OP TWEE OF VIER WIELEN ?

Volledige aftrek uitgebreid

In Nederland is men zeer fiscaal-minded. En rijdt men ook veel met de fiets. Dus stond het in de sterren geschreven dat in Nederland ook veel te doen zou zijn over de fiscale aspecten van het fietsgebruik.

Dat is inderdaad het geval. In Nederland is tegenwoordig zelfs een heuse fiscale fietsregeling van kracht. Op grond van die regeling kan een werkgever die een fiets aan zijn werknemers ter beschikking stelt voor het woon-werkverkeer, de kosten van deze fiets in een keer in aftrek brengen. Voorwaarde is dat de kostprijs van de fiets minder dan duizend gulden bedraagt. De werkgever kan de kosten van de fiets in drie keer aftrekken als het om een duurder exemplaar gaat. De regeling heeft het voorts over de vraag hoeveel voordeel van alle aard moet worden bijgeteld bij het loon van de werknemer, als die een fiets van zijn werkgever geschonken krijgt voor het woon-werkverkeer. En wat er moet gebeuren als de werknemer de geschonken of ter beschikking gestelde fiets wegens het gure weer niet kan gebruiken, en hij in plaats daarvan het openbaar vervoer gebruikt. In Nederland is zelfs in detail geregeld wat het fiscaal lot is van het voor deze fietsen gebruikte fietsslot, van de onderhoudsbeurt ervan, enzovoort.

PLAN.

In België rijdt men veel minder met de fiets. En dus bestaat er ook geen bijzondere fiscale regeling inzake de fiets die gebruikt wordt in het woon-werkverkeer. De Belgische minister van Financiën is duidelijk ook niet van plan om daar iets aan te wijzigen. In antwoord op enkele parlementaire vragen terzake heeft hij zonder meer te verstaan gegeven dat hij niet gelooft in het stimulerend karakter van een speciale fiscale regeling op dit gebied. Anders gezegd, de Belgen zijn niet fiets-minded. En zullen dat niet worden, ook niet als ten aanzien van het fietsgebruik specifieke maatregelen genomen zouden worden. Voor een gedragsverandering is er meer nodig. De minister laat verstaan dat eventuele fiscale maatregelen slechts zin hebben als ze gepaard gaan met een luik dat betrekking heeft op de infrastructuur. In normale mensentaal : zolang er zoals in Nederland geen goed uitgebouwd fietspadennet bestaat, zal er op het gebied van het (schaarse) gebruik van de fiets niet veel veranderen. En de fiscaliteit kan daar weinig aan verhelpen.

ALGEMEEN.

Wil dit zeggen dat de kosten van een fiets in België fiscaal niet in rekening kunnen worden gebracht ? Vanzelfsprekend niet. Er is alleen geen specifieke regeling voorhanden. De fietskosten volgen dus de algemene principes die op beroepskosten van toepassing zijn. Die houden in dat de kosten van een fiets als beroepskost aftrekbaar zijn, zodra men kan bewijzen dat die kosten gedaan of gedragen zijn om belastbare beroepsinkomsten te verkrijgen of te behouden.

Anders dan de kosten van het gebruik van een personenwagen, zijn de fietskosten overigens niet aan enige beperking onderworpen. Niet aan de algemene beperking tot 75 % waaraan autokosten in de regel onderworpen zijn ; en ook niet aan de bijzondere beperking van 6 frank per kilometer ten aanzien van autokosten van het woon-werkverkeer. Fietskosten zijn voor het beroepsmatig gedeelte ervan volledig aftrekbaar. Op voorwaarde dat de betrokkene zijn werkelijke beroepskosten bewijst. Doet hij dat niet, dan worden de kosten ervan geacht begrepen te zijn in het kostenforfait. Bedoeld is de forfaitaire kostenaftrek waarop werknemers, bestuurders, werkende vennoten en beoefenaars van vrije beroepen recht hebben.

TUSSENKOMST.

En wat als een werkgever aan zijn werknemer een vergoeding betaalt voor het gebruik van een fiets in het woon-werkverkeer ? Het gaat dan om een tussenkomst in de verplaatsingskosten van het woon-werkverkeer. Wat maakt dat deze tussenkomst tot beloop van 5000 frank per jaar fiscaal vrijstelbaar is, althans voor zover de betrokken werknemer zijn werkelijke kosten niet bewijst, en hij dus een beroep doet op het kostenforfait. Ten aanzien van een werknemer die zijn werkelijke kosten wel bewijst, kan een werkgeverstussenkomst in de kosten van het woon-werkverkeer weliswaar ook tot beloop van een bepaald bedrag vrijstelbaar zijn ; maar dat geldt dan alleen op voorwaarde dat de werknemer regelmatig gebruik maakt van het openbaar vervoer. De fiets is geen openbaar vervoermiddel. En dus geldt de vrijstelling niet.

AUTO.

