Niet voor filosofen?

Aandelen certificeren bij een Belgische stichting/administratie- kantoor: het kan zeer binnenkort.

Aandeelhouders kunnen duizend-en-een redenen hebben om onder elkaar afspraken te maken. Of om regelingen te treffen over wie het in de vennootschap voor het zeggen heeft, of het morgen moet hebben. Afspraken in het kader van erfopvolging, joint ventures, het vormen van controleparticipaties, het uittreden van aandeelhouders enzovoort.

Binnen de eigenlijke vennootschapsstructuur zijn de mogelijkheden om dergelijke afspraken te maken, vrij beperkt. Een aantal afspraken is wettelijk geregeld, sommige zijn gewoon niet mogelijk.

Vandaar dat in de praktijk gezocht wordt naar alternatieven. De oplossing bestaat erin een tussenniveau te creëren tussen de aandeelhouders en de vennootschap. Een tussenniveau waarop de gewenste afspraken worden gemaakt.

Een van de technieken om dergelijk tussenniveau te creëren, is het certificeren van de aandelen bij een afzonderlijke entiteit. Dit certificeren houdt in dat men de aandelen afgeeft aan het tussenniveau en dat men in ruil certificaten ontvangt. Certificaten die alleen nog maar recht geven op de inkomsten die uit de aandelen voortvloeien. De zeggenschapsrechten die aan de aandelen verbonden zijn (het recht om op de algemene vergadering te stemmen) behoren vanaf dan uitsluitend aan het tussenniveau. Met dien verstande dat in de certificaatsovereenkomst allerlei voorwaarden afgesproken kunnen worden over hoe dat tussenniveau bestuurd moet worden, hoe de stemrechten uitgeoefend moeten worden, onder welke voorwaarden men kan uittreden enzovoort.

Het “vehikel” dat best voor dit tussenniveau gebruikt wordt, ligt niet voor de hand. Het moet voldoende flexibele afspraken toelaten. En – last but not least – het moet voldoende stabiel zijn. Stel dat men als tussenniveau gebruikmaakt van een nv of een bvba. Uitgesloten is dat niet. Maar men ziet onmiddellijk het probleem: het tussenliggende niveau heeft dan weer op zijn beurt aandelen en aandeelhouders die krachtens de wet over onvervreemdbare rechten beschikken en die bijgevolg hun stempel kunnen drukken op de koers die het tussenniveau vaart.

NEDERLAND.

Vandaar dat men in de praktijk uitgekomen is bij de Nederlandse stichting/administratiekantoor. Zo’n stichting heeft geen leden, noch aandeelhouders. Zij is een rechtspersoon die door iemand in het leven wordt geroepen en die vanaf dan een eigen bestaan gaat leiden, alleen maar beheerst door de statuten van de stichting, en door de afspraken die in de certificeringsovereenkomst worden gemaakt.

De Belgische ondernemingswereld heeft de Nederlandse stichting in de voorbije jaren stilaan ontdekt. Naar verluidt hebben enkele honderden bedrijven er inmiddels gebruik van gemaakt. Temeer omdat het werken met zo’n Nederlandse stichting/administratiekantoor geen nadelige fiscale gevolgen heeft: de Belgische fiscus kijkt naar verluidt gewoon door het Nederlandse administratiekantoor heen, en doet alsof de certificaathouders de werkelijke aandeelhouders zijn.

Het werken met een Nederlandse stichting/administratiekantoor is dan ook in verschillende fiscale advieskantoren uitgegroeid tot de gangbare praktijk. Het werkt, en als men de spelregels volgt, heeft men er ook op fiscaal gebied blijkbaar geen problemen mee.

Wel zit men met de onhandige Nederlandse omweg. Om een Nederlandse stichting/administratiekantoor op te richten, moet men naar Nederland. Men moet er verschijnen voor een Nederlandse notaris. En om discussies te vermijden over de werkelijke vestigingsplaats van de stichting, moet de stichting ook vanuit Nederland worden bestuurd.

Vandaar dat al ongeveer tien jaar herhaalde pogingen ondernomen zijn om ook in België een specifiek wettelijk kader te ontwerpen voor de certificering van aandelen.

WET.

Die pogingen zijn nu met succes afgerond. De omweg via Nederland hoeft straks niet meer. Onlangs zijn immers twee initiatieven genomen om naar Nederlands voorbeeld het Belgisch administratiekantoor mogelijk te maken. Het eerste initiatief is de Wet van 15 juli 1998 waarbij uitdrukkelijke regels vastgelegd zijn voor de certificering van aandelen van Belgische nv’s en bvba’s. Regels volgens dewelke deze certificering naar Belgisch recht kan gebeuren. Niet dat dit voorheen niet kon. Maar dat moest dan gebeuren aan de hand van de algemene rechtsprincipes. Nu is er voor die twee vennootschapsvormen in een specifieke wettelijke regeling voorzien.

