NIETS AAN DE HAND

Leve de zwakke euro.

“So what?” repliceert Paul De Grauwe, hoogleraar internationale ecnomie aan de KU Leuven, op de vraag wat hij vindt van de stevige waardedaling die de euro in de eerste veertien maanden van zijn bestaan heeft ondergaan. “Ik denk echt dat we van de koers van de euro niet wakker hoeven te liggen. We hebben het evengoed ten dele aan die zwakke euro te danken dat we in een periode van hoogconjunctuur zitten. Vooral de Duitse economie profiteert van die zuurstof. Ik blijf de mening toegedaan dat de Duitse mark aan een overgewaardeerde koers de muntunie is binnengetreden,” zegt De Grauwe.

Paul De Grauwe staat bekend, evenals gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank, als een van de autoriteiten in het domein van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de euro. Zijn boek The Economics of Monetary Integration krijgt in april zijn vierde editie en behoort zelfs op de Amerikaanse topuniversiteiten tot het pakket verplichte lectuur over internationale monetaire economie. Bovendien zit De Grauwe als VLD-parlementslid ook op de voorzittersstoel van de senaatscommissie voor Financiën, een orgaan dat het reilen en zeilen van de EMU en euro van nabij volgt.

Paul De Grauwe toont zich over het algemeen tevreden met de gang van zaken tot nu toe. De Europese Centrale Bank (ECB) van president Wim Duisenberg deed het in de ogen van de Leuvense professor zeker niet slecht. De Grauwe ziet op dit moment twee grote gevaren: “Het eerste gevaar is dat in landen als Spanje, Portugal, Finland en Ierland de economie zal oververhitten. Als de inflatoire druk die zo ontstaat te lang aanhoudt, kunnen er loonstijgingen komen die de competitiviteit van die landen zullen aantasten. Omdat het monetaire beleid nu volledig op Europees niveau wordt gevoerd, kunnen die landen hun economie slechts afremmen door budgettair in te grijpen: ze verlagen de uitgaven of verhogen de belastingen. Het spreekt voor zich dat geen enkele regering zich geliefd maakt met zulke maatregelen.”

Wat erg opvalt in euroland is dat, vergeleken met de situatie van enkele jaren geleden, het verschil tussen de hardste groeiers en de rest van het peloton nu groter is. Paul De Grauwe: “Hoe paradoxaal het ook moge klinken, ik denk dat de convergentiebeweging vóór de start van de EMU daar veel mee te maken heeft. In landen die vroeger een relatief hoge inflatie hadden, was een van de gevolgen van de convergentie dat de langetermijnrente sterk daalde. Deze rentevoeten hebben een grote impact op de economische activiteit. Het is ook niet toevallig dat de boomers van dit moment hun langetermijnrente sterk hebben zien dalen. Een van de centrale vragen vandaag luidt dan ook hoe lang dat stimulerende effect nog zal blijven doorwerken”.

Is het dan niet onvermijdelijk in een monetaire unie dat er altijd gebieden zijn die sneller groeien dan andere? In de VS bijvoorbeeld loopt de economische evolutie van pakweg Californië, Texas en Illinois ook zelden parallel. De Grauwe: “De vergelijking met de VS is goed gekozen want daar zijn de mensen, prijzen en lonen veel flexibeler dan in de eurozone. Blijvende structurele werkloosheid zoals we die in bepaalde gebieden van de EMU zien, doet zich in de VS niet voor. Dat gebrek aan flexibiliteit en mobiliteit zal de vlotte werking van de Europese muntunie blijven hypothekeren. De ECB staat daar machteloos tegenover”.

Het tweede gevaar dat De Grauwe ontwaart, houdt verband met het eerste. De Grauwe: “De oververhitting en de mogelijke inflatoire ontsporing in Spanje, Portugal, Finland en Ierland kunnen problemen scheppen op de financiële markten in die landen. Vandaag zou zo’n negatieve evolutie vooral plaatselijk gevolgen hebben, maar bij verdere integratie van het Europese banksysteem verandert dat natuurlijk. Het zou de logica zelve zijn ook het toezicht op dat banksysteem toe te vertrouwen aan de ECB. Zover zijn we echter nog lang niet. Volgens een bekende wet in de politiek moeten er eerst ongelukken gebeuren voor er echt stappen worden gezet.”

Van ongelukken op financiële markten gesproken. Paul De Grauwe trekt uit de ervaringen met zulke internationale debacles in de jongste jaren een belangrijke conclusie: “Ik ben ervan overtuigd geraakt dat een centrale bank niet op haar eentje een belangrijke financiële crisis kan beheersen. Zo’n crisis heeft immers altijd gevolgen voor de budgettaire positie van het land in kwestie. Er moet altijd een regering bij worden betrokken, meestal in de persoon van de minister van Financiën. Ook die ontbreekt op Europees niveau. En ook hier zullen we nog veel geduld mogen oefenen voor de politieke bal aan het rollen gaat.”

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content