Oplossing voor bedrijfswagens

De BTW op de voordelen van alle aard die voortvloeien uit het gratis privé-gebruik van bedrijfswagens wordt beperkt tot iets minder dan de helft van de voordeelwaarde.

Na meer dan drie jaar studeren en talmen, heeft de BTW-administratie de knoop dan toch doorgehakt : de BTW op de voordelen van alle aard die voortvloeien uit het gratis ter beschikking stellen van bedrijfswagens, mag worden beperkt. Maar de mate waarin die beperking mag worden doorgevoerd, is veel minder groot dan men had verhoopt.

Waarover gaat het ? Veronderstel dat een vennootschap een personenwagen ter beschikking stelt van een kaderlid. En dat hij die wagen ook voor privé-doeleinden mag gebruiken. Om ermee van huis naar het werk te rijden, en omgekeerd, en om er ‘s avonds en in de weekends andere privé-verplaatsingen mee te doen. De terbeschikkingstelling van de bedrijfswagen houdt aldus onmiskenbaar een voordeel in. Op het gebied van de directe belastingen noemt men dat, een voordeel van alle aard.

De waarde van dergelijk voordeel wordt (voor de toepassing van de personenbelasting) forfaitair geraamd. Door het aantal privé-kilometers te vermenigvuldigen met een bepaalde kilometerprijs die in functie staat van de fiscale paardenkracht van de wagen. Voor een wagen van 10 PK bedraagt die kilometerprijs welgeteld 10 frank. Zevenduizend privé-kilometers leveren dus een belastbaar voordeel op van 70.000 frank.

Waarbij men nog moet onthouden dat men op het gebied van de personenbelasting tegenwoordig rekening houdt met een minimumgrens van 5000 km per jaar. Anders gezegd, wie een bedrijfswagen ter beschikking krijgt voor privé-doeleinden, wordt geacht die wagen voor ten minste 5000 km per jaar te gebruiken. Bij een wagen van 10 PK bedraagt het voordeel van alle aard bijgevolg altijd ten minste 50.000 frank per jaar.

Gratis of niet ?

Over naar de BTW. Is op het aldus aangerekende voordeel van alle aard BTW verschuldigd ? Dat is niet evident. Vooral niet in de gevallen waarin men voor deze terbeschikkingstelling geen prijs moet betalen. En men de bedrijfswagen dus gratis ter beschikking krijgt. De werkgever ontvangt niets. Althans geen geld.

Niettemin is de BTW-administratie er altijd van uitgegaan dat op zo’n voordeel van alle aard wel degelijk BTW verschuldigd is. Dergelijke terbeschikkingstelling is immers slechts schijnbaar gratis. In werkelijkheid is dat niet het geval. De werknemer betaalt weliswaar geen som geld. Maar hij moet er wel voor werken. Dus betaalt hij in natura. Bijgevolg is het logisch dat op het privé-gebruik van een bedrijfswagen ook BTW aangerekend wordt. Op de waarde van het voordeel. Zij het dat het forfaitair geraamde voordeel geacht mag worden de BTW te omvatten. Die moet er bijgevolg worden uitgehaald en door de werkgever aan de schatkist worden doorgestort.

Europese wetgeving.

Vraag is alleen of die benadering correct is, en of zij wel in overeenstemming is met de Europese wetgeving op het gebied van de BTW. In de filosofie van de Europese BTW-wetgeving moet immers geen BTW worden aangerekend wanneer een onderneming aan een personeelslid het recht verleent om een goed dat tot het bedrijf behoort, gratis te gebruiken voor privé-doeleinden. Tenzij wanneer het gaat om een goed waarvoor de onderneming recht heeft gehad op recuperatie van de BTW die ze zelf bij de aankoop heeft betaald.

Een eenvoudig voorbeeld. Een bedrijf (volledig BTW-plichtige) heeft een grasmachine aangekocht. Prijs : 20.000 frank plus 21 % BTW. 4200 frank BTW dus. De bedoeling is dat deze grasmachine gebruikt zal worden om het terrein rond het bedrijf te onderhouden. Aangezien dat gebruik kadert binnen de economische werkzaamheid van het bedrijf, heeft het recht op volledige recuperatie van de betaalde BTW. De kostprijs van de grasmachine is dus niet 24.200 frank (inclusief BTW), maar wel 20.000 frank.

Stel dat het bedrijf deze grasmachine morgen ter beschikking stelt van een personeelslid. Om er zijn privé-gazon mee te maaien. Aan de grasmachine wordt nu een bestemming gegeven waarvoor geen recht op recuperatie bestaat van de BTW die bij de aankoop is betaald. Anders gezegd, de gerecupereerde BTW (4200 frank) is gedeeltelijk ten onrechte gerecupereerd. Met name in de mate dat zij betrekking heeft op dit privé-gebruik. En dus moet er een correctie worden toegepast. Hoe ? De Europese BTW-wetgeving zegt dat dit moet gebeuren door de terbeschikkingstelling van de grasmachine gelijk te stellen met een belastbare dienst. Waarop dus BTW verschuldigd is. BTW die vervolgens moet worden afgedragen aan de Schatkist en die niet recupereerbaar is.

