NOG EEN FISCALE WERF

Na de taxshift moet de hervorming van de vennootschapsbelasting de volgende fiscale werf van de regering-Michel worden. Over hoe die nieuwe vennootschapsbelasting eruit zal zien lopen de meningen uiteen. Trends zet de scenario’s op een rij.

Begin dit jaar pleitte minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) voor een ingrijpende verlaging van de vennootschapsbelasting. Hij stelde voor ondernemingen te laten kiezen tussen twee stelsels: het bestaande nominaal tarief van 33,99 procent met behoud van aftrekposten en gunsttarieven, of een nominaal lager tarief van 20 of 22 procent zonder aftrekposten. Van Overtveldt hoopte het debat daarover in het voorjaar op gang te brengen, maar premier Charles Michel (MR) besloot het voorstel te koppelen aan de begrotingsopmaak 2017, die in de tweede helft van augustus van start gaat. Het kabinet van de minister van Financiën kreeg de opdracht een uitgewerkt voorstel voor de hervorming van de vennootschapsbelasting te formuleren.

Intussen komt het debat over de hervorming van de vennootschapsbelasting stilaan op gang. Vicepremier en minister van Werk Kris Peeters (CD&V) vindt dat de lagere vennootschapsbelasting gecompenseerd moet worden met extra of hogere vermogenswinstbelastingen. Een net verschenen studie van de Hoge Raad voor Financiën leert dat een lagere vennootschapsbelasting van 25 of 20 procent enkel betaalbaar is als de notionele-intrestaftrek voor de bijl gaat én de roerende voorheffing op dividenden en liquidatieboni verhoogt. Het wordt voor de federale regering dus een moeilijke oefening. Trends zet vijf scenario’s voor een nieuwe Belgische vennootschapsbelasting op een rij.

1 ALLES BLIJFT BIJ HET OUDE

De komende weken zal veel politiek kapitaal gestoken worden in de hervorming van de vennootschapsbelasting. Naar aloude Belgische traditie zal het resultaat een compromis zijn tussen verschillende dossiers waarin elk van de coalitiepartners zijn gading kan vinden. De vraag is of de federale coalitiepartners hun meningsverschillen zullen kunnen overbruggen. Open Vld en N-VA zijn voor een lagere vennootschapsbelasting, maar willen die niet gecompenseerd zien door extra belastingen op vermogenswinsten. CD&V ziet dan weer zijn kans schoon om eindelijk die fel begeerde trofee van een vermogenswinstbelasting binnen te halen. De MR van premier Michel neemt een tussenpositie in.

Het doorvoeren van een taxshift van 7 miljard euro was al een moeilijke opdracht voor de regering. De hervorming van de vennootschapsbelasting – goed voor 3,3 procent van het bbp of 14 miljard euro – is evenmin een eenvoudige klus. Indien de gesprekken de komende weken niet opschieten, bestaat de kans dat de regeringspartners de Belgische vennootschapsbelasting laten zoals ze is: een tarief van 33,99 procent met verschillende gunstregimes en aftrekposten. Dat systeem maakt de vennootschapsbelasting voor veel bedrijven leefbaar. De aftrekken zijn een compensatie voor het hogere nominale tarief. In de OESO moet België daarin trouwens enkel Frankrijk (34,43%) en de Verenigde Staten (38,92%) laten voorgaan.

Toch lijkt een status-quo geen optie. De vennootschapsbelasting staat op Europees niveau al een tijd in de solden. De Britse minister van Financiën, George Osborne, wil de vennootschapsbelasting verlagen van 20 tot onder 15 procent om zijn land ook na een brexit aantrekkelijk te houden voor buitenlandse bedrijven. In Nederland woedt de discussie over een verlaging van het tarief in de vennootschapsbelasting (nu 25%). In Frankrijk wordt gepleit voor een lagere belasting op bedrijfswinsten voor kmo’s. Luxemburg besloot dit jaar het tarief te verlagen naar 18 en 15 procent. Zwitserland maakt investeringen in onderzoek en ontwikkeling voor 100 procent fiscaal aftrekbaar en voerde ook een soort van notionele-intrestaftrek in. Dat laat bedrijven toe een fictieve rente af te trekken van hun winst.

