Nood aan tijdslimiet?

In het kader van de hervorming van de fiscale procedure zullen feitelijk gescheiden echtgenoten fiscaal meer rechten krijgen. Maar daarmee is het probleem niet opgelost.

De fiscale situatie van feitelijk gescheiden echtgenoten is – op het vlak van de invordering van de belasting – weinig rooskleurig. Vanaf het jaar dat volgt op het jaar van de feitelijke scheiding worden de beide echtgenoten belast alsof zij alleenstaanden zijn. Dit wil zeggen dat de belasting bij elk van hen afzonderlijk gevestigd wordt; en dat daarbij uitsluitend rekening wordt gehouden met de eigen inkomsten van de betrokken echtgenoot.

Maar daaruit volgt niet dat zij definitief verlost zijn van mekaars fiscale problemen. Feitelijk gescheiden echtgenoten zijn burgerrechtelijk nog steeds gehuwd. De fiscale fictie waarbij zij gelijkgesteld worden met alleenstaanden geldt enkel voor de vestiging van de belasting. Niet voor de invordering ervan. Hun belastingschulden kunnen bijgevolg ingevorderd worden zoals dat bij alle andere gehuwden het geval is.

Voor echtgenoten die bijvoorbeeld gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen betekent dit, dat de personenbelasting die bijvoorbeeld verband houdt met de beroepsinkomsten, ingevorderd kan worden op alle eigen en gemeenschappelijke goederen van de beide echtgenoten.

DONDERSLAG.

Zoals gezegd, geldt dit ook na een feitelijke scheiding. Weliswaar zal de belastingontvanger zich in zo’n geval eerst wenden tot de feitelijk gescheiden echtgenoot op wiens naam de belasting gevestigd is. Maar wil of kan die de belasting niet betalen, dan zal de ontvanger zich tot de andere echtgenoot kunnen wenden.

Bij die andere echtgenoot zal dat in veel gevallen aankomen als een donderslag bij heldere hemel. Hij is niet meer (of niet meer zo goed) op de hoogte van het fiscale reilen en zeilen van zijn huwelijkspartner. Bovendien kan er al een hele tijd verstreken zijn. De aansprakelijkheid houdt immers niet op na verloop van een bepaalde termijn. Ze blijft in principe onbeperkt doorlopen.

Zo kan het voorkomen dat iemand die al jaar en dag feitelijk gescheiden leeft – maar de stap naar de formele echtscheiding nooit heeft gezet – na verloop van verschillende jaren plots geconfronteerd wordt met de invordering van een belastingschuld van de andere echtgenoot.

VERZET.

De vraag rijst dan of men zich daartegen kan verzetten. Blijkbaar niet: in de gevallen waarin de wet de invordering toestaat op de gemeenschappelijke goederen van de beide echtgenoten, en op de eigen goederen van elk van hen, kan de belasting ook na een feitelijke scheiding verder op al die goederen worden ingevorderd. Ook de rechtspraak laat daar geen twijfel over bestaan.

Wat kan men dan wel doen? De belasting betwisten? Misschien is er te veel belasting gevestigd, of zijn er bij die vestiging fouten begaan. En misschien heeft de echtgenoot op wiens naam die belasting werd gevestigd, daar niet tegen gereageerd. Hij was misschien niet voldoende op de hoogte van de belastingreglementering; of misschien was hij gewoon slordig, of onwillig.

Kan de (andere) echtgenoot die voor de betaling wordt aangesproken, dan alsnog reageren ?

NAAM.

Het Hof van Cassatie is daar zeer formeel in: het bezwaarrecht staat enkel open ten aanzien van de belastingplichtige op wiens naam de belasting is gevestigd. Concreet wil dit zeggen dat in het geval van feitelijk gescheiden echtgenoten, de ene echtgenoot geen bezwaar kan indienen tegen de belasting die in hoofde van de andere echtgenoot is gevestigd. Ook al wordt hij aangesproken om die belasting alsnog te betalen.

En ook met de verdere beroepsmogelijkheden is het slecht gesteld. Stel dat een feitelijk gescheiden echtgenoot wel bezwaar heeft ingediend tegen de belasting die in zijnen hoofde is gevestigd. Maar dat dit bezwaar afgewezen wordt. Normaal kan hij dan beroep aantekenen bij het Hof van Beroep. Maar stel dat hij dat om een of andere reden niet doet. Of vergeet om dat tijdig te doen.

Kan de andere echtgenoot die daarna aangesproken wordt om deze belasting te betalen, dan alsnog beroep aantekenen bij het hof van beroep ? Uitgesloten. Een vaste rechtspraak wil dat het beroep enkel openstaat voor diegene die bezwaar heeft aangetekend. De echtgenoot (feitelijk gescheiden of niet) die zelf geen bezwaar heeft ingediend, kan geen beroep aantekenen tegen een beslissing over een bezwaarschrift dat door de andere echtgenoot is ingediend.

BETERSCHAP.

