Opkomst en teloorgang

In 1995 schoten cybercafés als paddestoelen uit de grond. Nu sluiten ze één na één hun deuren. Een cyberboemeltocht, op zoek naar klanten en een nieuw concept.

Ruim drie jaar geleden verschenen de eerste cybercafés in België, eerst in Brussel, later in de rest van het land. Het fenomeen kwam overgewaaid uit Groot-Brittannië, gedragen door de wind van het optimisme rond Internet. Het basisidee was even eenvoudig als aantrekkelijk: in één ruimte een horeca-aanbod (snackbar, café of restaurant) combineren met een infrastructuur die toegang gaf tot het Net en de nieuwe technologieën. De cybercafés waren bemand met het gebruikelijke cafépersoneel, dat voor de inwendige mens zorgde, maar ook met computerexperts die de Webgebruikers konden helpen. In het begin vroegen ze 200 tot 500 frank per uur verbinding, afhankelijk van de ligging en de stad. Ondanks die vrij hoge prijs, hadden de cybercafés succes.

Over het publiek van de cybercafés in ons land bestaat slechts één ernstige studie, uitgevoerd op basis van een enquête die ULB-studenten in de herfst van 1995 hielden. Ook Bernard Dubuisson, een researcher van het Centre de Diffusion des Technologies de l’Information ( Cediti) in Charleroi, werkte eraan mee. Volgens hem “bestond het publiek uit jongeren, vooral studenten, maar ook oudere mensen die over vrije tijd beschikten en zich wilden informeren. Meestal kwamen ze uit welgestelde milieus. Dat was het grote verschil met de Engelse cybers. In Engeland ontstond het fenomeen in een optiek van democratisering van de technologie en was het meer gericht op sociale categorieën die normaal uitgesloten bleven van die nieuwigheden.”

Een andere verrassende ontdekking: de meeste surfers die de cybercafés bezochten, hadden al toegang tot Internet, vaak zelfs gratis (op kantoor of aan de universiteit). “Er waren dus andere redenen,” concludeert Dubuisson. “Ze kwamen voor de snelheid van de verbindingen, het advies, de hulp, maar vooral voor het ludieke aspect, de sfeer, de netwerkspelletjes en de ontmoetingen met mensen met dezelfde interesses.”

Surfers drinken niet

Vandaag zit de klad erin. De cybercafés zijn een uitstervend ras. Vaarwel cafés als King Creole in Brussel, Internet Center Smiley in Mortsel en Cybercafé in Sint-Pieters-Leeuw. Volgens de jongste lijst op de site van het Luikse cybercafé Le pot au lait (http://www.potaulait.be), blijven er in België slechts 90 cybercafés over: zeventien in de twee provincies Brabant en Brussel, veertien in Oost-Vlaanderen (Aalst, Gent, Sint-Niklaas), dertien in Henegouwen, twaalf in de provincie Antwerpen (waarvan zes in de stad), tien in West-Vlaanderen (Brugge, Oostende, Blankenberge, Ieper), negen in Luik, acht in Limburg, vijf in Luxemburg en twee in Namen.

In Brussel heeft ongeveer de helft van de twintig cybercafés die een jaar geleden nog bestonden, de deuren gesloten. De overlevenden hebben zich soms grondig moeten aanpassen. Volgens Didier Vincentelli van Install 2 “kwamen de mensen kijken wat Internet was. Ze hebben het vlug begrepen, leerden wat ze moesten weten en kwamen niet meer terug.” Dat is één van de grote problemen: het publiek van cybercafés is niet gebonden aan een plaats. Waarom ook nog naar het cybercafé gaan als je zelf een pc, modem en goede toegangsleverancier hebt?

“De mode is voorbij. Er is geen enkele reden meer waarom de mensen zich niet thuis rechtstreeks aansluiten,” vindt Jean-Marie Aerts van Po Boy-Heysel, dat op 1 januari 1999 na drie jaar bestaan zijn cyberhoek sloot. De magie is verbroken. De televisie maakte een gelijkaardige evolutie mee: in het prille begin verdrongen alle gezinsleden en de buren zich voor het scherm, maar later had iedereen zijn toestel.

De cybercafés vonden niet altijd de klanten op wie ze hadden gehoopt. Zo trok L’Amour Fou, een bekend café aan de Steenweg op Elsene, dat in augustus 1995 het eerste Brusselse cybercafé werd, aanvankelijk de grote massa door een zaal met acht computers ter beschikking te stellen van de vzw Cyberbar. “Het werd een speelzaal,” getuigt een kelner. “Het publiek, allemaal jongeren die voor het scherm zaten zonder iets te verbruiken, was voor ons niet interessant.” Het experiment werd in maart 1997 stopgezet, ook omdat inmiddels aan de Naamse Poort het CyberTheatre was opengegaan, een concurrent die gratis verbinding aanbood.