“Er is een duidelijke tendens naar een tariefverlaging. Dat heeft vooral te maken met de hardere aanpak van de Europese Commissie ten aanzien van fiscale gunstregimes en rulingpraktijken”, stelt fiscaal expert Michel Maus (VUB, Bloom Law) vast. Europa veroordeelde België al voor het fiscaal statuut van de coördinatiecentra en dreigt hetzelfde te doen voor de excess profit rulings voor multinationals. Ook het systeem van de notionele-intrestaftrek staat onder druk.

Eigenlijk kan België niet anders dan mee te stappen in die Europese race to the bottom. Maar een daling naar een tarief van 25 procent, zoals minister Van Overtveldt voorstelt, is volgens advocaat Anton van Zantbeek (Rivus) onvoldoende. Dat zou België slechts op het gemiddelde niveau in Europa brengen. “Om Europa bij te benen zullen we ooit naar 15 procent moeten”, voorspelt hij.

Los van de fiscale concurrentie is er nog een argument voor een lagere vennootschapsbelasting: het is geen groeibevorderende taks. Een verhoging van de vennootschapsbelasting met 10 procent doet het bbp met 2 procent dalen, leert onderzoek. Bovendien schrikt die hoge belasting op bedrijfswinsten ondernemingen af om te investeren. Een verlaging van het tarief met één procentpunt zou de directe investeringen met 2,9 procent doen stijgen. Het hoge nominale tarief is bovendien slecht voor het autofinancieringsniveau van bedrijven die voor hun investeringen vaak een beroep moeten doen op vreemd vermogen. Dat maakt bedrijven kwetsbaar, ook al zijn die kredieten fiscaal aftrekbaar.

2 DUAAL STELSEL MET KEUZETARIEF

Minister Van Overtveldt ziet heil in een zogenoemd duaal systeem of keuzetarief. Een onderneming kan dan kiezen voor het bestaande tarief van 33,99 procent met aftrekposten en gunstregimes of voor een verlaagd tarief van 20 of 25 procent zonder aftrekken. Daar varen vooral kmo’s goed bij, aangezien zij minder gebruikmaken van de gunstregimes.

Het verbaast dan ook niet dat Van Overtveldt de mosterd heeft gehaald bij een twee jaar oud voorstel van de kmo-organisatie Unizo. Volgens Unizo zou 60 procent van de kmo’s kiezen voor een verlaagd tarief van 20 procent zonder gunstregimes. In het voorstel van Unizo kunnen bedrijven hun keuze vijf aanslagjaren op rij aanhouden. Over de financiering maakt Unizo zich geen zorgen. Volgens zijn berekeningen zou de kostprijs van die hervorming variëren tussen 128 en 381 miljoen euro. Een peulschil, gezien de miljardenbesparingen die de regering nog staan te wachten. Een zwak punt in de analyse van Unizo is dat het deels om een extrapolatie gaat van enquêtes bij bedrijven. Het blijft onduidelijk hoeveel bedrijven effectief zouden kiezen voor het verlaagde tarief.

“Een duaal tarief vind ik geen goed idee, want dat creëert weer ongelijkheid. Een vennootschap is een vennootschap, klein of groot. Voor alle vennootschappen moeten dezelfde regels gelden. Daarom vind ik de karaattaks ook geen goede zet”, zegt Michel Maus. “Alle vennootschappen moeten dezelfde fiscale kansen krijgen. Dat kan alleen door het algemene tarief substantieel te verlagen en dat is budgettair enkel haalbaar door te compenseren en de gunstregimes te saneren.”

In een net verschenen advies uit ook de Hoge Raad van Financiën kritiek op het duale stelsel. Hij plaatst vraagtekens bij de kostprijs. Bovendien gaat zo’n duaal keuzetarief in tegen een tendens van vereenvoudiging. Verder ziet de Hoge Raad een fundamenteel verschil tussen de zekerheid van een laag nominaal tarief en een vennootschapsbelasting gekoppeld aan fiscale voordelen die op elk moment kunnen worden afgeschaft.

