Niet de dollar maar de renminbi is goedkoop

D e dollar is op een nieuw dieptepunt aanbeland. Dat de munt van de zwakste economie ter wereld verzwakt, is niet zo eigenaardig. Maar dat de munt van de sterkste economie ter wereld hetzelfde doet, is niet langer houdbaar.

2007 wordt het jaar van de records. Elke dag een nieuw dieptepunt voor de dollar, een nieuwe piek voor de olieprijzen, en een nieuw lengterecord voor de vorming van een Belgische regering. Het verschil tussen de drie is erg subtiel: alleen bij het laatste spelen de Chinezen geen rol …

Amerikaanse cijfers: nothing wrong with being smart? Als we een blik werpen op de macro-economische cijfers, dan lijkt Amerika in prima vorm. De groei buiten de huizenmarkt is sterk, de inflatie ex inflatie is erg laag, en de tewerkstellingscijfers inclusief de statistische jobs zijn erg sterk.

Ben ik iets te cynisch? Neem nu de jobmarkt, volgens sommige waarnemers het ultieme bewijs van de sterkte van de Amerikaanse economie (de kleine en tijdelijke probleempjes in de niet zo belangrijke vastgoedsector eventjes niet meegerekend). De jobcijfers in de VS zijn echter niet meer zoals vroeger een weerspiegeling van een enquête. Amerikaanse statistici vonden die werkmethode minder accuraat en pasten ze zwaar aan. Zo is er nu een correctie voor de geboorte en sterfte van bedrijven. Op het eerste gezicht is dat aanvaardbaar: als de economie herstelt, worden er bedrijven gecreëerd en die zijn nog niet opgenomen in de enquêtes. In de jaren negentig van de vorige eeuw waren de aanpassingen nog onbelangrijk en in 2001-2002 bedroegen ze minder dan 10 % van het totaal. Maar in 2003 werd de berekeningswijze opnieuw herzien en sindsdien ontplofte de bijdrage van dit geboortemodel: één derde van de jobcreatie in de periode 2003-2006 was toe te schrijven aan statistische bijvoegingen.

2007 zet voorlopig de kroon qua aanpassingen. Voortaan mogen we echt wel zeggen dat de jobcijfers worden gemanipuleerd: 76 % van de Amerikaanse jobgroei dit jaar is te danken aan puur statistische bijvoegingen.

Het begon met de manipulatie van de inflatiecijfers. Via deze ‘hedonistische’ aanpassingen werden kwaliteitsverbeteringen (de snelheid van een pc, de veiligheid van een auto, …) omgevormd tot prijsverlagingen. Later werd de bijdrage van technologie in de economische groei opgeblazen, waardoor de Amerikaanse groei en productiviteit grotesk werden overschat, vooral vergeleken met Europa. En nu zijn er dus ook de jobcijfers. Morgen zullen de Amerikanen misschien ook de spaarquote herzien, waardoor het aankopen van een wagen als sparen wordt verrekend! (Grapje: ook die manipulatie werd recent doorgevoerd om de spaarquote boven water te brengen.) De boekhouding van Lernout & Hauspie is een voorbeeld van voorzichtigheid en orthodoxie vergeleken met de huidige Amerikaanse macrocijfers.

Big Mac- en iPod-indexen zijn verdeeld. Als je de munt zou zien als het aandeel van een land, dan is de Amerikaanse dollar niet echt een aandeel voor de goede huisvader. Op lange termijn moet de wisselkoers de koopkracht weerspiegelen. Koopkrachtvergelijkingen tussen landen hebben evenwel een foutenmarge die zelfs niet in een A380-Airbus past. Daarom gebruiken economen dikwijls simpele vergelijkingen, zoals de Big Mac-index.

Dit universele product zou je overal voor dezelfde dollarprijs moeten kunnen kopen. De index zou op die manier een goede indicatie zijn van de over- of onderwaardering van een munt. Maar het ultieme symbool van slechte smaak en van de Amerikaanse consumptieobesitas kan natuurlijk geen goede universele norm zijn. De verschillen hebben dikwijls te maken met btw en andere taksen, en met loonkosten in deze lagere diensteneconomie. De Big Mac-index is dus complete nonsens als muntindicator en afgezaagd als economisch newsitem.

Waarschijnlijk werd daarom recent de iPod-index gelanceerd. De twee samen geven tegenstrijdige signalen (zie grafiek). De Chinese munt is bijvoorbeeld 45 % ondergewaardeerd volgens de hamburgers, maar 20 % overgewaardeerd volgens de mp3’s (vreemd dat niemand massaal iPods uit Hongkong invoert). In euroland zijn er zelfs twee prijzen voor iPods (Nederland, Duitsland en Italië genieten lagere prijzen dan België en Frankrijk) (1). Big Mac lijkt in India goedkoop, maar je vindt er alleen een Maharaja Mac op basis van kip. De Indiase iPods hebben dan weer net een gouden randje…

China zal kiezen voor sterkere munt. BigMac- en iPod-in- dexen horen dus thuis bij de economische nonsens. De zwakte van de dollar is echter wél serieus, en zeker nog niet ten einde. Een verhouding 1,50 is een kwestie van tijd. Voor euroland is hét probleem echter dat die verzwakking ook de Chinese renminbi ongemerkt (?) 30 % extra kostencompetitiviteit heeft gegeven ten nadele van Europa. China is echter afhankelijk van grondstoffen en kwetsbaar voor prijsstijgingen van voedsel, olie en allerlei ertsen.

Een zwakke economie wil een zwakke munt. Een sterke economie kiest of krijgt een sterke munt. Roepen om een sterkere Chinese munt is niet nodig. Ze zullen er weldra zelf voor kiezen. (T)

DE AUTEUR IS HOOFDECONOOM VAN PETERCAM VERMOGENSBEHEER.

REACTIES: visienoels@trends.be

(1) PAS OP BIJ POGINGEN TOT ARBITRAGE: DE DOUANE PIKT EEN GRAANTJE MEE BIJ HET INVOEREN VAN AMERIKAANSE IPODS. EN VERSE BIG MACS IMPORTEREN GEEFT DAN WEER ENKELE ANDERE, TYPISCHE ONGEMAKKEN.

Geert Noels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content