‘NOOIT EERDER ZO VEEL VOORUITGANG GEBOEKT’

De leertijd van Syntra trekt te weinig leerlingen aan, het deeltijds beroepssecundair onderwijs verleidt te weinig werkgevers. Samenwerking is dan ook de sleutel om tot een succesvol duaal stelsel voor leren en werken te komen. Bruno Tindemans, topman van Syntra Vlaanderen, is optimistisch over de slaagkansen van de geplande hervorming. Zijn organisatie krijgt de regie van het werkgedeelte in handen en zal ervoor moeten zorgen dat onderwijs en arbeidsmarktactoren de juiste leerjongeren aan de juiste werkplekken koppelen. “Het voorbije decennium is er in dit dossier nooit zo veel vooruitgang geboekt als nu. Zowel in het onderwijs als in het bedrijfsleven is de bereidheid groot iets moois neer te zetten, evenwaardig aan de klassieke onderwijstrajecten. De tijd is er rijp voor.”

Er is sprake van een verbetering van de screening, vereenvoudiging van de overeenkomsten en versterking van de matchingprocessen. Maar de nota’s blijven vaag over hoe dat allemaal moet gebeuren.

BRUNO TINDEMANS. “Op dit moment zijn er alleen de beleidsteksten. Het is zoals kijken naar een schilderij: iedereen geeft er zijn eigen interpretatie aan. Voor alle partijen is wel duidelijk dat het onderwijs en het werkveld naar elkaar toe moeten groeien. Hoe die samenwerking er het best uitziet, zullen we vanaf september via lokale projecten uitzoeken. Het laatste wat we willen, is over heel Vlaanderen een systeem uitrollen dat nog niets bewezen heeft.”

Wat zijn volgens u de voorwaarden om van leren en werken een succes te maken?

TINDEMANS. “Ik ben ervan overtuigd dat het stelsel dat we ontwikkelen, moet vertrekken vanuit de noden van de ondernemers. Welke competenties kunnen ze gebruiken in hun bedrijf? Pas als we op die behoeften inspelen, zullen ondernemers in leerjongeren willen investeren. Pas dan is het stelsel ook interessant voor de leerjongeren zelf. Ze kunnen er dan zeker van zijn dat ze competenties verwerven waarmee ze makkelijk een job vinden.

“Nog een voorwaarde: wat jongeren op de werkplek leren, moet aansluiten bij wat leerkrachten vertellen. Omgekeerd moet de lesgever kennis en vaardigheden aanreiken die op de werkvloer van toepassing zijn. Dat klinkt makkelijk in theorie, maar in de praktijk vraagt dat veel begeleiding én een goede samenwerking tussen de scholen en het werkveld. Slagen we daar niet in, dan stoten we opnieuw op de problemen van vandaag.”

Werkplekleren heeft in Vlaanderen geen al te best imago. Hoe krijgt u de ouders, leerlingen en bedrijven mee?

TINDEMANS. “Vandaag kiezen jongeren inderdaad pas in laatste instantie voor de leertijd of het DBSO. ‘Als de rest niet lukt.’ Het stelsel lijdt onder het watervalsysteem. Voorbeelden uit Duitsland en Oostenrijk tonen dat het anders kan. Daar combineert 60 tot 80 procent van de jongeren een vorm van leren en werken. Het is dus mogelijk zo’n stelsel over alle studierichtingen heen uit te bouwen. Onze ambitie is werkplekleren structureel te verankeren in alle arbeidsmarktgerichte studierichtingen. We maken nu plannen om alvast het TSO erin te betrekken.

“Ook de instroom van bedrijven moet verbeteren. Als we grote, toonaangevende bedrijven enthousiast kunnen maken voor leren en werken, dan zal het imagoprobleem vanzelf verdwijnen. En neem het van me aan, de dag dat zo’n bedrijf een sollicitant uit een duaal systeem verkiest boven iemand zonder werkplekervaring is heel dichtbij. Bedrijven beginnen zelf publiekelijk naar zo’n systeem te vragen.”

“Zowel in het onderwijs als in het bedrijfsleven is de bereidheid groot iets moois neer te zetten, evenwaardig aan de klassieke onderwijstrajecten. De tijd is er rijp voor”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content