Ondernemers bezetten universiteit

Een zaterdag, onder een stralende lentezon. Tweehonderd ondernemers, profs en assistenten staken zich in hun nette pak voor een experiment in Leuven. KMO’ers braken binnen in de ivoren toren. De Eerste Dag van het Ondernemerschap krijgt een opvolger. De KU-Leuven bestudeert de start van een ondernemersschool.

André Oosterlinck van de KU-Leuven is ingenieur en rector. Hij startte ondernemingen in de visuele en medische technologie. Onder bedrijfsleiders begint hij niet te transpireren van ongemak. Ook blijft hij stoïcijns bij de valse lachjes van zijn academici die flirten met ondernemers ongepast en kapitalistisch vinden. 1968 is de Oudheid, de mentaliteit van de Oudheid is aan de Vlaamse universiteiten bij de opstandige studenten die assistent en hoogleraar werden en nu geconfronteerd worden met de midlife crisis niet overgewaaid.

André Oosterlinck : “Niet in alle milieus aan de eigen universiteit is de vriendschap voor het ondernemen zeer sterk. Wij moeten hier de boodschap verspreiden dat het ondernemerschap een eerbaar beroep is. De KU-Leuven zal meer doen aan de stimulering van het ondernemen. Vier faculteiten de twee ingenieursfaculteiten, economie en rechten zullen in een eerste fase multidisciplinair samenwerken. De maatschappelijke aanvaarding van het ondernemen moet groeien aan deze Alma Mater. Leuven Research & Development heeft vandaag 120 ondernemingen in portefeuille die gesteund worden met 1 miljard frank onderzoeksgeld, dat zal stijgen. Het aantal universitaire spin-offs moet verdubbelen op 5 jaar. Ondernemers die hier praktijkgetuigenissen brengen, zullen het pessimisme van onze studenten verzachten.” Rector Oosterlinck zette de toon van de Eerste Dag van het Ondernemerschap.

Vlaams minister van Economie Eric Van Rompuy : “Indien in mijn studentenjaren (’68-’71) een Dag van het Ondernemerschap gehouden was, zou er buiten deze gebouwen betoogd zijn. Meer ondernemerschap is nodig en we dienen betere omgevingsfactoren te scheppen. Wij zitten vandaag slechts op 3,5 % van de nieuwe Amerikaanse investeringen in Europa, Nederland op 10 %. Voor de Japanse investeringen in Europa zitten wij op 5 % en Nederland op 10 %. Het ondernemerschap van de managers en de publieke sector moet groeien om dit te keren.”

Cera Bank is de sponsor van de Leerstoel Ondernemerschap, een jonge samenwerking van de KU-Leuven, de Vakgroep Ondernemen van Ekonomika Alumni en Cera Bank. De Cera Bank Leerstoel Ondernemerschap organiseert jaarlijks twee seminaries, gevallenstudies en een Dag van het Ondernemerschap. Ondernemen en ondernemerschap en niet de onderneming als dusdanig vormt het onderwerp van de Leerstoel. Het initiatief groeide bij 3 West-Vlaamse kmo’ers met universitaire achtergrond (zie kader). De professoren Raymond De Bondt, Leo Sleuwaegen en Herman Daems houden de academische inhoud in de gaten. Raymond De Bondt, decaan van de Faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen : “In ondernemerschap zitten veel kansen voor onderzoek die de kwalificatie wetenschappelijk verdienen.”

“De universiteit heeft een drievoudige rol, onderwijs en onderzoek en dienst aan de gemeenschap. We zijn weinig bezig met de ondernemersopleiding en de studie van het reële weefsel van onze economie. In 1983 werd gelachen bij de start van het KMO-Studiecentrum, jongens, dat kon toch niet serieus zijn, zoiets pietepeuterigs. We moeten de studenten niet enkel blootstellen aan een Karel Vinck, maar eveneens aan kmo’ers. Een multi-disciplinaire ondernemersschool is een nuttige vernieuwing. De drempel van de universiteit blijft te hoog, als de kmo’er zelf naar de universiteit teruggaat, is het naar zijn eigen Alma Mater. De universiteit moet binnendringen in de netwerken van de ondernemers,” is de mening van Rik Donckels, hoogleraar KU-Brussel en KU-Leuven, en stichter-voorzitter van het KMO-Studiecentrum.

Johan De Muynck, algemeen voorzitter VEV : “Ik kom uit een ondernemersfamilie, het ondernemen heb ik gedurende 5 jaar ontleerd aan de universiteit en daarna opnieuw geleerd in de praktijk.”

Starter.

Als u dacht dat starters na 3 à 4 jaar de wiegedood voorbij zijn, dan moet u gaan kijken naar de slides van professor Joep Konings, de falingskans klimt na het derde jaar nog steeds, maar zachtjes. De problemen met de cash doen het leeuwendeel van de starters de das om, de cash-crash heeft een domino-effect. In Brussel falen meer beginners, in Wallonië minder en in Vlaanderen nog minder. Bewijst dit dat er betere institutionele factoren zijn in Vlaanderen ? De zaal reageert : “Vlaanderen begint meer in gezonde beroepen, als schrijnwerker, metselaar, garagist. Wallonië heeft minder kmo-cultuur en Brussel is overmoedig, dus heeft meer mislukkingen, maar mogelijk ook meer ondernemingszin.” KMO-advizeurs van Cera, die de tweespraak volgen, nuanceren : “Akkoord, onze mensen ontmoeten in Brussel meer avontuurlijke lui, onderschat ook niet de steun die Wallonië geeft aan zijn kleine ondernemers, die wijkt niet veel af van de steun in Vlaanderen.”

