Parketmagistraat pleit voor beperkter economisch strafrecht

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

Ondernemers overtreden wetten waarvan ze het bestaan niet vermoeden maar waardoor ze wél in de gevangenis kunnen belanden. De Brusselse parketmagistraat Dirk Merckx pleit voor een beperkter economisch strafrecht, dat dan wel zonder al te veel tolerantie wordt toegepast.

“Het strafrecht telt te veel wetten en een pleiade aan straffen,” zegt Dirk Merckx, eerste substituut van het Brusselse parket. “Vooral het economisch strafrecht lijdt onder dat probleem. De grens tussen toegelaten economische en criminele gedragingen dreigt als gevolg van die onduidelijke situatie te vervagen.”

Merckx is de auteur van Sanctionering van Economische Criminaliteit, een werk dat onlangs bij Maklu van de persen rolde. Het is de neerslag van zijn doctoraal in de Rechten aan de VUB. Als medewerker van de financiële sectie van het parket trad hij onder meer op in de zaak- Beaulieu, de frauduleuze kasgeldvennootschappen en de financiële netwerken rond wapenhandelaar Victor Bout. Ondanks ettelijke succesrijke onderzoeken ervaart Merckx in de praktijk de negatieve gevolgen van de veelheid van wetten. “Het wordt bijna onmogelijk om een ernstig strafbeleid op poten te zetten,” zegt hij zonder verpinken. “De wet dwingt ons op ettelijke terreinen op te treden en het gebied dat onder het strafrecht valt, wordt elk jaar groter.”

Er is dus een dubbele tendens aan de gang. Niet alleen is er – zoals een studie van PricewaterhouseCoopers aantoont die volgende week wordt bekendgemaakt – een stijging in de criminaliteit tegen en binnen ondernemingen. Diefstal, hacking en interne corruptie nemen toe. Maar ook de misdrijven door ondernemingen of de toplui ervan zitten in stijgende lijn. Niet dat ondernemers crimineler gedrag vertonen; het gedrag zelf wordt steeds meer gecriminaliseerd.

Merckx onderzocht alle wetten die in 1999-2001 in het Belgisch Staatsblad verschenen. Liefst 24 economische strafwetten voegden 93 nieuwe strafbepalingen in, waarbij 21 verschillende categorieën van gevangenisstraffen en 38 soorten geldboetes werden ingevoerd. Bovendien kwam er een resem afzonderlijke sancties bij, zoals het beroepsverbod, de vernietiging van producten, de ontbinding van de rechtspersoon en de sluiting van het bedrijf. Werkgevers die zich niet hielden aan het verbod van discriminatie tussen man en vrouw of die een verboden regeling qua werknemersparticipatie opstelden, spelers op de gas- en elektriciteitsmarkt, transporteurs, exploitanten van zonnebankcentra, boekhouders en fiscalisten kregen in die periode te maken met mogelijke gevangenisstraffen voor nieuwe inbreuken.

Merckx: “De systematiek is compleet zoek. Bovendien is de marge tussen de minimum- en de maximumstraf zo groot (bijvoorbeeld zes maanden tot vijf jaar), dat het bijna onmogelijk wordt de reactie van de correctionele rechter op een misdrijf in te schatten. We vrezen dat niemand in België, niet aan de kant van de rechtsonderhorigen, noch bij het gerecht of de politie, nog een volledig zicht heeft op de economische misdrijven, de straffen en de handhaving ervan. Dat is een probleem voor de rechtszekerheid.”

Alle onderzoeksmiddelen zijn goed

Die situatie kan een wat pervers effect hebben. Als een ondernemer van een zwaar feit wordt verdacht maar de bewijzen ontbreken, dan kunnen de politiediensten zonder veel problemen een onderzoek openen naar andere activiteiten die los staan van het niet-bewezen misdrijf. Concreet: als men de uitbater van een grote discotheek niet kan ‘pakken’ op drugshandel – hoewel de politie weet dat die gebeurt -, dan kan het gerecht een resem controleurs van milieu-, arbeids- of uitbatingsvergunningen op pad sturen. Die zullen sowieso wel iets vinden om het gerechtelijk onderzoek aan de gang te houden. Merckx, noemt dit op z’n Amerikaans throwing the books. “Bedelf een ondernemer onder de wetboeken en er zal meestal wel een activiteit in de kern of in de marge zijn waar de arm der wet kan optreden,” klinkt het. “Je kunt het de gerechtelijke diensten niet verwijten dat ze een onderneming doorlichten op haar legaliteit. Uw lezers kunnen dat betreuren, maar het is wel de realiteit.”

Merckx pleit voor een volledige doorlichting van het ondernemingsstrafrecht op alle mogelijke misdrijven en straffen. Op basis van die (ellenlange) lijst moet de wetgever nagaan welke activiteiten een welomschreven straf – zonder te veel speling tussen de minima en de maxima – ‘verdienen’ en welke op een andere manier (administratief of burgerrechtelijk) kunnen worden aangepakt.

“Meer rechtszekerheid voor ondernemers, de concretisering van de wil van de wetgever op basis van een prioritaire lijst, en een efficiënter handhavingsbeleid zullen het gevolg zijn,” voorspelt hij. “Makkelijk is het niet. Maar als de politici blijven stilzitten, dan blijven heel wat van de wetten die ze goedkeuren in de praktijk onuitvoerbaar.”

Blijft het feit dat de maatschappij vooral aandacht heeft voor de smoking gun-geweldmisdrijven (moord, doodslag, diefstal). “Blauw op straat” ( Marc Verwilghen) en “Aandacht voor slachtoffers” ( Laurette Onkelinx) zijn de ordewoorden. “Met meer mensen en middelen zou het gerecht de economische criminaliteit veel efficiënter kunnen aanpakken,” zegt Merckx, die zich overigens geen politieke uitspraken veroorlooft. “Ondernemers die zichzelf niets te verwijten hebben, zouden daar wel bij varen. Het traceren en bestraffen van criminelen in de economische wereld speelt in het voordeel van correcte ondernemers. Ze kunnen dan immers actief zijn in een gezonde sociaal-economische omgeving, waar oneerlijke concurrenten minder kansen hebben.”

Hans Brockmans

Niet dat ondernemers crimineler gedrag vertonen, maar het gedrag zelf wordt steeds meer gecriminaliseerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content