Een vrij lastige periode op het administratieve vlak. In 1991 stapte ik op bij Light, maar in november 1994 keerde ik terug. Tex, waarmee ik in 1991 gestart ben, is in feite een verlengstuk van Light, maar dan gespecialiseerd in buitenverlichting.

Light stond symbool voor klein en sober en dat heb ik ook met de buitenverlichting willen nastreven. Toen ik terugkeerde naar Light, kwam ik bij de groep Target Lighting terecht, als verantwoordelijke voor de marketing van de producten, image-building, public relations en creatie. Toen ik bij Light opstapte, week men enigszins af van de oorspronkelijke, zeer typische lijn.

Wat mijn werk vooral typeert, is het minimalisme en dat is veel ingewikkelder dan het lijkt. Het is het tegenovergestelde van het decoratieve of het toegevoegde. Dat heeft ook zijn eigen charmes en kan zeer mooi zijn, maar het is niet mijn visie.

Dat minimalisme is iets typisch Belgisch. De tekeningen van Hergé in Kuifje bijvoorbeeld, dat is een en al soberheid. Alleen het essentiële, het authentieke, de basis… En dat gaat zeer ver. Dat is je reinste perfectie. In om het even welke verzameling is een gemeenschappelijke noemer essentieel, een bepaalde gedragslijn, zeer precies omschreven richtlijnen, soberheid en zelf opgelegde beperking.

De jongste tijd werd niet veel meer gecreëerd. Dat heeft te maken met de integratie van Tex en Light in de fabriek in Ninove. Wat wij op het oog hadden, is een soort industrieel ambacht, waarbij de factor handenarbeid zeer belangrijk blijft : slijpen, polijsten, enzomeer. We streven als het ware naar het oneindig kleine. Wat overblijft is de vorm en de materie. En met een minimum aan vorm, blijft vooral materie. Die moet tot in de puntjes bewerkt en afgewerkt zijn.”

Ook in eigen land

heeft Gillis een aantal mooie realisaties op zijn palmares : Autoworld in het Jubelpark, het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal, de Munt en de vestiging van Tractebel aan het Troonplein in Brussel, IBM in Terhulpen. “En Le Grand Hornu, waar ik samengewerkt heb met Jacques Dupuis, een architect waar we nog meer zullen van horen… Hij is ongetwijfeld een van de uitmuntende Belgische architecten van deze tijd. Gilbert Capouillet ook. Dit duo werkte als ontwerper bij Guchez, die slim genoeg was om zich door ‘grote’ persoonlijkheden te laten omringen. Zo konden we Le Grand Hornu in het juiste licht stellen, letterlijk en figuurlijk. En in 1977-1978 heb ik ook het huis van Hergé van verlichting voorzien.”

In het buitenland werkte Gillis in 1992 samen met Jacques Wirtz voor het ontwerp van de Jardin des Tuileries en zijn talrijke beeldhouwwerken. Het British Museum maakte gebruik van zijn creaties, maar ook de Tower of London Jewel House, een aantal stations van British Rail en het Royal Shakespeare Theatre. Zijn producten worden verkocht in heel Europa, Australië, Canada, Singapore, Hongkong, Rusland, de Verenigde Arabische Emiraten en Israël.

In totaal

heeft Gillis een 80-tal verlichtingstoestellen ontworpen. Voor hem is verlichting : “Een vorm van ademhaling die de architectuur doet leven. Het beste voorbeeld hiervan is de zon. Je moet trouwens nooit verlichting aanbrengen ter vervanging van het daglicht. Overal ter wereld geeft de zon een verschillend licht, of dat nu in het Verre Oosten of in het zuiden van Frankrijk is. Bij ons is het daglicht zeer subtiel, op een mistige morgen bijvoorbeeld. Ik wil geen kunstmatige verlichting overdag om schaduwen op te heffen. Dat is je reinste onzin. Met licht kan je alles opbouwen, maar ook alles vernietigen. Je kan perspectief vervalsen of belangrijke details uitvegen.”

Welke openbare verlichting vindt u goed geslaagd ?

“De Eiffeltoren, van binnenuit verlicht door EDF ( Electricité de France), is een zeer geraffineerd ontwerp. De discrete verlichting van de gebouwen van het Louvre vind ik ook zeer geslaagd. Het onderstreept de waarde van een aantal architecturale details. Hier is men niet in de val getrapt : geen frontale verlichting van de gebouwen, waardoor alle leven door het licht verbrijzeld wordt. Vaak is het interessanter het gebouw van binnenuit te verlichten, zodat een illusie van leven ontstaat, een mysterie dat van binnenuit als het ware zichtbaar gemaakt wordt. Maar dat gebeurt praktisch nooit. Ik had persoonlijk zoiets voorgesteld voor de Grote Markt van Brussel. Dat was in 1975-1976. Maar het voorstel werd van tafel geveegd.”

Hoe ziet u de verlichting evolueren in de toekomst ?

“Dat hangt vooral af van de soort lichtbronnen die in de toekomst ontwikkeld zullen worden. Mijn werk is afhankelijk van die lichtbronnen, wat niet betekent dat we ze niet kunnen sublimeren. Op dit ogenblik neigt men weer meer naar klassiekere vormen en kleuren, is er een duidelijke voorkeur voor het rustgevende merkbaar. Maar dat is slechts tijdelijk. In mijn werk gebruik ik trouwens alle soorten van lichtbronnen.”

Welke ontwerpen staan op stapel ?

“Tex moet eerst rijpen alvorens ik opnieuw aan nieuwe creaties denk. Voor Light ben ik bezig met ‘licht-modulen’, soms neo-klassiek met gebruik van gezandstraald glas, zowel mat als glanzend, nikkel, messing… Een klassiek eigentijds concept, dat over een jaar of zo wordt uitgebracht en misschien wel zal aanslaan. Braaf hoor, niets revolutionairs. Een en ander staat al op papier. De technische kant van de zaak is opgelost. Nu ga ik een maquette maken.

Dat wordt mijn eerste creatie voor Light sedert Phyl in 1990-1991. Daarnaast ben ik in contact met het bureau van Jean Nouvel. Deze architect speelt met het idee om lichtgevende muren te maken. Ik ben benieuwd wat daaruit zal groeien. Er zijn ook contacten met het bureau van Ricardo Bofill, die trouwens een verlichtingstoestel ontworpen heeft voor Light.”

Wat is voor u het mooiste licht ?

“Het licht van een kaars of van een open haard. Dat is het zuiverste driedimensionale licht.”

Hoban, een van zijn eerste modellen, nog steeds in productie.

Phyl, decoratieve wandlamp met twee fluorescerende lichtbronnen.

Balises Totem B, in geëxtrudeerd aluminium : minimalistische verlichting van de Jardin des Tuileries in Parijs.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content