3 LAGER TARIEF DANKZIJ BELASTINGCOMPENSATIES

Een trend bij fiscale hervormingen is dat tarieven dalen en ter compensatie een bredere belastinggrondslag wordt gezocht. Dat is ook het voorstel van de Hoge Raad van Financiën: een tarief van 25 of 20 procent gecompenseerd door een bredere belastbare basis via het sneuvelen van aftrekken en vrijstellingen.

Michel Maus vertrekt van grotendeels hetzelfde standpunt: “Om de economie fiscaal te ondersteunen en om buitenlandse investeringen aan te trekken, moet prioritair het belastingtarief worden uitgespeeld, in plaats van fiscale gunstregimes.” Maus wil in eerste instantie het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting uitbreiden. Nu vallen enkel vennootschappen met een maatschappelijke zetel in België en vennootschappen die vanuit België worden bestuurd, onder de vennootschapsbelasting. “De regering zou dat toepassingsgebied kunnen uitbreiden naar buitenlandse vennootschappen die voor meer dan 50 procent door een Belgische inwoner worden gecontroleerd.”

Maus heeft ook ideeën voor de afbouw van de aftrekken en vrijstellingen. Hij richt zijn pijlen onder meer op de beroepskosten. Zo kan bijvoorbeeld de aftrek van restaurant-, receptie- en autokosten worden herbekeken. De overdraagbaarheid van verliezen zou beperkt kunnen worden in de tijd. Nu zijn fiscale verliezen voor een vennootschap onbeperkt in de tijd aftrekbaar. Critici zeggen daarover: als de notionele-intrestaftrek een vijver is waarin bedrijven kunnen vissen, dan zijn de overdraagbare verliezen een stuwmeer. Hier kan worden voorgesteld om de overdraagbaarheid tot tien jaar te beperken. Wat de afschrijvingen betreft, denkt Maus aan de afschaffing van het systeem van de degressieve afschrijvingen, zodat enkel nog lineaire afschrijvingen mogelijk zijn. Bij degressief afschrijven is het afschrijvingspercentage groter. Wat maakt dat een bedrijf de eerste jaren meer kosten kan inbrengen dan bij lineaire afschrijvingen.

Volgens de Hoge Raad van Financiën betekent het verbreden van de belastbare basis ook dat de notionele-intrestaftrek moet verdwijnen. Dat zou in 2017 4,9 miljard euro opbrengen. Dat is weliswaar onvoldoende om in de vennootschapsbelasting een lager tarief van 25 of 20 procent in te voeren. Volgens de Hoge Raad zijn daarom extra inkomsten nodig. Een mogelijkheid is de roerende voorheffing (nu meestal 27%) op dividenden en op liquidatieboni te verhogen naar 34 procent bij een vennootschapsbelasting van 25 procent en tot 38 procent bij een vennootschapsbelasting van 20 procent. Ook een meerwaardebelasting op aandelen kan de bres dichten die een lager nominaal tarief in de begroting slaat.

4 LAGER TARIEF DANKZIJ LAGERE OVERHEIDSUITGAVEN

Michel Maus waarschuwt ervoor dat het gevaarlijk is de notionele-intrestaftrek zomaar af te schaffen. “Daarmee zou België zich nogmaals een onbetrouwbare fiscale partner tonen. Dat neemt echter niet weg dat men voorwaarden kan verbinden aan die aftrek. Zo zou de regering de aftrek kunnen koppelen aan de verplichting tot investeren of tot de creatie van werkgelegenheid. Dat was uiteindelijk ook de bedoeling, alleen heeft men er nooit een wettelijke verplichting van gemaakt. Een fiscaal gunstregime moet wervend werken en kan niet enkel werken in het voordeel van de aandeelhouders van de vennootschap. Een minpunt is dat men een investeringsverplichting enkel Europees kan invoeren, in die zin dat men de vennootschappen enkel kan verplichten in een EU-land te investeren en dat niet kan beperken tot het Belgische grondgebied.”