Maatstaf van heffing.

Op welke basis gaat men die BTW berekenen ? Uiteraard niet op de volledige waarde van de grasmachine. De werknemer heeft de machine slechts even gebruikt. Om er af en toe zijn gazon mee af te rijden. Vandaar dat slechts een fractie van de waarde ervan aan BTW onderworpen moet worden. Een waarde die men berekent, uitgaande van de uitgaven die men voor die machine heeft gedaan. Uitgaande van de aankoopprijs dus.

Die Europese regeling staat sedert begin 1993 ook als zodanig in het Belgisch BTW-Wetboek te lezen. Zodat er geen enkele twijfel meer kan bestaan over de toepasbaarheid ervan in België. Niet alleen bij de terbeschikkingstelling van grasmachines. Maar ook bij de gratis terbeschikkingstelling van bedrijfswagens. Met dien verstande dat de zaken in dit laatste geval wel iets moeilijker liggen.

Niets te corrigeren.

Zoals gezegd, is de belasting in deze situaties bedoeld om een correctie door te voeren ten aanzien van de BTW die de werkgever heeft kunnen recupereren. Hij heeft gezien het privé-gebruik te veel BTW gerecupereerd. En dat wordt rechtgezet, door dit privé-gebruik aan de BTW te onderwerpen.

Meteen is daarmee ook gezegd dat dergelijke correctie slechts zin heeft, als, en in de mate dat er iets recht te zetten is. Als de werkgever geen BTW heeft kunnen recupereren, dan moet er niets worden rechtgezet ; en moet het privé-gebruik van een bedrijfsgoed ook niet aan BTW onderworpen worden.

Terug naar de bedrijfswagens. De BTW op personenwagens is in België (behoudens in enkele uitzonderingen) slechts tot beloop van maximaal de helft recupereerbaar. Bijgevolg is er al niet zoveel te corrigeren : maximaal de helft. Op sommige uitgaven die met het gebruik van een personenwagen verband houden (bijvoorbeeld verkeersbelasting) is zelfs helemaal geen BTW verschuldigd. En is er dus ook geen BTW gerecupereerd. En valt er dus helemaal niets te corrigeren.

Een en ander heeft tot gevolg dat de BTW-administratie haar oude stelling (dat heel het voordeel van alle aard aan BTW onderworpen moest worden) niet langer heeft kunnen behouden. Het voordeel van alle aard kan slechts in beperkte mate aan BTW onderworpen zijn. In de mate dat er gerecupereerde BTW moet worden rechtgezet. En dat is, zoals gezegd, bij personenwagens slechts in beperkte mate het geval.

Uiteindelijke beslissing.

De BTW-administratie is al in de loop van 1992 tot die slotsom gekomen. Maar heeft blijkbaar de grootste moeite gehad om uiteindelijk te beslissen in welke mate het voordeel van alle aard dan wel aan BTW onderworpen moest worden. Tot beloop van de helft ? Tot minder dan de helft ? Op een bepaald ogenblik heeft het ernaar uitgezien dat men zou aanvaarden dat geen BTW zou moeten worden aangerekend, zolang het privé-gebruik lager is dan 50 %. Omdat de werkgever ook slechts maximaal 50 % van de betaalde BTW heeft kunnen recupereren.

Maar uiteindelijk heeft de BTW-Administratie besloten minder ver te gaan. In de oplossing die zij nu voorstelt, is op het voordeel van alle aard (dat uit de gratis terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen voortvloeit) alleszins BTW verschuldigd. Ook als het privé-gebruik lager is dan 50 % van het totale gebruik dat van die wagen wordt gemaakt. Maar niet op de volledige waarde ervan.

Men mag de belastbare grondslag om te beginnen in zekere mate verminderen om rekening te houden met het feit dat ten aanzien van bepaalde uitgaven in het geheel geen BTW gerecupereerd is (verkeersbelasting enzovoort). En vervolgens mag men nog een verhoudingsgewijze beperking doorvoeren om rekening te houden met het feit dat maximaal de helft van de betaalde BTW gerecupereerd is. Het resultaat is, dat in de meeste gevallen iets minder dan de helft van het voordeel van alle aard aan BTW onderworpen zal worden. Tenzij de genieter effectief (in geld) betaalt. Want dan blijft de Administratie bij haar oude standpunt. En moet de BTW aangerekend worden over de volledige prijs.

JAN VAN DYCK

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content