OLA-DELE KUKU

Hij woont in hartje Brussel. “I need the dirt. I need the noise. Het is de enige chaos die ik verdragen kan. Van alle andere wanorde word ik gek.” Ola-dele Kuku heeft structuur nodig. En architectuur, neen, leegte die de mens nietig maakt…

Het is nog vroeg als ik bij hem aanbel, zo rond negen uur ergens halfweg de Anderlechtsesteenweg, hartje Brussel. Maakt niet uit bij welk treinstation je uitstapt, had hij me verteld. “Zuid, Centraal of Noord. Ze liggen alledrie op loopafstand bij me vandaan. Ik woon in het centrum van het centrum. En dat is geen toeval”. De drukte valt mee; of beter gezegd; valt tegen. Behalve enkele gemeentearbeiders die ijverig hele hopen felgekleurde herfstbladeren uit de goten borstelen; en behalve dat handvol Turkse en Marokkaanse winkeliers die hun al even kleurrijke groente- en fruitwaren uitstallen; is er in de straat nauwelijks enig leven te bespeuren. Dik twee uur later ziet de grijsgrauwe straat met afgeblakerde huizen er niet anders uit. Of toch?

Hij – zijn kraakwit hemd, zo kreukloos dat het wel gesteven lijkt, steekt fel af tegen zijn donkerzwarte huid; zodra de discussie heftig wordt ( “Wat? Ik? Designer?”) klinkt zijn stem luider, danst het rastahaar op en neer op zijn schouders, luistert hij minder aandachtig, en heeft de man veel weg van een gedreven professor die overvol is van zijn vak – werd in Engeland geboren, leefde enkele jaren in Nigeria, maar keerde spoedig weer terug naar Engeland, waar hij het overgrote deel van zijn jeugd doorbracht. En ook school liep. “Ik kon niet kiezen. Zat vast tussen theorie en praktijk. Het heeft me drie jaar gekost vooraleer ik besefte dat architectuur gewoon de oplossing was, mijn oplossing was. Want stel je voor: op de middelbare school volgde ik de richting wiskunde-kunst. Schilderen en rekenen, die combinatie. Daarna heb ik één jaar voor burgerlijk ingenieur gestudeerd; meer dan een jaar had ik namelijk niet nodig om te beseffen dat al die theorie niet aan mij besteed was. Interessant, dat wel. Maar o god, ik moest iets doen! Met de handen, constructief. Dus trok ik naar de Verenigde Staten. Ik dacht: Fine Arts; dat zal me zeker beter bevallen. Ik hield het anderhalf jaar vol; ook dat was niet wat ik zocht. Toen ben ik bij de architectuur beland. En gebleven.”

Niet dat

Ola-dele Kuku huizen bouwt. Om muren is het hem niet te doen. Buildings in buildings, dat is wat hij maakt. En neen, noem zijn ontwerpen alsjeblieft geen meubels. “Ik ken geen enkele meubelmaker die zo zou willen lijden zoals ik gedaan heb. Of doe. Design? Vergeet het. Designers willen mensen plezieren, hen een gunst doen. Ik wil niemand blij maken. En ik hou me zeker niet bezig met economie. Ik bedoel: wat ik doe, hoeft niet op te brengen. Het zou leuk zijn, dat wel. Natuurlijk. Maar functionaliteit en verkoopcijfers zijn geen uitgangspunt”.

Hij steekt zijn derde sigaret op, heel traag en behoedzaam haalt hij ze uit het kleine, metalen doosje van Lucky Strike, al even traag doet hij het doosje weer dicht, legt hij het terug op de plaats die ervoor bestemd lijkt te zijn, linksbovenaan op zijn tafel; linksbovenaan de doodeenvoudige rechthoekige vezelplaat, die tegen de muur van zijn woonkamer staat. “The basics, dat volstaat. Meer heb ik niet nodig”. En met die basisbenodigdheden is hij al een eind ver gekomen. Aan elke muur van zijn klein appartement prijkt een ingelijste prijs of nominatie. De meeste zijn Japans. “Japanners houden van risico’s, ze durven veel. Dat is ook de verklaring voor mijn succes in dat land. Want dit moet je weten: meer dan vijf jaar was ik in Europa, en niemand die me opgemerkt had. En één keer – nu drie jaar geleden – ga ik naar Japan met mijn werk; en haal op de International Design Competition van Nagoya meteen de Grand Prize en de Prime Minister Prize binnen.”

Prijsbeest

was Teatro dell’ Archivo, een ingenieus ontworpen, om zijn as roterend bureau dat veel wegheeft van een grote wereldbol op een sokkel. De binnenste en buitenste ring van het bureau dat eigenlijk geen bureau is, bestaat uit kleine kastjes, deurtjes die open en dicht klappen en ronddraaien, altijd in beweging verkeren. “Hier wordt kennis in opgeslagen”, vertelt Ola-dele Kuku. “Je moet het symbolisch zien. Twaalf kastjes, voor de twaalf maanden van het jaar. De boeken die je erin stopt, bewegen, alles draait rond. Net zoals informatie. Kennis mag niet stilstaan. Mijn ontwerpen ook niet”.