De afschaffing van de notionele-intrestaftrek ter compensatie van de verlaging van de vennootschapsbelasting vindt advocaat Anton van Zantbeek evenmin een goed idee. “De aftrek wordt bepaald op basis van een fictieve rente”, redeneert hij. “Omdat die gekoppeld is aan de reële rente, is die aftrek nu extreem laag. Vroeger kon je zo’n 4 procent aftrekken, nu nog een vierde daarvan. De afschaffing van dat stelsel zal dus weinig extra belastingen opbrengen en dus amper de verlaagde vennootschapsbelasting kunnen compenseren. Wel zal het leiden tot de verdere aantasting van de fiscale geloofwaardigheid van België, die al onder druk staat door de Europese aanval op onze rulings. De buitenlandse investeerders zijn de voorbije tien jaar gelokt met een snoepje, en nu zou men dat afpakken. En dat vooral om symbolische, politieke redenen? Erg coherent is dat niet.”

Een aangepaste versie van het voorstel van de Hoge Raad bestaat erin het gunstregime van de notionele-intrestaftrek te behouden om zo de fiscale rechtszekerheid te garanderen. Daarnaast zouden besparingen in de overheidsuitgaven de kosten van de lagere vennootschapsbelasting deels kunnen opvangen. Want Van Zantbeek vindt het een vreemde redenering dat nieuwe inkomsten het gat zouden moeten vullen dat een lagere vennootschapsbelasting in de begroting slaat. “De tariefverlaging kan ook budgetneutraal zijn door te snoeien in het staatsbudget”, meent hij. “Zwitserland is met een overheidsbeslag van 34 procent van het bbp een welvarend land met een werkbare sociale zekerheid. Met een overheidsbeslag van meer dan 50 procent zal er bij ons toch wel wat ruimte zijn om te snoeien zonder dat er onschuldige slachtoffers vallen?”

5 AFSCHAFFEN VENNOOTSCHAPSBELASTING

In het debat rond de hervorming van de vennootschapsbelasting lanceerde Van Zantbeek al herhaaldelijk een revolutionair voorstel: schaf de vennootschapsbelasting gewoonweg af. Een nultarief op de winst dus, maar dan wel een belasting van 50 procent op het dividend (evenveel als op arbeid). Er kan ook een meerwaardetaks op aandelen aan worden gekoppeld. “De vennootschapsbelasting is een dwaas idee, want ze is een belasting op de toegevoegde waarde die een bedrijf creëert”, redeneert hij. “Zolang die winsten in het bedrijf blijven voor investeringen, zou de overheid die niet mogen belasten, want dan worden ze ingezet voor de economie. Vennootschapsbelastingen vernietigen de opbouw van de economie. Schaf ze af. Als bedragen het bedrijf verlaten als een dividend, een loon of een royalty, moet er wel een belasting op worden geheven.”

Uiteraard zullen heel wat ondernemers dan redeneren dat ze de winsten beter in hun (management)vennootschap laten zitten. Van Zantbeek: “Daar heeft men in Nederland een oplossing voor: de afroomregeling. Bedragen die worden opgepot in een vennootschap als een niet-productieve reserve (een financiële voorziening is dat niet), worden er belast alsof het een loon is. Het resultaat is dat onze noorderburen geen managementvennootschapjes kunnen inzetten om belastingen te ontlopen. Maar ik vrees dat dat idee heel wat lezers van Trends niet genegen is. Er zouden heel wat vereffeningen volgen.”

Michel Maus staat kritischer tegenover het opdoeken van de vennootschapsbelasting. “Dat lijkt enerzijds vrij aantrekkelijk, maar anderzijds genieten vennootschappen ook wel van onze collectieve voorzieningen zoals ons wegennet en onze goed opgeleide werknemers. Daar staat natuurlijk een kostprijs tegenover die ook de vennootschappen mee moeten betalen.” Wel zou een afschaffing de fiscale administratie minder belasten.

ALAIN MOUTON EN HANS BROCKMANS

Volgens de Hoge Raad van Financiën is een lagere vennootschapsbelasting van 25 of 20 procent enkel betaalbaar als de notionele-intrestaftrek voor de bijl gaat én de roerende voorheffing op dividenden en liquidatieboni verhoogt.

” Alle vennootschappen moeten dezelfde fiscale kansen krijgen. Dat kan alleen door het algemene tarief substantieel te verlagen en dat is budgettair enkel haalbaar door te compenseren en de gunstregimes te saneren” – Michel Maus, VUB

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content