De Belgen maken voor hun beroepsverplaatsingen weinig gebruik van de fiets. Zij verkiezen nog steeds het metalen strijdros op vier wielen, waarmee ze weliswaar in kilometerlange files trager vooruit komen dan met de fiets, maar waarin ze zich toch zoveel meer thuis voelen. De kosten van al dat glimmend metaal zijn, anders dan bij de fiets, wel aan aftrekbeperkingen onderworpen. Zoals gezegd, geldt voor de kosten van het beroepsgebruik van personenwagens in het algemeen een aftrekbeperking tot 75 %, en in het bijzonder, een beperking tot 6 frank per kilometer voor de verplaatsingen van het woon-werkverkeer.

Die aftrekbeperkingen bedroeven de autogebruikers zeer. En bijgevolg kan een minister van Financiën die ook een beetje aan het eigen imago denkt, niet anders dan in een paar uitzonderingen voorzien. Zo vallen de brandstofkosten niet onder de beperking tot 75 %. En ook de financieringskosten ontsnappen eraan. Idem voor de kosten van een mobilofoon.

De financieringskosten en de kosten van een mobilofoon vallen trouwens ook niet onder de bijzondere beperking tot 6 frank per kilometer voor de autokosten van het woon-werkverkeer. Alle andere autokosten vallen in principe wel onder de aftrekbeperking. Autokosten die gemaakt worden tijdens buitenlandse zakenreizen zijn dus ook in principe geviseerd door de beperking tot 75 %.

En dat is minder logisch dan op het eerste gezicht blijkt. Naast de aftrekbeperking ten aanzien van autokosten bestaat er immers ook een aftrekbeperking ten aanzien van restaurant- en receptiekosten en ten aanzien van kosten van relatiegeschenken. Die kosten zijn slechts voor de helft aftrekbaar. Maar op die aftrekbeperking is van bij het begin in een uitzondering voorzien ten aanzien van de kosten die verband houden met zakenreizen in het buitenland. Die uitzondering staat echter niet in de wettekst te lezen. Maar zij is indertijd door de minister van Financiën toegezegd, en wordt sindsdien ook in de praktijk toegepast. Zij houdt in dat restaurantkosten die gemaakt worden tijdens een zakenreis in het buitenland volledig aftrekbaar blijven. Althans voor zover men kan aantonen dat de reis een duidelijk belang vertoont voor de zaken van de belastingplichtige of voor de zaken van een derde persoon in België wiens belangen hij in het buitenland vertegenwoordigt. Denk aan een advocaat die op missie trekt naar het buitenland om daar ten behoeve van een Belgische opdrachtgever contracten te bespreken. Die onbeperkte aftrekbaarheid geldt ook voor de receptiekosten die met dergelijke reizen verband houden. En ook voor de kosten van relatiegeschenken die in het kader van zo’n reis aan buitenlandse zakenrelaties worden aangeboden.

Vraag is dan waarom de autokosten in verband met dezelfde buitenlandse zakenreizen niet volledig aftrekbaar zouden zijn. En blijkbaar ziet de minister van Financiën nu ook het onlogische daarvan in. Getuige daarvan, zijn antwoord op een recente parlementaire vraag. De tolerante houding ten aanzien van restaurant- en receptiekosten en ten aanzien van kosten van relatiegeschenken die voor buitenlandse zakenreizen worden gemaakt, is indertijd ingegeven geweest door de bezorgdheid om de exportbedrijvigheid van de Belgische ondernemingen niet te schaden. Dezelfde overweging, zo geeft de minister nu toe, kan ook ten aanzien van de autokosten van buitenlandse zakenreizen gelden. Bijgevolg zal voortaan worden aanvaard dat ook die autokosten volledig aftrekbaar zijn. Op voorwaarde dat de belastingplichtige met de nodige documenten bewijst dat de autokosten wel degelijk slaan op een zakenreis in het buitenland.

DETAIL.

Voor het bedrijfsleven is dat uiteraard plezierig meegenomen. Er is alleen maar een kleine maar. De minister wil de bedrijven die gericht zijn op de buitenlandse markten, geen strobreed in de weg leggen. En aanvaardt dus dat voortaan ook de autokosten van zakenreizen in het buitenland fiscaal volledig aftrekbaar zijn. Maar waarom wordt die terechte bekommernis dan niet in de tekst van de wet vertaald ? Men kan daarbij opmerken dat de volledige aftrekbaarheid van restaurant- en receptiekosten en van de kosten van relatiegeschenken die verband houden met buitenlandse zakenreizen ook niet in de wet zelf vermeld staat.

Maar ware het dan niet beter heel deze problematiek eens en voorgoed in de wet zelf te regelen, in plaats van een onwettige uitzondering, nog verder op onwettige wijze uit te breiden ? Voor de praktijkmensen kan dit een onbenullig detail lijken. Maar het is misschien wel belangrijker dan men denkt. Een door de minister toegestane afwijking die niet in de tekst van de wet voorkomt, is immers niet of zeer moeilijk in rechte afdwingbaar. Het blijft een Sinterklaasgeschenk.

JAN VAN DYCK

Jan Van Dyck is fiscalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content