Het Teatro dell’ Archivo is één van de architecturale meesterwerken uit de Opera Domestica-reeks van Ola-dele Kuku, waarmee hij na Japan ook stilaan in Europa bekendheid verwierf. Aan de reeks begon hij in Italië, meer dan zes jaar geleden. Hij doceerde er architectuur aan de Politecnico van Milaan, onder meer aan enkele Belgische en Nederlandse studenten die via het Erasmus-project in Italië beland waren. Het is op aanvraag en aandringen van die studenten dat Kuku nu in Delft doceert, en samen met de studenten van het VTI van Kortrijk en Roeselare projecten uitwerkt. Alle objecten uit de Opera Domestica-reeks gaan terug naar rituelen. Domestic rituals, zoals hij ze noemt; rituelen in het huis, huiselijke rituelen. “De mens heeft de neiging om alles te ritualiseren. Mensen creëren een bepaalde sfeer rond een basisbehoefte. Neem nu eten. Dat is in wezen een onbeschaafde bezigheid; een activiteit die in feite alleen maar op overleven berust. Maar wat doet de mens? Die maakt er een ritueel van. Hij gaat in groep aan tafel, kaarslicht, katoenen servetten, zilveren bestek… het wordt allemaal uit de kast gehaald om een stuk kotelet te snijden. Want daar komt het op neer. Dat we allemaal aan tafel zitten, met het mes in het bord een stuk vlees aan stukken rijten.”

Dit is ook Ola-dele Kuku: van de meeste architecten heeft hij geen hoge pet op. “Je denkt toch niet dat een architect huizen bouwt? Vergeet dat maar. Het is niet omdat je een gebouw neergeplant hebt, dat je je architect mag noemen. Heel veel huizen en gebouwen hebben totaal, maar dan ook totaal niets met architectuur te maken. Weet je wat architectuur is? Dat is het overdrijven van je capaciteiten. Going on beyond. Overdrijven. Ik heb dat nodig, ik kan niet zonder. Architectuur begint daar waar de mensheid eindigt. Ik hou me niet bezig met wat nuttig is. Nuttigheid is een nutteloos woord. Architectuur moet geen nut hebben. Neem nu een kathedraal. Of een piramide. Die overstijgen de menselijke ziel, hebben niets meer met ons, nietige wezentjes, te maken. Dat gevoel is zo belangrijk. Waarom ga je in een kerk plots zwijgen? Of zacht lopen? Niet omdat iemand jou ertoe verplicht. Neen. Het is de architectuur van het gebouw die jou dat vertelt; zonder ook maar één woord te gebruiken. En het zijn ook niet de muren die dat verhaal vertellen. Het is de leegte binnen die muren die telt. Architectuur, dat is het gebruiken van leegte. Het berekenen van emptiness, het spelen met wat er niet is”.

Architect

is hij van opleiding. Maar Kuku is met die titel niet helemaal tevreden; hij voelt zich ook en misschien wel vooral kunstenaar. “De artistieke kant in mij kan moeilijk beperkingen aanvaarden. Natuurlijk ben ik verschrikkelijk gefrustreerd. Ik haat het dat ik sowieso gedetermineerd ben door de tijd waarin wij leven. Met die beperkingen zit ik opgescheept. Ik denk als een mens, ik heb een bepaalde kennis, ik kan met mijn gedachten niet uitstijgen boven mijn eigen soort. Hoe graag zou ik niet gaan vliegen, me ook letterlijk boven dit alles bevinden… Inderdaad, uiteindelijk komt het hierop neer: elke creativiteit heeft zijn grenzen”.

In “Apostasy”; een project over concentratiekampen ter nagedachtenis van de slachtoffers van de holocaust, legt Ola-dele Kuku, in een aantal opeenvolgende technische tekeningen en collages nog een andere frustratie bloot. De collages zijn volgens hem ook pure architectuur. “Ik ben aan het bouwen, al is het op papier. “Wat er in die kampen kon gebeuren, houdt me heel erg bezig. En dan bedoel ik zowel de psychologische als structurele kant. De architectuur van die kampen was namelijk bijzonder belangrijk. In Fossoli, Carpi (Italië) zaten 300.000 mensen opgesloten; 10.000 bewakers hielden toezicht. Maar hoe verklaar je dat? Dat 1 bewaker 30 mensen kon domineren, bewaken, in toom houden? Daar is helaas maar één verklaring voor. De architectuur. De opzet van die kampen was enorm belangrijk; over het ontwerp is heel diep nagedacht; de indeling van de kampen was een bewakingssysteem op zich. Gangen, deuren, huizen, appèlpleinen, enzovoort. Alles lag op een welbewuste plaats. Met andere woorden: mijn beroep werd misbruikt. Net zoals de geneeskunde in die periode misbruikt werd. De architectuur stond ten dienste van de wreedheid. Ook daaraan breng ik ode met Apostasy. Ook dat wil ik kenbaar maken. Na dat project, dat trouwens al bijna tien jaar oud is, was ik een heel ander mens. Want dat vergt wat van je, hoor, om maanden aan een stuk je hoofd te buigen over ontwerpen van concentratiekampen, om je met heel je wezen aan die materie over te geven… Ja, er zijn niet alleen menselijke slachtoffers gesneuveld; beroepen hebben net zo goed geleden onder het nazisme.” En hij haalt zijn tekeningen tevoorschijn; toont ze voorzichtig, bergt ze dan weer minutieus op. “Alles heeft zijn plaats.”

Van 26 november tot 19 december loopt Apostasy in de tentoonstellingsruimte van Tent (site Tour & Taxi Brussel) – elke donderdag, vrijdag en zaterdag van 14u tot 19u – Pickaerdstraat 7 – 1210 Brussel.

Info over de werken van Ola-dele Kuku: (02) 537.78.44.

MARGOT VANDERSTRAETEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content