Oogkleppen af

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

De nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel, wil opnieuw een actief Afrika-beleid. Dan zal België het wel over een heel andere boeg moeten gooien.

Over de uitgangspunten van een nieuw Afrika-beleid kunnen we beter geen illusies hebben. “Het is absoluut niet evident dat de wijze waarop de machtsuitoefening in Congo vorm krijgt, zou verschillen van de manier waarop dat in het Zaïre van Mobutu het geval was.” De ontnuchterende vaststelling is van UCL-professor Jean-Claude Willame. We bekijken de situatie in Congo en in het getraumatiseerde gebied van de Grote Meren dus best zonder franjes. Voordat het Parlement weer aan zelfbegoocheling en zelfoverschatting gaat doen wanneer de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel(PRL), zal uitleggen hoe hij ” in een bloedend Centraal-Afrika” België opnieuw een actieve rol wil toebedelen. Nochtans is bovenop de politieke instabiliteit in de regio en de juridische onzekerheid voor de zakenwereld, een terugkeer naar Afrika, cru uitgedrukt, niet nodig voor de centen. Althans niet op de korte termijn (zie kader Congo in de 21ste eeuw?).

1. Belgische bedrijven

Belgische ondernemers kozen eieren voor hun geld. Interbrew verkocht begin jaren tachtig zijn Katangese brouwerijen en bouwt een bierimperium van Canada over Siberië tot Korea; Union Minière ruilde zijn glorieuze verleden in Katanga voor futuristische nanotechnologie van de VS tot China en Japan; bouwgroep Besix verlegde zijn zwaartepunt naar de Arabische Golf en Midden-Europa; zelfs de Congoboten van CMB werpen niet langer het anker uit in Matadi.

Ook zonder een actief Afrika-beleid zal Antwerpen jaarlijks 800 miljoen dollar aan diamant uit Centraal-Afrika aanzuigen. En vanuit de Waalse wapenindustrie vertrekt een lucratieve stroom in de omgekeerde richting. De Katangese ondergrond bevat meer dan de helft van de wereldreserves aan kobalt, maar voor het ophoesten van de honderden miljoenen dollars die nodig zijn om een efficiënte ontginning door de mijnmaatschappij Gécamines mogelijk te maken, zijn we geen partij (Union Minière kan hoogstens een voet tussen de deur houden). De strategische ertsen uit het oosten van Congo geraken in de greep van duistere trafieken waar eerbare ondernemers hun handen van afhouden. Waarom zouden we onze handen niet geheel afhouden van Congo en zijn uitzichtloze buurstaatjes, Rwanda en Burundi?

2. Operatie exodus

De mythe van de koloniale old boys-netwerken is taai, maar niet meer dan dat. Er zijn in de regio nog nauwelijks 3000 Belgen (waarvan de helft religieuzen) en geen dertig Belgische bedrijven – tegen 466 vóór de grootschalige plunderingen van 1991 en 1993 in Zaïre. Louis Michels voorgangers, de Vlaamse socialisten Willy Claes en Erik Derycke, wilden niets liever dan de hinderlijke landgenoten uit Congo/Zaïre zien opstappen. Het onder druk zetten van bedrijfsleiders om Zaïre te verlaten, heeft er midden de jaren negentig toe bijgedragen dat de laatste pijlers onder de economie van het land werden weggekegeld.

Ziet de Francophonie met een Franstalige Buitenlandminister haar kans nu schoon nadat de Vlaamse parochialen op Buitenlandse Zaken ons venster op de wereld dichtklapten? De Vlamingen hebben met Congo/Zaïre altijd een verkrampte verhouding gehad. De kolonie was veeleer een pré carré van een Belgische francofone elite. De Zaïrese toplaag hield aan die gespletenheid frustraties over.

3. Elites

Anders dan Franse of Britse gekoloniseerden, waren Congolezen uitsluitend op België aangewezen. De Congolese/Zaïrese elite zat opgesloten in de wederzijdse provinciale verhouding van verknochtheid én tegelijk ergernis. Het leidde tot emotionele zigzagrelaties die de Belgische media onlesbare infotainment aanreikten ten tijde van Mobutu. Maar de Zaïrese elite begon zich toen reeds meer op Parijs en op de regionale mogendheid Zuid-Afrika te richten dan op het “onbeduidende” België.

De nu nog meer nationalistische machthebbers in Congo zullen zich, na eventuele wittebroodsweken, minder dan ooit de les laten lezen. Erik Derycke noemde die “afrikanisering van de verantwoordelijkheden een schitterende evolutie”, maar begreep de onderliggende betekenis niet.

In de toplaag van Kinshasa worden pionnen verschoven zoals onder Mobutu en in de oppositierangen is het niet anders: het is een spel van communicerende vaten en tijdelijke allianties. Politieke figuren met een vaak stevige intellectuele bagage eisen een leidersrol op voor zichzelf rond pseudopartijtjes zonder een uitgewerkt politiek programma om het land uit het moeras te halen.

