Overheid & NMBS

Het politieke geharrewar rond de opvolging van spoorbaas Karel Vinck – die op 31 januari per se met pensioen wil – is meer dan een valse b mol. Het zet de toekomst van de NMBS-groep onder druk. Het bedrijf plant voor dit jaar een licht positieve bedrijfskasstroom. Uitzicht op nettowinst zou er echter pas ten vroegste zijn in 2008. Er is dus nog een flinke portie werk aan de winkel.

Dat er sowieso politiek getouwtrek is voor de wissel aan de top, is op zich geen ramp. De holding van het ‘nieuwe’ spoorbedrijf vereist een ander type topman. En die witte raaf zal in eerste instantie een diplomaat met een politiek zesde zintuig moeten zijn. De relaties met regering en vakbonden warm houden, zal zijn prioritaire taak zijn. Puur operationele taken zijn sinds 1 januari gedelegeerd naar twee afzonderlijke entiteiten: de vervoersmaatschappij NMBS en de beheerder van de spoorweginfrastructuur Infrabel.

Erger is dat er sinds 2002, het tijdstip waarop Karel Vinck als een reddende engel uit de privé werd binnengehaald, nooit duidelijkheid is gekomen over de vinger die de regering in de pap te brokken heeft bij zo’n snel evoluerend overheidsbedrijf.

Voogdijminister Johan Vande Lanotte (SP.A) ontpopte zich als de spreekwoordelijke keizer-koster. Met ingrepen in de tarievenpolitiek, ideeën zoals het gratis woon-werkverkeer en inmenging in de sociale overlegstructuur van het bedrijf joeg hij een in de privé gepokte en gemazelde manager als Vinck de stuipen op het lijf.

Zolang de opvolger van Karel Vinck de nodige kwaliteiten bezit en zijn politieke pet kan afzetten, mag hij alle kleuren van de politieke regenboog hebben. Dat is ook de mening van de huidige spoorbaas. De missie is duidelijk: een veilige, kwaliteitsvolle en efficiënte dienstverlening met het spoorbedrijf realiseren en in een budgettair evenwicht. Zoiets kan alleen lukken als de regering, vakbonden en bedrijfsleiding aan één zeel trekken. Lees: dezelfde visie delen over het operationele functioneren van het overheidsbedrijf.

Laten we eerlijk zijn: die eenduidige visie is er niet. Ook bij De Post heeft Johan Vande Lanotte zich de voorbije jaren slag om slinger als de typische schoonmoeder gedragen. Bij diverse politici in dit land zit de overtuiging er nog steeds ingebakken dat een bestuurder van een overheidsbedrijf in eerste instantie de hoeder is van de belangen van de staat. Een lid van de raad van bestuur die door de regering is benoemd, is niet meer dan een doorgeefluik en spreekbuis van de overheid. En voldoet hij niet, dan kan de regering hem prompt op het matje roepen.

Door debacles zoals Sabena is die overtuiging in de Wetstraat alleen nog maar toegenomen. In de zomer van 2003 werd door de PS een wetsvoorstel ingediend dat pleit voor een afzonderlijk ‘handvest van de overheidsbestuurder’. Politici van CDH en Ecolo legden gelijkaardige wettelijke initiatieven op tafel. Eind vorig jaar kwamen ze te berde in de bevoegde Kamercommissie.

Er is niets tegen wettelijke regels die de rol van een overheidsbestuurder beter omschrijven. Het kan ook geen kwaad om – in de nasleep van de wet van 21 maart 1991 – de balans tussen toezicht op en autonomie van overheidsbedrijven nog beter te definiëren. Er rijst echter een probleem als die regels in manifeste tegenstrijd zijn met de basisprincipes van deugdelijk bestuur.

In de filosofie van de code-Lippens is een raad van bestuur eerst en vooral een collegiaal orgaan met collegiale verantwoordelijkheid en moet elke bestuurder handelen in het belang van de onderneming. Hij of zij moet dit doen in volle discretie, ook ten opzichte van de aandeelhouders. Een speciaal type bestuurders creëren met bijzondere rechten of plichten, heeft geen zin.

De modernisering van overheidsbedrijven zoals de NMBS of De Post kan alleen slagen als politici aan zowel het management als de raad van bestuur van deze bedrijven de ruimte geven om in de eerste plaats het ondernemingsbelang na te streven. Belgacom is hiervan het mooie bewijs. Een klein beetje meer vertrouwen in de bedrijfsleiding zou een wereld van verschil maken. Het vervroegde afscheid van Karel Vinck is hiervan het spijtige voorbeeld.

piet.depuydt@trends.be

De modernisering van overheids-bedrijven kan alleen slagen als politici aan het management en het bestuur de ruimte geven om in de eerste plaats het ondernemings-belang na te streven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content