Ode aan de democratie

King George II is uitgeregeerd. Zijn onderdanen zwaaien nog wel met Amerikaanse vlaggetjes, maar niet meer als hij voorbijkomt. De opvolgingsstrijd is fascinerend, hoopvol en leerrijk.

Wat voor Europeanen vanaf de eerste maanden duidelijk was, hebben nu ook de Amerikanen begrepen: George W. Bush is als president nooit vrij geweest; hij was vanaf het eerste moment schatplichtig aan de grote (olie)lobbygroepen die hem aan de macht hebben geholpen. Antonia Juhasz doet in het schitterende maar onthutsende boek ‘The Bush Agenda’ haarfijn uit de doeken hoe Bush jr. een (olie)agenda moest uitvoeren die al vastlag in 1992, maar die door de onverwachte nederlaag van zijn vader voor acht jaar in de koelkast was geschoven. In ‘The Right Nation’, het al even indrukwekkende boek van twee topjournalisten van The Economist, John Micklethwait en Adrian Wooldridge, staat te lezen hoe gehaast Bush jr. wel was. Hij was verkozen op een draagvlak van verdraagzaamheid, zorg voor de zwakken (‘compassionate conservatism’, of bent u dat vergeten?), en toenadering tussen Democraten en Republikeinen. Zijn overwinning in 2000 was de facto een nederlaag. Al Gore had meer stemmen en waarschijnlijk is er vals gespeeld in Florida, de staat waar Jeb Bush gouverneur was. Niets wees erop dat een man president zou worden die compromisloos een zeer enge agenda zou uitvoeren, waarmee hij eerst de rest van de wereld en finaal zijn eigen volk tegen zich in het harnas zou jagen.

Vele Amerikanen geraakten de moed kwijt. De Verenigde Staten waren niet langer een democratie. Je kon enkel president worden als je veel geld had, het partijapparaat inschakelde en lekker ging gerrymanderen, de grenzen van de kiesdistricten telkens anders tekenen zodat je met een minimum aan stemmen het maximum aan resultaat kunt halen. En zodra je verkozen bent, kun je moeiteloos de ene na de andere democratische vrijheid afschaffen.

En dan komen de verkiezingen van 2008. Bij de Republikeinen moest de man van de partij, Mitt Romney, probleemloos winnen. Tot de onafhankelijk denkende en kritisch ingestelde John McCain, de vijand van het Republikeinse apparaat, maandenlang op dezelfde nagel bleef hameren en kijk, de kiezer stemt massaal voor een man die weigert de inhoud van zijn speeches aan te passen aan de staat waar hij toevallig is. En sinds Bill Clinton weet nochtans iedereen dat je dat absoluut moet doen. Zeg in Detroit dat je voor de auto-industrie bent, zeg in New York dat je voor de vrijhandel bent en zeg in Florida dat je de huiseigenaars via aangepaste verzekeringspremies zult helpen te blijven bouwen in tornadogevoelig gebied. McCain zegt in Florida droogweg dat hij niemand wil aanmoedigen zulke domme dingen te doen.

Bij de Democraten zou niemand opkunnen tegen Billary, de meest efficiënte campagnemachine die de Verenigde Staten ooit gezien hebben. De teerlingen waren al lang geworpen. Het zou Hillary Clinton tegen Mitt Romney worden en Hillary zou winnen.

Maar opnieuw tart een individu alle machtsstructuren. Amerika op zijn best. Obama vertegenwoordigt al wat men ginds verheerlijkt: het sterke individu dat tegen alle systemen in toch kan triomferen. Dat is wat je terugvindt in elke ‘Die Hard’ of ‘Rambo’, en in elke roman van John Grisham of Dan Brown. Elke Amerikaanse familiefilm op 5TV vertelt datzelfde verhaal: ga voor je idealen, verpletter het systeem, ga je droom achterna. Sociologen mogen dan al keer op keer hebben aangetoond dat The American Dream de facto een nachtmerrie is geworden, toch blijven de Amerikanen geloven dat het individu het verschil kan maken.

Hillary Clinton heeft nu een dubbel probleem: hoe schudt ze Obama af, want de man hangt nog altijd in haar wiel en is misschien een betere sprinter, maar hoe moet ze in godsnaam McCain aanpakken? Ze kan zichzelf moeilijk voorstellen als de best mogelijke opperbevelhebber, want McCain is een gevierd militair. En haar allergrootste troef – ‘ervaring’ – speelt tegen McCain zelfs in haar nadeel.

De Amerikaanse presidentsverkiezingen vertegenwoordigen op dit moment het beste van wat het land te bieden heeft. De Verenigde Staten bewijzen dat ze een democratie zijn, want hun dictator zal verdwijnen, zijn macht is nu al ongeveer tot nul herleid. Ze zullen de meest gesofisticeerde wetenschappelijke en technologische hulpmiddelen inzetten om in kanteldistricten de enkele tientallen kiezers te vinden die het verschil maken. Tienduizenden enthousiaste jongeren zetten zich belangeloos in om hun kandidaat verkozen te krijgen. In huiskamers, op universitaire campussen, in cafés en in parochiezalen zal eindeloos worden gediscussieerd over politiek. Voor mij is dit alles belangrijker dan de zachte en ongetwijfeld ook harde corruptie die zich achter de schermen afspeelt, belangrijker dan het feit dat je fortuinen nodig hebt om president te worden, belangrijker dan het feit dat het spel ongetwijfeld vuil zal gespeeld worden. Amerika bewijst in 2008 dat het trouw kan blijven aan zijn idealen en dat het nog altijd het predicaat ‘democratisch’ verdient. Ik haal even opgelucht adem. (T)

Marc Buelens – de auteur is hoofddocent aan de universiteit gent en partner van de vlerick leuven g

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content