Op zoek naar schone lucht

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

In Buenos Aires werken de Verenigde Naties aan maatregelen om de lucht weer schoon te krijgen. België hield zich totnogtoe afzijdig op dat gebied. Daarom wil de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling een Kyoto-beleid, naar analogie met de Maastricht-norm. Kan zoiets? En is dit überhaupt zinvol?

Morgen, 13 november, beëindigen de Verenigde Naties ( VN) hun derde klimaatconferentie in het Argentijnse Buenos Aires (wat letterlijk ‘goede lucht’ betekent). Elf dagen lang zochten regeringsvertegenwoordigers en internationale specialisten naar flexibele instrumenten om het broeikasprobleem op te lossen en de lucht opnieuw schoon te krijgen.

België van zijn kant heeft tot op heden nog maar weinig aan duurzame ontwikkeling gedaan. Een versnipperd beleid en een manifest gebrek aan politieke wil waren daarvan de oorzaken. Gevolg: tussen 1990 en 1996 steeg de CO2-uitstoot in ons land – ondanks alle beloftes op de klimaatconferentie van Rio de Janeiro in 1992 – met 10%. Misschien komt er beterschap, nu ambassadeur Alex Reyn op 29 april 1998 het protocol van Kyoto ratificeerde. Deze overeenkomst bepaalt dat de CO2-uitstoot tegen 2008-1012 met gemiddeld 5,2% moet verminderen. De VN stelt dat ons land zijn uitstoot tegenover 1990 met 7,5% moet afbouwen. In de praktijk betekent dit een daling van 25% tot 30% tegenover vandaag.

Behalve een mooie wet om het probleem aan te pakken, kijkt de overheid echter de kat uit de boom. De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling ( FRDO) bracht in opdracht van staatssecretaris voor Leefmilieu Jan Peeters (SP) een uitgebreid advies uit over de wijze waarop België de Kyoto-doelstellingen moet halen; en tegen eind 1998 stelt het Planbureau een rapport op met een inventaris. Toch blijft het de vraag of de regering ooit een doortastend beleid zal voeren. Hoeft ook niet, zeggen het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) en andere conservatieve krachten in onze samenleving (zie kader: De machtsgreep van de VN). Zolang de Verenigde Staten en Japan het Kyoto-protocol niet ratificeren, zal het dode letter blijven.

Na de Maastricht-norm, de Kyoto-norm

Net als de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso) pleit de FRDO voor een concreet actieplan om de uitstoot van broeikasgassen in ons land te verminderen. De adviesraad dringt ook aan op een geïntegreerd overheidsbeleid.

“Na de realisatie van de Maastricht-norm, moet de Kyoto-norm de grote doelstelling van de volgende regering worden,” zegt Jean-Pascal Van Ypersele, professor Klimaatkunde aan de UCL en voorzitter van de FRDO-werkgroep Energie en Klimaat. “Het huidige programma, opgesteld in 1994, werd nooit uitgevoerd. In plaats van de CO2-uitstoot tegen de eeuwwisseling met 5% te verminderen (niveau 1990), zal de vervuiling bij ongewijzigd beleid met 24% toenemen. De regering moet lessen trekken uit het verleden en het roer omgooien. Trouwens, alle geïndustrialiseerde landen zullen tegen 2050 hun emissies met 50% moeten verlagen om een antropogene (door de mens veroorzaakte) verstoring van het klimaat te voorkomen.”

Eind vorige maand

stelde de FRDO – samengesteld uit vertegenwoordigers van de academische wereld, de milieubeweging en de sociale partners – een vijftigtal maatregelen voor om de Kyoto-doelstellingen te halen. In grote lijnen waren de deelnemers het met elkaar eens: liberaliseren van de elektriciteitsmarkt zodat iedereen toegang krijgt tot “groene stroom”, stimuleren van alternatieve vervoersmodi en low energy-gebouwen (onder meer zonder energieverspillende airconditioning), vrijwillige akkoorden met de bedrijfssectoren om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen.