Het tweede initiatief is nog in volle voorbereiding. Het bestaat in een aanpassing van de meer dan zeventig jaar oude “vzw-wet”. Van die gelegenheid zal gebruik worden gemaakt om ook naar Belgisch recht de oprichting van private stichtingen mogelijk te maken. Een stichting die onder meer ook als Belgisch administratiekantoor zal kunnen fungeren bij het certificeren van aandelen.

FISCAAL.

In de Wet van 15 juli 1998 staat te lezen dat de Belgische certificering fiscaal volledig neutraal zal kunnen gebeuren. Dit wil zeggen dat men de certificaten op fiscaal gebied gewoon zal gelijkstellen met de onderliggende aandelen: men kijkt – net zoals bij de Nederlandse tegenhanger – door het administratiekantoor heen; anders gezegd, men beschouwt het als een transparante entiteit. De grote voorwaarde luidt, dat de inkomsten die het administratiekantoor ontvangt, in principe onmiddellijk en volledig (na aftrek van de kosten) doorgestort moeten worden naar de certificaathouders. Het werken met een Belgisch administratiekantoor zal dus ook geen nadelige fiscale gevolgen hebben (op de taks tot vergoeding van de successierechten na, waarover verder meer).

TOONDER.

Een niet onbelangrijk detail betreft het karakter van de certificaten. De wettelijke regeling inzake het certificeren van aandelen voorziet erin dat certificaten “op naam”, of aan “toonder” zullen kunnen zijn. Maar zij laat niet toe de kloof van “op naam” naar “aan toonder” te overbruggen. Aandelen die “op naam” zijn, kunnen dus niet ingeruild worden tegen certificaten “aan toonder”. Aangezien een Belgische bvba alleen aandelen “op naam” kan hebben, kunnen haar aandeelhouders dus ook nooit certificaten “aan toonder” ontvangen. Voor Belgische aandeelhouders die traditiegetrouw (om niet altijd even duidelijke redenen) een grote voorkeur blijken te hebben voor de anonimiteit, kan dit allicht als contra-indicatie worden aangevoeld.

TAKS.

Nadeel is alvast dat de private stichting zoals die in België op dit ogenblik geconcipieerd wordt, onderworpen zal zijn aan de zogenaamde “taks tot vergoeding van de successierechten” waaraan ook de vzw’s vandaag onderworpen zijn (althans voorzover zij een vermogen hebben dat hoger is dan 1 miljoen frank). De “taks tot vergoeding van de successierechten” bedraagt weliswaar slechts 0,17%. Maar zij is een jaarlijks weerkerende belasting, zodat zij in de loop der jaren fors kan oplopen, zeker bij onderworpen rechtspersonen die over een aanzienlijk vermogen beschikken.

Nederlandse stichtingen/administratiekantoren zijn, voorzover men kan zien, niet aan de Belgische “taks tot vergoeding van de successierechten” onderworpen. Wat maakt dat zij alleen daarom al in bepaalde gevallen een geldig alternatief blijven voor wie aandelen van Belgische ondernemingen wil onderbrengen in een administratiekantoor.

BURGERLIJK.

Er zijn trouwens nog andere alternatieven. De voordelen die gepaard gaan met het gebruik van een private stichting als administratiekantoor, kunnen – dixit de Leuvense professor Axel Haelterman op een onlangs gehouden studiedag over het administratiekantoor – op vrijwel identieke wijze verkregen worden, door het gebruik van een gewone burgerlijke vennootschap; een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid die werkt overeenkomstig de basisregels die in het Burgerlijk Wetboek te lezen staan. Zo’n burgerlijke vennootschap is ook niet aan de “taks tot vergoeding van de successierechten” onderworpen.

Keerzijde is dat de karakteristieken en de werking van een gewone burgerlijke vennootschap bij het grote publiek nauwelijks bekend zijn. Men heeft er zelfs in professionele kringen niet veel ervaring mee. Vandaar dat het gebruik van een burgerlijke vennootschap volgens Haelterman allicht eerder weggelegd zal zijn voor de filosofen onder ons; de mannen en vrouwen die niet aarzelen om diep na te denken over de toepasselijke rechtsprincipes en die er niet voor terugdeinzen om te graven in oude geschriften, en daar waar nodig aan interpretatie te doen. De pragmatische ondernemer heeft daarentegen meer behoefte aan een afgelijnde rechtsfiguur waarvan de spelregels voor iedereen duidelijk zijn. De private stichting komt aan die behoefte tegemoet. Een Belgische stichting als men er de “taks tot vergoeding van de successierechten” voor lief bij neemt; of een Nederlandse, als men er niet tegen opziet om geregeld zijn opwachting in Nederland te maken.

Jan Van Dyck is fiscalist.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content