De verhouding van de jobcreatiegraad (de som van alle nieuwe jobs in alle nieuwe ondernemingen, gedeeld door alle bestaande jobs) en de jobvernietigingsgraad danst in België nauw om de cyclische schommelingen en dit in tegenstelling met de VS en het VK, waar zij feller klimt of duikt. Hoe is dit mogelijk ? Doet België meer met interimwerknemers, besteedt het meer uit, voert het vlotter tijdelijke werkloosheid in ? Joep Konings blijft de antwoorden schuldig maar knikt erg tevreden. Workshop 6 van de Eerste Dag van het Ondernemerschap bereikt wat de initiatiefnemers voor ogen hadden : een kruisbestuiving tussen kmo’ers en academici. De ondernemers met het gezond verstand confronteren de studaxen met de computers en de gegevensbestanden.

Als je lijdt aan sinistrose krijg je een opsteker. Assistent Wim Peeters van Workshop 1 : “België was rond 1900 de meest dynamische investeerder in Rusland, net voor Frankrijk en groter dan Duitsland. Eén van de kleinste landen exploreerde één van de grootste. De reden was dat België aan de spits stond van de toenmalige hightechsectoren : mijnbouw, vervoer, metallurgie. Spoorwegmaterieel voor de Transsiberische lijn, waarvan de bouw begon in de jaren negentig van de negentiende eeuw, werd door Belgische dochterbedrijven gebouwd in Rusland. De Belgische ingenieursscholen waren populair bij buitenlanders. België was in die jaren bekend om zijn freestanding companies, ondernemingen van durvers en eenzaten die in eigen land niet doorbraken en zich dan maar elders gingen vestigen. Na ’18 en de naasting van de Belgische bezittingen in Rusland door de bolsjewieken was er een eerste discussie in ons land over de delokalisering.”

Toon Soete van dezelfde Workshop legt de vraag voor : “Vormen de Belgische topondernemers een gesloten kaste ?” Hij vond de gegevens van 6000 bestuurders van de 1000 grootste Belgische ondernemingen in 1960. Deze werden vergeleken met 6000 bestuurders in 1910 en 6000 in 1937. Aan het einde van de negentiende eeuw en in de jaren tussen de twee oorlogen zaten de pieken van de geboorten van de Belgische ondernemingen. De gemiddelde oprichtingsdatum van de ondernemingen van de monstername 1960 was 1912. In 1910 waren 65 % van de bestuurders Belgen en 35 % niet-Belgen ; in 1937 was dat respektievelijk 68 en 32 % en in 1960 78 en 22 procent. Geleidelijk steeg het belang van Brussel als woonplaats van de bestuurders van de top-1000 (38,4 % in 1910, 44,7 % in 1937 en 47,9 % in 1960), Antwerpen verloor opvallend pluimen. 26,2 % van de bestuurders van 1960 waren bestuurder in 1910, 50 % van de bestuurders van 1960 waren dat in 1937.

Groeitheoloog.

Manager van het Jaar ’95 Johan Mussche ( Spector) was de voorzitter van de Eerste Dag van het Ondernemerschap : “Ze noemen mij de groeitheoloog, het creëren van waarde is zeer belangrijk. Een evenwichtstoestand is abnormaal. Je groeit of je krimpt. De politici willen dé werkloosheid oplossen, dat kan je wel meten, daarom kun je ze nog niet verwijderen. Op het microvlak ontstaat de toegevoegde waarde en daaruit ontstaat de tewerkstelling. Het verschil tussen de kostprijs van de arbeid en de opbrengst van de arbeid is de toegevoegde waarde. Het doel van de onderneming is het maximaliseren van die toegevoegde waarde. Als de aandeelhouders té gulzig zijn of de werknemers, de klanten, de overheden of de leveranciers té gulzig, zakt de zaak in mekaar. De ondernemer is er om die tegenstellingen te dirigeren. Een goed rendement voor de aandeelhouders is de sleutel, zij het in evenwicht met de belangen van de stakeholders.”

Spector is de kampioen van de marketing, meer specifiek de relationshipmarketing. Het bedrijf koopt klantenbestanden, slikt databanken. Spector volgt miljoenen klanten en hun kooppatronen. “Met verbazingwekkende nauwkeurigheid kunnen we daaruit voorspellingen halen,” getuigt Johan Mussche. “Op de lange cyclus extrapoleren we wat we weten en we rekenen terug naar vandaag in verband met beslissingen om te investeren, in het buitenland te expanderen, aan te werven. Richt u op het echte gedrag, observeer het, en breek u niet te veel het hoofd over het waarom. De meeste bedrijven hebben een inside-out-oriëntering, Spector heeft een outside-in-oriëntering. Wij dringen ons niet op, wij kijken wat buiten gebeurt en integreren dat in onze ontwikkeling.”

De huidige organisatie van de Europese economie is arbeidsplaatsenvernietigend, volgens Johan Mussche. In de VS worden jobs even snel geschapen als ze hier vernietigd worden. Europa moet het verbruik belasten, ook de importproducten worden zo betrokken in het systeem. Last but not least, zegt Mussche : “Het Toekomstcontract geeft geen antwoord op het creëren van toegevoegde waarde. Het is alsof men een aspirientje geeft aan iemand die erg ziek is, en die bij verdergaande klachten opnieuw als antwoord krijgt, hier is een aspirientje. In het Toekomstcontract zit een louter macro-economische attitude.”

FRANS CROLS

KMO’ERS BINNEN DE BURCHT DER WETENSCHAP Dag van het Ondernemerschap wordt een traditie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content