Bovendien vergt het opstarten van een cybercafé een aanzienlijke investering in techniek en personeel. Men moet computers installeren en onderhouden, de klanten bijspringen en vastgelopen machines weer opstarten. Sommige uitbaters konden de kosten verzachten door in zee te gaan met een provider, een leverancier van Internet-toegang. De Cyber Vidéo Bar Zone 51 werd zelfs een erkende verkoper van Euronet-abonnementen.

Vele zaken hebben door schade en schande geleerd dat het niet volstaat in een hoekje enkele computers te installeren om een café opnieuw te doen draaien. Sommige ervaren dat ze het over een andere boeg moeten gooien, zoals Balmoral, een milkbar in Amerikaanse stijl. Zegt eigenares Pascale Nihoul: “We kregen zoveel surfers over de vloer, dat we onze andere klanten moesten verwaarlozen. Elke Internet-klant wou dat we ons een kwartier of langer met hem bezighielden. Dat werd onmogelijk. We hebben het Net liever laten vallen tot we kunnen uitbreiden.”

Internet-avonden

Sommige cybercafés floreren nog altijd. Luik heeft Le pot au lait. Dit bekende café, dat in 1979 zijn deuren opende, trekt een ruim publiek van 17 tot 35 jaar aan. Het valt in de smaak met zijn interieur, zijn kaart met bijna 150 dranken, barbecues en filmvoorstellingen. Sinds 1995 is het ook een cybercafé, waar je zelfs tegen een vast bedrag een levenslang e-mailadres kan krijgen en elke dag vijftien minuten lang kosteloos het Net kan gebruiken.

Wie wil overleven, moet de aangeboden diensten diversifiëren. “Internet is niet de basis van mijn omzet,” vertelt Abdel Daali, sinds november 1997 eigenaar van de Cyber Vidéo Bar Zone 51 in Ukkel. “De klanten komen niet alleen voor het Web, het is gewoon een pluspunt. Ik baat een café uit. Je kunt er drinken en eten, we hebben videospelletjes en een twintigtal pc’s. Ik organiseer gratis Internet-avonden en kan rekenen op een groep surfers die regelmatig langs komt. Die combinatie maakt de zaak leefbaar.” Ook Cyber Movies voerde een geslaagde diversifiëring door. Het is nu een mix van videotheek, nachtwinkel en cybercafé.

Vult Bernard Dubuisson aan: “De cyberactiviteit op zich is weinig rendabel, wat ook komt omdat de klanten méér willen dan alleen maar surfen. Het cyberconcept is niet a priori fout, maar de klanten vinden het niet genoeg. Ze willen iets creëren, iets bijleren, de software onder de knie krijgen, iets produceren. Ze willen actief zijn.” Dit is alvast de logica van het CyberTheatre, dat in mei 1997 van start ging in de lokalen van de voormalige Brusselse bioscoop Avenue. Bestuurder Dirk Deblick: “We wilden een zaal openen die in het teken stond van het beeld en van Internet met drie zwaartepunten: toegang krijgen tot de cyberwereld, met computers en onze site, de instrumenten voorstellen en aanleren, en actief zijn op het Net door een eigen pagina te maken. We stellen verscheidene Webdiensten voor die je in andere cybercafés niet vindt, zoals digitale cybercamera’s, scanners of een grafische service met grote printers.” De zaak, die wordt uitgebaat door Global Theatre Network ( GTN), werd razendsnel enorm trendy. Dit levende laboratorium van de nieuwe technologieën kan zijn grote commerciële ambities steeds moeilijker verbergen. Hoewel er nog altijd elke maand een twintigtal kosteloze evenementen worden georganiseerd, zoals concerten en filmvoorstellingen, is winst maken wel degelijk de bedoeling. Het CyberTheatre evolueert en richt zich steeds meer op bedrijven, terwijl het aanvankelijk de bedoeling was de drempel van de digitale wereld voor het grote publiek te verlagen en een positieve houding aan te moedigen. Vandaag ontvangt deze tot in de puntjes geëquipeerde multimedia-productiestudio meer en meer videoconferenties, seminaries, opleidingssessies en educatieve programma’s. Het ultramoderne platform met zijn veelzijdige uitrusting dient ook als uitstalkast voor de producten en programma’s van moederbedrijf GTN, dat plannen heeft voor de opening van filialen in Londen, Parijs en zelfs de Verenigde Staten. Zegt Deblick: “Het CyberTheatre van Brussel zal niet meer geïsoleerd zijn. Via onze krachtige site (http://www.nirvanet.com) zal het in verbinding staan met onze tegenhangers in het buitenland, die allemaal via het Net gekoppeld worden – want Nirvanet is de Europese leider van de live-uitzendingen op Internet.” Virtueel wordt commercieel.

FABIEN VAN EECKHAUT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content