Alleen op het vlak van de energieprijs werd een verdeeld advies gegeven. Dirk Van Evercooren, economisch adviseur van de ABVV-studiedienst: “De betrokken partijen zijn het erover eens dat het huidige, lage prijsniveau van elektriciteit ( nvdr – waarbij geen rekening wordt gehouden met milieukosten) het rationeel energiegebruik (REG) niet aanmoedigt. Daarom verdedigen zij economisch-fiscale instrumenten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.” De meerderheid binnen de FRDO pleit voor de invoering van een energiebelasting, die ten goede komt aan het milieu en bijkomende jobs creëert (het zogenaamde dubbel dividend). Wel stelt de raad enkele randvoorwaarden:

de opbrengst van de belasting moet dienen om de sociale lastenverlaging te financieren;

het REG-beleid moet worden gestimuleerd;

alternatieve productiewijzen moeten worden bevorderd;

een voorafgaande effectenstudie moet de modaliteiten vastleggen om de maatregel te differentiëren per (sub)sector;

de operatie dient bij voorkeur binnen een Europese context te geschieden.

Discussie over de energiebelasting

Hoewel er unanimiteit leek te ontstaan, keurde het VBO uiteindelijk dit standpunt niet goed uit vrees dat ons land aan concurrentiekracht zou inboeten. Volgens de werkgevers leveren de bedrijven, die slechts voor 22,4% verantwoordelijk zijn voor de totale CO2-uitstoot in ons land ( nvdr – de energieproducenten nemen 28,4% voor hun rekening), al voldoende inspanningen om het broeikaseffect te vermijden.

Baudouin Velge, directeur van het economisch departement van het VBO: “Tussen 1990 en 1996 daalde het energieverbruik per geproduceerde eenheid spontaan met 4,2% (en zelfs met 21,1% sinds 1973). In plaats van een extra belasting te heffen, zou de regering – zoals in Nederland – beter vrijwillige overeenkomsten afsluiten met de bedrijfssectoren. Indien de betrokken partijen hun afspraken niet nakomen, kan achteraf een boete worden opgelegd. Zo zullen onze noorderburen tegen de eeuwwisseling hun industrieel energieverbruik per product met 20% verminderen tegenover 1989.” In tegenstelling tot enkele jaren geleden (zie Trends, 10 juni 1993) gelooft het VBO nu wel in verhandelbare emissierechten (certificaten met een maximale uitstoot van broeikasgassen). Daarnaast vraagt het patronaat aan de regering om een gunstiger klimaat te scheppen voor investeringen, om warmtekrachtkoppeling (WKK) te promoten en een energieboekhouding voor de bedrijven te implementeren.

Opmerkelijk is

dat de Boerenbond en de organisatie voor zelfstandige ondernemers NCMV zich samen met de vakbonden en de andere niet-gouvernementele organisaties wél achter de idee van een CO2-taks konden scharen. Naar analogie met de Nederlandse en Duitse regeringsplannen plaatst Kris Peeters, secretaris-generaal van het NCMV, het debat in de vergroening van de fiscaliteit: “Nu wegen er te zware lasten op arbeid, terwijl natuurlijke rijkdommen als productiefactor nagenoeg onbelast zijn. Daarom staan wij achter een dergelijke tax shift, die de loonkosten verlaagt en de bedrijven aanzet tot technologische innovatie. De inkomsten van de energiebelasting mogen echter niet worden gebruikt om de Europese Unie te financieren of de staatsschuld te delgen.”

Kosten-batenanalyse

CVP-energiespecialist Robert Vandenplas dringt aan op een coherente en kosteneffectieve beleidsstrategie, gebaseerd op berekende scenario’s: “Behalve hindernissen van institutionele aard, vormen de financiële beperkingen één van de belangrijkste knelpunten voor de realisatie van het Kyoto-protocol. Economische studies schatten de kosten voor de geplande reductie van broeikasemissies tussen 0 en 200 dollar per ton. Nederland en de Verenigde Staten werkten ter zake al concrete scenario’s uit, België niet.” De CVP dringt aan op meer coördinatie tussen de verschillende onderzoeksprojecten. Hardop wordt gedacht aan een Task Force op het niveau van de eerste minister in plaats van het Planbureau, dat nu het thema monopoliseert. Volgens critici wordt deze instelling gedomineerd door PS-figuren (zoals Nadine Houzée), die een realistisch beleid afremmen om de traditioneel energie-intensieve sectoren in Wallonië te beschermen tegen al te ingrijpende inspanningen.

ERIC POMPEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content