Er bestaat in Afrika weinig traditie van relatief stabiele (natie)staten, dus ook geen concept van burgerschap. Het samenvallen van de globalisering met het dieptepunt van de industriële ineenstorting en het verval van het (koloniale) staatsapparaat, doet sommigen besluiten dat machthebbers zich toespitsen op de controle over de grondstoffenhandel.

Meer optimistische Africa-watchers zien lokale krachten geleidelijk eigen evenwichten smeden. Bij deze stelling aansluitend, schrijft de Indiër Rajni Kothari in zijn boek “Poverty, Human consciousness and the Amnesia of Development”: “Omdat ze niet de tijd hadden om institutionele evenwichten en externe buffers als in het Westen te bouwen, hebben onze elites elke zin verloren voor rechtvaardigheid, voor de geschiedenis en de cultuur en van verantwoordelijkheid ten aanzien van de bevolking.” Hiermee de emerging class ethos typerend waar het Westen gemakshalve blind voor is.

4. Humanitair?

Overweegt de regering- Verhofstadt een terugkeer naar Afrika op louter humanitaire gronden? Ontroerd door de tragische noodkreet van twee jongens uit Guinee, die dood aangetroffen werden in het landingsgestel van een Sabena-vliegtuig, richtte Louis Michel een oproep tot zijn Europese collega’s om een Stabilisatiepact voor Centraal-Afrika uit te tekenen; België zou daarbij zijn Afrika-expertise kunnen doen gelden. De ngo’s (niet gouvernementele organisaties) staan vierkant achter deze beweegreden. Maar is emo-politiek als drijfveer een soliede basis voor een nieuwe betrokkenheid bij Afrika?

5. Wetstraat

Hoogstwaarschijnlijk zal humanitaire bewogenheid de hoofdtoon worden in de komende Afrika-debatten in de Kamer – voorspelbaar in dezelfde lijn als de recente oproep uit Oslo van vier Europese ministers van Internationale Samenwerking onder de hoofding If we are serious, we do something about poverty.

De klassieke thema’s zullen niet ontbreken: corruptie uitroeien, de 0,7%-norm respecteren, het Internationaal Muntfonds (IMF) een meer sociale dimensie geven, de schulden aan de Club van Parijs uitwissen en good governance afdwingen.

“Praatjes vanop de luchtgekoelde veranda,” noemt antropoloog Emmanuel Terray het vrijblijvend discours uit de westerse hoofdsteden over mensenrechten en democratie. Het begrijpen van signalen die Afrika uitstuurt, vergt inzicht in een complexiteit die oneliners over de good en de bad guys in de media en op de politieke tribune overstijgt. Het aantal parlementsleden dat het Afrika-dossier beheerst, laat staan de socio-culturele subtiliteiten ervan begrijpt, is op één hand te tellen.

6. Neo-missionering

Om te begrijpen hoe Afrika moeizaam zijn plaats zoekt in de globalisering van de jaren negentig, is meer nodig dan een nieuwe missioneringsdrang: zelfs Erik Derycke bleef de democratie naar het duistere continent uitdragen, zoals anderen voordien de beschaving en het christendom. Maar wie de Reisgids voor Belgisch Kongo en Ruanda Urundi (editie 1952) doorbladert met zijn 814 bladzijden routebeschrijvingen, vaarwegen, spoorwegen, bruggen, hotels, fabrieken, plantages, scholen, onderzoekscentra en hospitalen, haalt zich vandaag enkel een visioen voor de geest: dié beschaving en dát christendom zijn vervluchtigd. Zoals de 150 miljard frank Belgische ontwikkelingsgelden en, dichterbij, de kortstondige euforie omtrent “een generatie nieuwe Afrika-leiders” – op weg naar meer democratie – tijdens de mediatieke opmars van Kabila in het voorjaar van 1997.

Het debacle van Afrika begon al in de jaren zestig. De meeste sub-sahariaanse landen hebben vandaag een lager per capita-inkomen dan in 1970. Hele bibliotheken puilen uit van vier decennia analyses, diagnoses, doen– en doem-scenario’s van hetzelfde if we are serious-gehalte als de te verwachten Afrika-debatten na de zomer.

Wat nieuw is – of juister, een bijkomende stap in het verval van Afrika – is de diepere boodschap van de twee jonge Sabena-verstekelingen. Hun brief is, op hun manier, een echo van leeftijdsgenoten die gewapend met kalasjnikovs en AK 47‘s Sierra Leone terroriseren, Soweto of het noorden van Uganda. En in toenemende mate ook Oost-Congo.

7. Afrikaanse jeugd

De helft van de bevolking is jonger dan 18 jaar. Die jongeren zijn losgeslagen en radeloos, want werkloos, en dat drijft hen tot revolte tegen de ouderen. Omdat de verdelingsmechanismen – door de toenemende schaarste – niet meer functioneren.