Voor feitelijk gescheiden echtgenoten ziet het er bijgevolg niet bijster goed uit. Zij moeten – als zij daartoe aangesproken worden – wel betalen, maar hebben verder niets in de pap te brokken: geen bezwaar, en geen beroep.

Maar er is beterschap op komst. Enige tijd geleden werd immers aan het Arbitragehof de vraag gesteld of feitelijk gescheiden echtgenoten op deze manier niet gediscrimineerd worden.

Bij echtgenoten die samenwonen wordt de belasting op naam van beiden gevestigd; en dus heeft elk van hen het recht bezwaar in te dienen. Bij feitelijk gescheiden echtgenoten worden twee afzonderlijke aanslagen gevestigd: één op naam van de man, en één op naam van de vrouw; elk voor hun eigen inkomsten. Wat meteen uitsluit dat de ene bezwaar kan indienen tegen de belasting die in hoofde van de andere echtgenoot gevestigd wordt. Niettemin kunnen zij – zoals samenwonende gehuwden – aangesproken worden om mekaars belastingschulden te betalen.

Volgens het Arbitragehof bestaat er evenwel geen enkele objectieve verantwoording voor het onderscheid dat op deze manier op het gebied van het bezwaarrecht wordt gemaakt tussen samenwonende en feitelijk gescheiden echtgenoten. De behandeling die deze laatsten – op het gebied van het bezwaarrecht – te beurt valt, is dan ook strijdig met het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel.

PROCEDURE.

Blijkbaar is deze boodschap niet in dovemansoren gevallen. Uit het wetsontwerp tot hervorming van de fiscale procedure dat enkele weken geleden door de ministerraad werd goedgekeurd, blijkt immers dat de fiscus zich volledig wil voegen naar deze rechtspraak. Aan de wettekst zullen de nodige aanpassingen worden aangebracht om aan echtgenoten in ieder geval de mogelijkheid te bieden bezwaar in te dienen, of ambtshalve ontheffing te vragen. Ook als de belasting gevestigd is op naam van de andere (feitelijk gescheiden) echtgenoot. De enige voorwaarde zal luiden dat het moet gaan om een aanslag die ingevorderd kan worden op goederen van de echtgenoot die bezwaar indient of ontheffing van ambtswege vraagt.

BEROEPSGEHEIM.

Tegelijk zal in de wettekst ook een bepaling worden opgenomen die zal zeggen dat de belastingambtenaren hun beroepsgeheim niet schenden wanneer zij over de fiscale toestand van de ene echtgenoot inlichtingen verstrekken aan de andere echtgenoot (op wiens goederen de belastingschuld in voorkomend geval ingevorderd kan worden).

Die bepaling is niet overbodig. Want zelfs al zou men op dit ogenblik aan de andere echtgenoot het recht verlenen om bezwaar in te dienen, dan nog stoot men op het beroepsgeheim van de belastingambtenaren. In het kader van het bezwaar heeft de belastingplichtige weliswaar het recht om het fiscaal dossier in te zien. Maar normaal gezien kan dat enkel zijn eigen dossier zijn. Het dossier van de andere feitelijk gescheiden echtgenoot, valt in principe onder het beroepsgeheim van de belastingadministratie.

Van het bezwaarrecht komt aldus weinig of niets terecht. Tenzij men het beroepsgeheim opheft, of als opgeheven beschouwt. Het Arbitragehof heeft immers gesteld dat het vertrouwelijke karakter van het fiscaal dossier niet kan verantwoorden dat aan de andere echtgenoot het fundamenteel recht ontzegd zou worden om zich te verweren tegen een belastingschuld waarvoor hij aangesproken wordt. Maar voor de rechtszekerheid is het alleszins een goede zaak dat de opheffing van het beroepsgeheim (ten bate van de andere echtgenoot) duidelijk in de wet zelf vastgelegd wordt.

Zodra dat gebeurd is, zal er bovendien geen twijfel meer mogelijk zijn dat een feitelijk gescheiden echtgenoot zich ook op de wetgeving inzake de openbaarheid van bestuur zal kunnen beroepen om bij de belastingadministratie stukken in te zien in verband met een belastingschuld van de andere echtgenoot waarvoor hij aangesproken wordt.

LIMIET.

Vraag is alleen of dit alles veel oplost. Als er tegen de belasting die in hoofde van de ene feitelijk gescheiden echtgenoot gevestigd is, niets in te brengen is, dan heeft de andere echtgenoot uiteraard niets aan het recht dat hem verleend wordt om bezwaar in te dienen. Het enige dat hij dan nog kan doen, is betalen. Daarom moet men een stap verder gaan. En moet men zich (politiek) afvragen of het maatschappelijk gezond is, dat echtgenoten die langdurig feitelijk gescheiden leven, ook nog na verloop van vele jaren voor mekaars belastingschulden aangesproken kunnen worden. Moet daarop geen tijdslimiet worden gezet? Het antwoord ligt in de vraag besloten.

Jan Van Dyck is fiscalist.

JAN VAN DYCK

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content