NIET ALLEEN HISTORICUS

Observator, commentator en actor

De nogal vage titel “Achter de maskerade” kan een viertal verschillende boeken aanduiden. Manu Ruys kan er een aantal van zijn scherpzinnige en scherpe commentaren als journalist onderbrengen, en hij doet dat ook. Of hij heeft hier zijn memoires geschreven als bijzonder goed geplaatst observator en voorbijgaand ook als actor van het gebeuren in België, met een belangrijke uitloper naar Zaïre en met de nodige portretten. Dit is dus ook een hedendaagse geschiedenis van België, zij het in essay-vorm. Maar het illustreert allemaal wat het boek in feite en in de eerste plaats is, namelijk een verhandeling over macht (in de ondertitel vervolledigd met schijnmacht en onmacht).

Ruys is in het gezelschap van velen in de wereld die het verschijnsel macht op een ontmaskerende manier aanpakken. Nog eens samengevat : de grote beslissingen die de mensheid aangaan, zijn politiek ; politiek gaat om macht, uitgeoefend door een minderheid die in een soort samenspel (uitgeoefend langs de raakvlakken) macht wil verwerven en vooral behouden als een autoritair consortium een term die de voorkeur van Ruys geniet boven het meer gebruikte en meer voor de hand liggende machtselite.

PACIFICATIE.

Deze benadering komt telkens opnieuw te voorschijn, en allicht het duidelijkst in zijn behandeling van hetgeen hij conflictbestrijding noemt, namelijk geslaagde pacificaties. De machtselite oefent de macht uit door in de samenleving voorhanden tegenstellingen of conflicten te beslechten of op te vangen, te bevoogden, en verwerft via deze bezigheid haar voortbestaan en ook haar bestaansrecht of minstens een alibi.

Die werking vanuit het pacificatiemodel wordt door Ruys beschreven doorheen de overbekende crisissen van het naoorlogse België. Uit deze benadering volgt ook de keuze van de actors of althans van hun rang. Uiteraard neemt het staatshoofd, de monarch, dan de eerste plaats in aan de top van het pacificatiemodel.

De ondertitel zelf zegt het : naast de macht zijn er de schijnmacht en de onmacht. Die botsen, zo schrijft Ruys. Al is de karakterisering zeker niet meer toepasselijk op het significatieve incident over het klooster van Opgrimbie. Ik citeer Ruys : “De ‘wens’ was sterker gebleken dan wetten en reglementen. Het Hof had geen macht uitgeoefend, maar de overheid die wél macht had kunnen uitoefenen om de bouw te verbieden had daaraan verzaakt.”

SCHIJNMACHT.

Botsen of niet, de vraag blijft gesteld : hoe gedragen de machtelozen (dit is juister dan onmachtigen) zich tegenover de machtsuitoefening ? En is het antwoord hierop : door de beoefening van de schijnmacht ? Ook voor het antwoord op deze vraag is Manu Ruys een bevoorrecht getuige. De machtelozen zitten in zijn onmiddellijke omgeving ; met de schijnmachtigen onder hen op verschillende terreinen (het minst op eigenlijk economisch terrein) heeft hij al zijn hele leven te maken. Zij vinden elkaar in de Vlaamse meerderheid in deze kleine krimpende ruimte en wat is de Vlaamse emancipatie, die Ruys toegedaan is, anders dan het beëindigen van deze ongelijke machtsverdeling en -toewijzing ? Een einde dat in een eeuw met overheersende democratische ideologie bijna vanzelf zou moeten gebeuren.

Deze meerderheid miste macht en misleidde zichzelf in schijnmacht, maar zij was de enige in deze ruimte die in het bezit was van een eigenheid, een identiteit. Op zijn zwerftochten kan Ruys niet anders dan de exponenten van deze schijnmacht in verschillende gedaanten te ontmoeten ; bijvoorbeeld ook als grand commis de l’état, onopgemerkt zelfs, nadat ze in de adel zijn verheven.

EUFORIE.

Een samenvattend beeld, men zou bijna zeggen een afrekening met het geheel van de Vlaamse bovenlaag, is in dit boek echter niet aan te treffen. Toch ligt bij haar de uiteindelijke sleutel van deze twintigste-eeuwse geschiedenis, meer dan bij de macht van de machthebbers. Deze term was reeds gangbaar in mijn jeugd in de jaren twintig ; wij wisten toen al dat die macht uiteindelijk gesteund was op buitenlandse, namelijk op Franse. Dit is opnieuw op gepaste wijze aan te treffen op enkele plaatsen bij Ruys.

Zijn slotwoord is algemener dan communautair, en veeleer somberder. “België zal niet barsten in een verscheurend conflict, maar vermoedelijk verdrogen tot een broze structuur die nog een tijdlang kunstmatig in stand gehouden wordt door enkele symbolen.” Dit is dus de implosie, maar dan vanzelf. Het perspectief ontslaat bijna van verdere inspanningen en wekt bij velen in toenemende mate, zij het niet bij Ruys, een soort euforie à rebours op. Het demasqué van de macht is niet te scheiden van het demasqué van de onmacht.

MENTOR.

Toen Manu Ruys het hoofdredacteurschap van De Standaard neerlegde, heb ik op deze plaats geschreven dat men zich geen zorgen moest maken over zijn opvolging. De plaats was namelijk afgeschaft met zijn heengaan. Dit was niet alleen de plaats van hoofdredacteur, van observator of commentator, maar ook deze van mentor van de Vlaamse en Belgische ontwikkeling, soms zelfs voorbijgaand van actor. Als historicus is hij dit alles gebleven ; toch wist hij te ontkomen aan het gevaar de geschiedenis te schrijven als een prophète à rebours, een omgekeerde profeet.

LODE CLAES

Lode Claes is voorzitter van de redactie-adviesraad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content