Maï-maï-milities en andere kadogo‘s of Kabila’s kindsoldaten zijn een voor Congo/Zaïre nieuw verschijnsel dat uitbreidt met het “oprukkend oerwoud, waarin sinds augustus 1998 epidemieën en hongersnood meer slachtoffers hebben gemaakt dan de slachtpartijen en de gevechten” ( Knack van 4 augustus 1999). We kunnen daar een traan bij wegpinken. Maar een kritische terugblik is meer op zijn plaats.

“We moeten andere procedures en mechanismen uitdenken voor onze solidariteitsprincipes dan een Afrika-beleid dat feitelijk op een goedkope manier onszelf bevredigt,” zegt Jean-Claude Willame. “Maar diepgaande analyses zijn niet besteed aan een navelstaarderige diplomatie met haar benepen belgo-politieke spelletjes.”

Terugblikkend op het Afrika-beleid van de voorbije jaren, zegt Gauthier de Villers, directeur van het Afrika Instituut in Tervuren: “België mikte naïefweg op een politieke omwenteling in Zaïre; of heeft voor het gemak gedaan alsof het daarin geloofde. Maar het loslaten van het mobutisme en post-koloniale gewoonten, kon niet anders dan een lange en lastige bevalling worden.” Willame en de Villers zijn twee witte raven die omzeggens alleen de Belgische Afrika-expertise schragen (zie kader Onze Schande).

8. Terugblik

Dat Brussel actiever wil optreden in een, dixit Louis Michel, “bloedend Centraal-Afrika” en de Verenigde Naties België vragen mee te werken aan een internationale vredesmacht in Congo, heeft een bijzonder perverse bijklank:

algemeen wordt erkend dat de Belgische beslissing om op 10 april 1994 onze blauwhelmen abrupt uit Rwanda weg te trekken, de hele regio aan het schuiven bracht;

als Congo verkankert, is dat mede door wellicht welgemeende, maar nefaste beleidsopties van Brussel waar op basis van een volstrekt vertekend beeld van de werkelijkheid te werk is gegaan. Of nog erger, waar de realiteit verkracht werd met constructies die de eigen onkunde moesten verdoezelen: zo werden de incidenten op de campus van Lubumbashi in mei 1990 tot “een bloedbad” opgefokt enkel en alleen om een totale breuk met Zaïre te rechtvaardigen.

Als niet wishful thinking, maar terreinkennis het beleid had bepaald, hadden Brussel en Washington zichzelf – en vooral de Congolezen – het bloedige intermezzo van de rebellie tegen Kabila kunnen besparen. Afrikanen houden immers zelfs in het heetst van de strijd de dialoog open. Partijen die in mei 1997 bereid waren te verbroederen (maar daar van afzagen toen Washington onverhoeds voor Kabila koos) zouden dat vroeg of laat weer gedaan hebben. Maar intussen kan de kanker in de regio al zodanig uitgezaaid zijn, dat de basis aangetast is.

9. Gezonde basis

Terwijl de politieke agitatie midden de jaren negentig Kinshasa overspoelde, met goede en kwade gevolgen, oversteeg het volk van Zaïre de pathologie van de elites. De bevolking baande zich in de informele economie een eigen weg en wakkerde in de eigen rangen politieke responsabilisering aan. Die emancipatiebeweging aan de basis heeft een opmerkelijke immuniteit gekweekt tegen de demonen van het gevreesde tribalisme.

Maar die demonen dreigen onder de druk vanuit het Oosten weer de kop op te steken. Langzaam wordt ook de informele samenlevingsopbouw gewurgd door een schizofrene leider wiens wereldvisie in de jaren zestig is blijven steken: Kabila heeft de democratiseringstendensen uit de laatste jaren van het zieltogende mobutisme nooit gekend of onderkend. Het Westen overigens ook niet.

10. Wat nu?

In het Congo van Kabila krijgt minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel ongeveer met dezelfde gesprekspartners en toestanden te maken als in het Zaïre van Mobutu. Met dat verschil, dat de kaarten voor een dialoog met Kinshasa en een democratisering in Congo vandaag moeilijker liggen dan in de nadagen van het Mobututijdperk. Over de hoofden heen van de machthebbers in Kinshasa echter uitsluitend met ngo’s willen samenwerken, is in de betrekkingen met een soeverein land om moeilijkheden vragen.

Men kan desondanks naar Kinshasa trekken – of naar Kigali en Bujumbura – om met de sussende woorden dat Afrika nu eenmaal anders is, een nieuw hoofdstuk te beginnen en in de kortste tijd de media op het thuisfront tropisch spektakel bezorgen.

Men kan de blik afwenden en de hete aardappel doorschuiven naar Europa, dat qua Afrika-beleid nog verder van huis is.

Men kan cynisch gaan schuilen achter de slogan Afrika aan de Afrikanen of oproepen tot een herkolonisering – wat ten slotte twee kanten zijn van eenzelfde medaille: het onvermogen om te bouwen aan een Afrika mét de Afrikanen.

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content