OVERBODIG JAARVERSLAG

Sinds Alfons Verplaetse in 1990 op de gouverneursstoel kwam bij de Nationale Bank van België ( NBB) kan het jaarverslag nog maar moeilijk als “politiek neutraal” worden bestempeld. Naast de politieke inkleuring vertoont het jongste jaarverslag nog twee andere basiskenmerken : enerzijds de grote mate van voorspelbaarheid en anderzijds het sterk oubollige karakter van de economische analyse op zich.

Wat de politieke inkleuring van de aangereikte analyse betreft, spreekt een zinnetje als “de afgelopen jaren zijn de Belgische economische prestaties onmiskenbaar verbeterd” boekdelen. De Nationale Bank rept met geen woord over het feit dat België in de loop van de jaren negentig, samen met Zwitserland, de traagst groeiende economie van alle Oeso-lidstaten geworden is. Er is geen zinnig econoom te vinden die niet argumenteert dat de onderling nauw verweven problematieken van overheidsschuld, sociale zekerheid en veroudering van de bevolking slechts in het kader van een expansieve economie structureel kunnen worden opgelost.

De Nationale Bank zegt wel dat de activiteitsgraad het aantal werkenden als percentage van het totaal aantal werkbekwamen omhoog zou moeten, maar schrijft nergens expliciet dat mede door al het gesjoemel met de statistieken de naakte realiteit is dat die activiteitsgraad nog voortdurend afkalft. Neen, de Nationale Bank vindt dat het schrappen van vooral oudere werklozen aansluit bij “de terzake geldende internationale normen”. Dit slaat als economische analyse nergens op. Vooral voor wie als gezonde 50- of 55-jarige het bericht krijgt dat de maatschappij hem of haar als afgeschreven beschouwt. De NBB schrijft iets verderop wél over een “democratische, solidaire en humane samenleving”.

Eveneens onder de noemer politieke inkleuring te plaatsen, is bijvoorbeeld de passage omtrent de investeringen in België. De Nationale Bank schrijft : “De stevige investeringsneiging van de ondernemingen draagt bij aan de capaciteitsaanpassing”. Wat de eerbiedwaardige instelling eigenlijk zou moeten zeggen, is dat onze bedrijven inderdaad behoorlijk investeren maar daarbij sterk de nadruk leggen op rationaliseringsinvesteringen en niet op uitbreiding van de productiecapaciteit. De vraag waarom dit rationaliseringsfenomeen domineert, is absoluut cruciaal voor een correcte inschatting van onze sociaal-economische problematiek.

Het toetje inzake politieke inkleuring krijgen we geserveerd wanneer het gaat over de toestand van de publieke financiën (zie ook Economie & Ondernemen, blz. 26). Zo stelt de Nationale Bank zonder blikken of blozen dat de begrotings- en schuldenpositie van ons land nu dermate geëvolueerd is dat zij geen bedreiging meer vormt voor de monetaire stabiliteit. Terwijl dat statement in Londen en Frankfurt bij een aantal mensen voor wenkbrauwgefrons zorgde, deed onze NBB er wat verder in haar verslag nog een schepje bovenop : “Ten slotte overstijgt het particuliere vermogen duidelijk de overheidsschuld, wat een vrij vlotte overheidsfinanciering waarborgt” (onze cursivering). O ja ? Als de EMU er morgen is en de pariteit van de frank tegenover de andere deelnemende munten onherroepelijk vastligt, zal de Belgische belegger zijn oog dan niet laten vallen op Duits of Nederlands overheidspapier ? De terugbetalingscapaciteit van die twee landen is in ieder geval veel solider dan de Belgische. Het kan natuurlijk ook dat de NBB alludeert op het feit dat onze banken eigenlijk de gegijzelden van de Belgische overheidsschuld zijn.

De uitlatingen van de Nationale Bank over de “prestaties” van de regering-Dehaene inzake publieke financiën horen eigenlijk al thuis in de categorie voorspelbare opmerkingen. Hier situeert zich ook de ellenlange litanie omtrent de onbediscussieerbare wenselijkheid van de Europese Monetaire Unie. Even onomstotelijk, zo argumenteert de Nationale Bank, is het gegeven dat ons land er zeker bijhoort. Waar ze het heeft over de “strikte” versus “enge” interpretatie van de Maastricht-normen, gaat de NBB zowaar bijna de emotionele toer op. Wat ze in deze context wil bereiken, is dat iedereen die over de zin van EMU en de Maastricht-normen ten gronde wil discussiëren a priori aan de schandpaal wordt gebonden.

Tot slot de categorie oubolligheid. De Nationale Bank ziet nog altijd een rol voor de budgettaire politiek inzake stimulering en afremming van de economie. Het keynesianisme stierf enkele decennia na Keynes zelf, maar aan de Berlaimontlaan heeft men geen van beide doodsbrieven ontvangen. De Nationale Bank heeft blijkbaar iets met lijken, want ook het geloof in het Belgische overlegmodel komt in het jaarverslag nog sterk aan de orde. Gouverneur Verplaetse verwees vol enthousiasme naar het Nederlandse model. Hij vergat te zeggen dat één van de essentiële kenmerken van het Nederlandse tewerkstellingssucces ligt bij het feit dat de Nederlanders geen automatisch indexeringsmechanisme kennen.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content